Roddelen

20 juni 2017


Beste Leike,

Oei, wat herkenbaar. Die neiging om op van alles commentaar te leveren. In het verkeer, maar bijvoorbeeld ook op de radio of TV. Ik kan bijvoorbeeld vrij dodelijk het accent van Connie Keessen, correspondent in Griekenland, nadoen. En ik kan interviewers ook uitstekend verbeteren in de vragen die ze stellen; ik weet vaak betere vragen te bedenken dat wat dan ik hen hoor doen. Of politici helpen in debatten: wat een beter argument of een betere reactie zou zijn.
Het is misschien wat zelfingenomen, maar volgens mij helemaal niet schadelijk. Ik vind het leuk om te doen, ik scherp er soms mijn eigen gedachten mee aan en niemand heeft er last van. Het is een soort twitteren zonder op send te drukken. Iets tussen denken en hardop zeggen in.

Jij maakt het onderscheid tussen commentaar- en betekenisgeven. Het eerste is iets roepen vanaf de tribune, het tweede is het reduceren van onzekerheid en duidelijkheid creëren. Het eerste vrijblijvend, het tweede opbouwend. Mooi onderscheid. Maar hoe zit dat nu met roddelen, is dat ook een soort commentaar vanaf de zijlijn? Of is het betekeniscreërend?
Roddelen heeft een heel ongunstige klank. Het is al gauw kwaadspreken en volgens Wikipedia in zijn zuiverste vorm zelfs een misdaad in ons Wetboek van Strafrecht.
Waar je op Twitter nog kwaadspreekt in het openbaar, doe je roddelen in het geniep; de beroddelde weet niet wat er gezegd wordt, heeft er geen invloed op. Dat klinkt als achterbaks en oneerlijk. Hoe vaak horen we niet het voornemen in organisaties om voortaan mèt elkaar en niet meer óver elkaar te zullen praten?
Toch praten mensen op hun werk de hele dag door wel over anderen waar ze niet bij zijn. Over wat ze leuk maakt of juist onaangenaam, over wat ze beter en minder goed kunnen. En soms slaan we vrolijk aan het psychologiseren. We leggen elkaar uit waarom Kees zo onzeker doet of hoe het komt dat Hilda zo hard werkt. Daarmee toetsen we onze eigen ideeën bij die van anderen, reduceren we onze onzekerheid daarover en creëren we meer duidelijkheid. Als leidinggevende helpt ons dat het functioneringsgesprek voor te bereiden, als medewerker leer je de gebruiksaanwijzingen van je collega’s en als projectleider vorm je je idee over wie je waarvoor vraagt. Heel nuttig ook dat roddelen.

Het probleem van dat roddelen is eigenlijk vooral dat het achter je rug om gebeurd, dat je er geen enkele controle over hebt. Daardoor kunnen verhalen een eigen leven gaan leiden en kun je met de effecten geconfronteerd worden zonder dat je snapt waar dat vandaan komt.
Daarom vind ik roddelen in intervisie altijd zo mooi. Je maakt een situatie waarin er over iemand geroddeld wordt die er deze keer bij zit. Die precies kan horen wat anderen over hem zeggen alsof hij er niet bij is. Een soort feedback via de losse band. De beroddelde zit met zijn rug naar de anderen zodat er ook geen non-verbale communicatie plaatsvindt en de anderen geven zo goed en eerlijk mogelijk betekenis aan het gedrag van de beroddelde. De hele setting maakt dat ‘de anderen’ ongeremder spreken dan wanneer het rechtstreeks zou gaan. Dat geeft meer informatie. Vaak heel zinvol. De berodddelde komt zo heel veel te weten.
Ook zo mooi is het circulaire interview zoals dat in de systeemtherapie is ontwikkeld. Je vraagt niet rechtstreeks aan iemand waarom hij iets doet of wat hem beweegt, maar je vraagt in aanwezigheid van alle betrokkenen dingen als “Kees, voor wie denk jij dat Hilda zo hard werkt?”. Hoe informatief voor Hilda om te horen welke betekenis anderen geven aan haar gedrag (ook al denkt ze zelf dat ze misschien heel andere motieven heeft).
Het mooie van dit soort vormen is dat ze dus ook niet gericht zijn op beledigen, bashen en beschuldigen, maar op elkaar helpen om betere chocola van de wereld te maken.
Over anderen praten lijkt me dus heel zinvol. Het gaat erom te weten wanneer je op send drukt, lijkt me.

Groet, Jaap

Reageer

Organisatievragen