Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Het verwaarloosde gave vaasje

6 juli 2024


Beste Leike,

Je spreekt in je laatste briefblog in je zorgen over de organisatie van ons land, onze democratie, over het belang van een ondergrens. De twee dagen na je blog zagen we hoe terecht je zorg was en hoeveel lager de ondergrens inmiddels is geworden door de toon en inhoud in het Kamerdebat. De ondergrens Schoof verder omlaag.

Vijf jaar geleden maakte je al een briefblog aan mij (Het kan stuk hoor!) waarin je zei dat het systeem ook kapot kan. Dat de manier waarop we ons land organiseren kwetsbaarder is dan het lijkt. Niet veel later kwam Rutte met zijn verhaal over Nederland als een vaasje; hij deelde toen blijkbaar jouw visie dat ook de democratie kwetsbaar is en vraagt om bescherming.

Over hoe fragiel een systeem kan zijn dat zich onkwetsbaar acht, moest ik terugdenken aan een les die ik bij Sioo ooit kreeg van Cees Lescuere. Cees was organisatiesocioloog aan de Erasmus Universiteit die gepromoveerd was op het failliet van de papierfabriek Van Gelder. Die fabriek hoorde ooit bij Nederlands trots: een groot bedrijf met een internationale reputatie, jarenlang stabiel en winstgevend. Papier zouden we altijd nodig blijven hebben: een bedrijf voor de eeuwigheid.

En toch ging dat bedrijf failliet. Cees onderzocht heel precies hoe dat zo was gekomen, waar de eerste signalen vandaan kwamen dat het niet goed ging en hoe daarop gereageerd werd.

Die trots en reputatie, de buitengewoon goede financiële staat, leidden tot een bestuur en management met een groot zelfvertrouwen. Een zelfvertrouwen dat ertoe leidde dat geluiden over risico’s en mislukkingen, niet veel indruk maakten. Het vertrouwen op de eigen kracht zou de krasjes wel oplossen. Die geluiden bleken uit alle hoeken van het bedrijf te komen, van lokale managers, van de Ondernemingsraad, in werkoverleggen, tot aan de bestuurskamer toe. Maar de illusie van onaantastbaarheid hield de oren dicht en de ogen gesloten.

Tot het te laat was om in te grijpen en de zaak in een onvermijdelijke vrije val terechtkwam.

 

Hoe robuust zijn die systemen nu eigenlijk?

 

In 2008 schreven we in Onveranderbaarheid over de robuustheid en taaiheid van organisaties. Over hoe moeilijk het is een systeem te veranderen dat immers is ingericht op routine, herhaling en het voorkomen van verstoring. Dat maakt organisaties robuust en moeilijk te veranderen. Je stuit dan op krachtige beschermingsmechanismen.

Weet je nog dat we -tegen de tijdgeest in- voorspelden dat Obama, die toen net gekozen werd, helemaal niet zoveel zou kunnen veranderen? Ondanks zijn “Yes, we can” en de Nobelprijs voor de vrede bij zijn verkiezing en het optimisme van velen?

Later vroeg ik me af hoe het kon dat Trump wèl zo veel kon veranderen. Ik denk dat dat is omdat constructief veranderen zo taai verloopt omdat het de zaak wil verbeteren, wil doorbouwen op het verleden, respectvol wil omgaan met verworvenheden. Terwijl voor destructie geen grenzen gelden, ook geen ondergrenzen. Trump was vooral succesvol veranderaar omdat hij van alles afschafte, kapotmaakte. Uit het akkoord van Parijs stappen is zo gedaan. Het ter hand nemen van datzelfde akkoord is daarentegen hartstikke moeilijk. Een muur slopen was in Berlijn in een etmaal gedaan, een muur bouwen op de grens van Mexico is Trump niet gelukt.

Laten we dus oppassen voor de slopers en attent zijn op de geluiden waar verdere aantastingen van het systeem plaatsvindt. Dat gaat razendsnel. Een gaaf land is sneller naar de knoppen dan we denken.

Groet,  Jaap

Democratische ondergrenzen

3 juli 2024


Beste Jaap,

 

Deze week stond onze nieuwe regering op het bordes. Ik ben benieuwd hoe ze het ervan afbrengen en hoe het zal werken, zo’n extraparlementair kabinet waar weinig extraparlementair aan is. Natuurlijk moeten ze gewoon de kans krijgen om te laten zien wat ze kunnen. Dat is hoe onze democratie werkt, en die democratie kan regeringen van verschillende kleur en gezindten aan. Daarop is het democratisch stelsel gebouwd. Politieke verschuivingen horen erbij. Ook ik ben gewend dat er regeringen komen die niet direct mijn kleur zijn, zo werkt het en dat komt meestal goed. Maar het is voor het eerst dat ik me serieus afvraag of ons democratisch stelsel dit aankan.

 

Hoe verschillend de politieke kleur ook, er was altijd een uitgangspunt dat een diversiteit aan regeringen deelde: de verantwoordelijkheid voor de hele maatschappij. Je politieke kleur won, maar je bent een regering voor het hele land dus ook voor de mensen die je niet gekozen hebben. En de aanpak van vraagstukken kun je andere accenten geven, maar je doet niet of het geen vraagstukken zijn. Dat lijkt nu definitief anders. Er zijn mensen in deze regering die afstand nemen van een deel van onze wereld. Of het nou gaat om vluchtelingen, nieuwe Nederlanders of niet-gemiddelde leefwijzen, de boodschap lijkt dat die in de wereld van deze regering niet mogen bestaan. Klimaat- of stikstofproblemen, het verdwijnen van soorten, earth overshoot day, dat lijkt voor deze regering een werkelijkheid uit een andere wereld. Deze regering lijkt te (gaan) bepalen wie en wat onderdeel is van de wereld die zij regeren.

 

Bruno Latour schreef het boek Down to Earth Politics in the New Climatic Regime. Daarin beschrijft hij hoe er als antwoord op de grotere klimaatproblemen van deze tijd een ‘out of this world’—beweging gaande is: mensen die besluiten dat de problemen waar we mee te maken hebben, nadrukkelijk geen onderdeel zijn van de wereld die zij bewonen. Hij illustreert het aan de hand van Trump die na zijn verkiezing het klimaatverdrag van Parijs opzegde. Alsof je wereldvraagstukken uit je werkelijkheid kunt gummen.

 

Was dat het nog maar, maar het gebeurt met een soort leedvermaak over de verliezers: sliep uit, wij zijn aan de macht, we zullen jullie leren, sukkels! Neem nou de 130 kilometer-maatregel: die dient toch geen ander doel dan je gram halen?

Ik heb nog nooit gezien dat verkregen politieke macht gebruikt wordt om je te verkneukelen over wat je de verliezers nu aan kunt doen. Ik luisterde naar een podcast over (de jonge) Churchill en een van de dingen die hij consequent deed, was zijn verliezers betitelen als goede tegenstanders, mensen waar je ook bewondering voor moet hebben. Wat een verschil met wat er nu gebeurt (waarbij het overigens niet helpt dat de oppositie een debatstijl hanteert die dat nog eens aanwakkert).

 

Ik leerde van Marijke Spanjersberg dat systemen een ondergrens nodig hebben. Een ondergrens bevat de spelregels die bepalen wat we met elkaar nog OK vinden. Ondergrenzen geven houvast voor wat je (nog) acceptabel vindt met elkaar. Ik denk dat dat vooral is waar ik me zorgen over maak. Dat ze armpje drukken, in het debat vliegen afvangen, elkaar de maat nemen, keuzes vanuit eigen politieke kleur maken, helemaal prima. Dat kunnen we hebben met elkaar. Maar als democratische ondergrenzen met voeten worden getreden, als de ‘dit vinden we nog OK’-grens steeds opnieuw wordt opgerekt, dan krijg ik wel buikpijn. Dat is geen politieke verschuiving, maar een politieke breuk. Dat gaat niet meer over de politieke dynamiek binnen ons democratische systeem, maar over het systeem zelf. Ik hoop van ganser harte dat we een regering hebben die ook dat systeem zelf bewaakt. Maar ik hou er mijn hart voor vast.

 

Groet, Leike

 

 

 

 

Preppers

17 juni 2024


Beste Leike,

‘Saamhorigheid’ was de titel en ook de inhoud van een van je vorige mooie briefbloggen aan mij.

Je schreef over de sfeer die ontstaat als opeens de trein op een mooie zonnige dag stilstaat en dat een paar uur volhoudt. Ik zag het voor me. 

Maar dat woord ‘saamhorigheid’ raakt me ook. Dat bleef deze weken bij me hangen. Het roept een verlangen op, een beetje nostalgisch zelfs, een verlangen naar iets dat we kwijt aan het raken zijn, iets weemoedigs.

Ik vroeg me af waar dat in zit en keek eerst maar eens naar het woord zelf. Er zit natuurlijk ‘samen’ in; dat raakt aan ons verlangen niet alleen te zijn of te staan, de waarde van een relatie met anderen. Maar ook ‘horen’, afgeleid van erbij horen, van verbinding. Als synoniemen worden solidariteit, verbondenheid en eendrachtigheid genoemd.

Saamhorigheid verwijst naar iets dat naar de achtergrond is verschoven in ons verlangen naar vrijheid, autonomie, identiteit en zelfredzaamheid. Zodanig naar de achtergrond dat het nu bijna als heimwee voelt als ik erbij stilsta. Alsof we er -ongemerkt- in onze drang naar individualisering afscheid van hebben genomen. Want hoe minder je elkaar nodig hebt, hoe vrijer je bent, hoe gelukkiger je bent. En daar lijkt het om te draaien.

Je hoeft geen Einstein te zijn om te zien dat we daarin zijn doorgeslagen. Dat we in ons verlangen naar onafhankelijkheid in isolementen terecht zijn gekomen. Dat al die onafhankelijke, autonome zelfredzaamheid ertoe leidt dat we allemaal ‘preppers’ lijken te worden: we maken onszelf gereed om individueel te overleven. De anderen zoeken het maar uit.

Maar dan ‘saamhorigheid’, het idee dat je er samen voor staat. Dat is toch wel heel aantrekkelijk! We schrijven nu samen een boek over Wederopbouw, en ik denk dat saamhorigheid daar wel echt bij hoort. Het vermogen ergens samen voor te staan, samen waarde aan te ontlenen of aan toevoegen, de bereidheid jezelf ook ondergeschikt te maken aan iets groters, de durf jezelf afhankelijk te maken van anderen. Wat zou het heerlijk zijn als we zouden leren dat autonomie niet kan zonder ook afhankelijk te zijn, dat individueel niet zonder sociaal kan, dat het een teken van kracht kan zijn om je te schikken, dat liefde en solidariteit ons vaak meer opleveren dan concurrentie en competitie. Dat we elkaar toebehoren.

Saamhorigheid, ik vind het een aantrekkelijk perspectief voor in de Wederopbouw.

Groet, Jaap

 

Welbesteed geld

11 juni 2024


Beste Jaap,

 

Ik kijk al een tijdje met verbazing naar hoe de vier coalitiepartners in talkshows en persconferenties ‘hun’ programakkoord (of coalitieakkoord) verdedigt. De laatste die ik zag, ging over de BTW-verhoging. Aan tafel: NSC, VVD en BBB. Voor geen van hen had het gehoeven, het was niet hun idee.

Dit is niet alleen een historisch akkoord (volgens hen), maar ook een hilarisch akkoord (volgens mij). Dit wordt toch onwerkbaar?

 

Goed, coalitie vormen is water bij de wijn doen, maar je distantiëren van keuzes die gemaakt zijn, dat is next level. Het geeft de indruk dat geen van de coalitiepartijen met skin in the game in de Kamer zit. Als dat zo is, dan mag ieder van hen blijkbaar op willekeurige momenten afstand nemen van alles waarvan zij zeggen ‘dat het voor hen niet had gehoeven’. Feitelijk is er geen akkoord, maar een lijstje onderwerpen dat in de Kamer tot een akkoord moet komen. Alles mag dan in de Kamer opnieuw in onderhandeling. Nou is dat misschien nog niet zo erg. Kwestie van je realiseren dat er steeds voor elk onderwerp een politiek meerderheid moet worden gevonden.

 

De ministersploeg schijnt rond te zijn. Stel je het zakenkabinet voor dat er straks zit. Zij moeten uitvoering geven aan dat ‘akkoord’. Fijne opdracht heb je dan. Van veel onderwerpen is niet duidelijk of dat wel echt kan, mag of betaalbaar is. Het zijn dus eerder wensen dan plannen. Als kabinet acteer je tussen de dromen uit het akkoord en de echte wereld, waarin wetten en praktische bezwaren in de weg staan. Als kabinet werk je in een wereld waar luchtfietsen niet aan de orde is. Dus ik ben bang dat ze steeds met de pet in de hand naar hun opdrachtgever terug moeten met dat wat er was opgeschreven niet echt haalbaar is.

 

Tja, en heb je dan nog een fijne opdrachtgever, dan kom je er wel uit. Maar als kabinet heb je de opdracht aangenomen van een opdrachtgever die het onderling niet eens is. Je kunt het dus nooit goed doen. In ons vak weten we dat je altijd goed moet contracteren als je ergens instapt. Helderheid tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is van groot belang om een opdracht tot een goed einde te brengen. Het vermogen om als iets niet lukt, goed te kijken hoe je bij kunt sturen. Steeds opnieuw hercontracteren naar gelang een vraagstuk zich ontwikkelt. Zie je het voor je, met deze vier partijen?

 

Ik weet dat de hoeveelheid ingehuurde externen van deze vier partijen minder moet. Toch stel ik voor dat de lijsttrekkers van de coalitie bij aanvang van de regering starten met een tweedaagse cursus waarin goed opdrachtgeverschap, skin in the game, het verschil tussen wenselijke en werkelijke wereld en werken vanuit realiteitsbesef de onderwerpen zijn. Het lijkt me welbesteedgeld.

 

Groet, Leike

 

 

 

Saamhorigheid

6 juni 2024


Beste Jaap,

Gisteren zat ik in de trein toen de NS te maken kreeg met een enorme systeemstoring. Daar stonden we dan. Op een klein stationnetje. Niet ’s morgens in de vroegte, maar in de middag, en geen ‘hakke hakke puf puf, weg zijn wij’. Dat werd best gezellig: de zon scheen, we wisselden verhalen uit, zochten voor mensen met haast of je auto’s zou kunnen huren en of dat nut had met een file op de A12. Vaders en partners werden gebeld of ze redder in nood wilden zijn. Degenen zonder redder bleven berustend of ijsberend, praatjes makend, beetje werkend, wachten. Jij schreef op Linkedin dat ik onderdeel was van de saamhorigheid die ontstaat bij rampen, daarmee verwijzend naar het boek van Rebecca Solnit: ‘A paradise built in hell’. In dat boek beschrijft zij hoeveel zelforganiserende gemeenschapskracht en vermogen tot samenwerking er ontstaat als er een ramp gebeurt. Nou was dit niet echt een ramp: even moeten wachten in het zonnetje en daarbij de beschikking hebben over een mandarijntje kun je geen ramp noemen. Maar de saamhorigheid zag je wel meteen ontstaan. We worden aardig naar elkaar, kijken of iemand iets nodig heeft, geven elkaar de laatste stand van zaken door. We hebben – giechelend, want afluisteren – begrip voor de machinist die vergeet zijn microfoon uit te zetten terwijl hij naar huis belt en duidelijk zijn frustratie en ongenoegen laat blijken.

 

Zojuist ging ik stemmen. Het was nog vroeg, dus nog niet druk. Mensen die elkaar kruisen bij het naar binnen en buiten gaan, knikken elkaar even toe. In het stemlokaal vijf vrijwilligers die dat toch maar doen, zo’n hele dag op stemmers wachten. Terugwandelend komen anderen met hun stembiljet in de hand op je af. Ook dat levert even een knikje op. We wandelen hier vanwege hetzelfde burgertaakje en erkennen elkaar daar blijmoedig in. Ook zo’n gebeurtenis als stemmen levert een soort saamhorigheid op. Iets verbindt ons, iets dat we toch maar even doen met elkaar.

 

Saamhorigheid ligt blijkbaar vrij makkelijk onder de oppervlakte en is er als het nodig is. We hebben geen oranje kleren of gewonnen kampioenschappen nodig om saamhorigheid te voelen. We hebben dus ook geen echte ramp nodig om het te ervaren, gelukkig.

Maar wanneer mobiliseren we saamhorigheid? Het gaat goed in ons land, zo goed dat de meesten van ons die saamhorigheid niet nodig hebben. Het gaat zo goed dat we crises, aankomende rampen, nog even denken buiten te kunnen sluiten. Tegen alle alarmbellen in kunnen we doen of dat niet onze wereld is. Saamhorigheid is dan ook niet nodig.

 

Wat ik hiervoor schreef, is natuurlijk niet waar. Er zijn heel veel mensen die onze saamhorigheid nodig hebben, en datzelfde geldt voor de aarde. Ik denk dat saamhorigheid moet concurreren met de diep doorgeïndividualiseerde maatschappij, waar we allemaal voor onszelf keuzes maken. Ik denk (en weet) dat als de NS-situatie zich in een koude najaarsspits had voorgedaan, het er echt minder saamhorig aan toegegaan was, want je wilt dan natuurlijk in de massa wel zelf degene zijn die een zitplaats bemachtigd in die ene trein die wel rijdt. Geen echte ramp, en te weinig reden om saamhorig te zijn. We vergeten dan even dat we als sociale dieren op elkaar zijn aangewezen en dat juist samenwerken en samenleven ons tot bloei brengt.

Zou het zo kunnen zijn dat saamhorigheid in een beetje ongemakkelijke situaties – de trein doet het niet op een zonnige middag – en heel erge situaties – rampen die je niemand gunt – makkelijk aangesproken wordt, maar dat dat voor vraagstukken ertussenin heel veel moeilijker is? Dat dan individuele motieven voorrang krijgen? Want als dat zo is, kunnen we kiezen: laten we het erop aankomen voordat we solidaire saamhorigheid voorrang geven, of zullen we kiezen voor saamhorigheid in een iets zonniger context?

 

Groet, Leike

De letter en de geest.

1 mei 2024


Beste Leike,

Deelde jij ook mee in de verontwaardiging over die multinational OCI die onlangs 2,7 miljard aan de belasting onttrok door de winst met twee besluiten in de aandeelhoudersvergadering om te toveren in kapitaal? Dat blijkt geheel binnen de (letter van de) wet te kunnen.

We kennen het onderscheid tussen de letter en de geest van de wet. De eerste is een juridische grens, de tweede een morele. Bij de geest van de wet gaat het niet alleen om de precieze formulering van de wet, je kijkt ook naar wat de wetgever heeft bedoeld. Je bent daardoor loyaal aan wat het democratische systeem beoogde. Fatsoen werd dat vroeger wel genoemd.

Het is duidelijk dat de multinational iets deed wat de wetgever nooit bedoeld heeft. Maar ze komen ermee weg omdat het binnen de letter van de wet mogelijk is. Onfatsoenlijk is daarom een passende kwalificatie.

Ons kabinet maakt het echter nog veel bonter. Dat zoekt wegen die niet alleen flagrant in strijd zijn met de geest van de wet, maar die zelfs de letter van de wet niet serieus nemen.

Ik las in de krant hoe het kabinet heeft gesjoemeld met de stikstofvergunning van Schiphol.

“Geitenpaadjes zoeken” heet dat in actueel Haags jargon. Terwijl ook de eigen, deskundige ambtenaren zeggen dat de rechter het terug zal fluiten, heeft men, alleen al om tijd te rekken, alleen voor Schiphol een geheel nieuwe interpretatie van de wet bedacht. Het kabinet zoekt niet alleen binnen de wet naar de eigen ruimte, maar overschrijdt welbewust de grenzen om tijd te winnen of kiezers te paaien.

Dat is niet voor het eerst. Eerder werd het al gedaan met de nareizende familieleden van asielzoekers. En ik begrijp dat nu in de formatie wordt gesproken over het uitroepen van een asielcrisis omdat dat de mogelijkheden verruimd om de wet opzij te zetten. Volgens deskundigen ook op juridisch veel te dun ijs.

Dit is geen incident meer, of een gelegenheid, maar een patroon. Kneden van de wet omdat je dat politiek goed uitkomt. Kneden, nee overtreden.

Nu kun je zeggen: dat zal de rechter straks vanzelf corrigeren en dan zullen ze zich wel schamen voor hun opportunisme. Maar dit is schaamte voorbij. Schaamteloosheid als het nieuwe normaal.

Wat verwachten we van de burger als ze zien dat het niet alleen geoorloofd is, om de wet te zien als een praktisch obstakel, een onbedoelde onhandigheid en daarmee wegkomen? Wat doet het met vertrouwen in de overheid als onze regering geen enkele poging doet een moreel baken te zijn? Een vertrouwen dat toch al is aangetast door toeslagenaffaires en Groningse bevingen? Een onbetrouwbare overheid ondermijnt het onderling vertrouwen in niet alleen het vertrouwen in de overheid, maar ook in de samenleving als geheel. De boeren smeden inmiddels hun opstanden omdat Schiphol iets mag dat zij niet mogen.

Als de staat voorleeft dat de wet iets is dat je welbewust kunt overtreden legitimeer je dat eigenbelang voorgaat op de wet. Alsof de wet een praktisch dingetje is, een te omzeilen obstakel, een onbedoelde complicatie.

André Wierdsma zei ooit dat het enige topdownbeleid dat aantoonbaar werkt voorbeeldgedrag is. Hij dacht waarschijnlijk aan het goede voorbeeld geven, maar het werkt ook bij het verkeerde voorbeeld.

Deze regering ontdoet de wet van zijn morele functie en kleedt het uit tot een te nemen horde. Krijgen we de geest van de wet nog in de fles?

Groet, Jaap

 

Reality TV

3 februari 2024


Beste Leike,

Gisteren kwam het rapport Van Rijn uit over de werkomstandigheden bij de NPO. Ik vind het rapport – “Over zoekgeraakte verantwoordelijkheid”, zoals de ondertitel luidt –  best knap. Je leest hoezeer het de onderzoekers naar de patronen kijken en proberen te voorkomen dat ze in de valkuil stappen van personeelsbeoordelingen of rechercheonderzoek met waarheidsvinding in de klassieke zin. Niet wat er nu precies feitelijk is gebeurd staat voorop, maar vooral wat de effecten zijn van de ervaringen op de mensen die er werken. De cultuur is belangrijker dan de incidenten. Wat een verschil met het onderzoek naar Arib waar we elkaar eerder over schreven.

Al lezend haalde ik eruit dat de cultuur bij de omroep gekenmerkt wordt door concurrentie en competitie van iedereen met iedereen. In een mistige structuur van allerlei door elkaar heen functionerende organisaties, prima donna-gedrag van BN-ers, werken onder voortdurende tijdsdruk en veel korte en onzekere dienstverbanden. Zo’n context werpt je op jezelf terug, geeft onvoldoende houvast en veiligheid en produceert agressie.

Iedereen was geschokt over de resultaten van het onderzoek: de onderzoekers zelf, de journalisten, de bestuurders en ieder ander die commentaar mocht leveren. Was jij dat ook Leike?

Ik eerlijk gezegd niet. Niet dat ik het niet enorm verkeerd vind, maar het was geen onverwacht beeld. Misschien dat ik teveel organisaties van binnen heb gezien, misschien dat ik teveel mensen heb gesproken over wat ze in hun werk meemaken, misschien is mijn fantasie te groot, maar ik zag deze wel aankomen. Want de cultuurkenmerken die Van Rijn beschrijft, produceren dit soort gedrag. Proefdieren worden bijterig in dit soort omstandigheden, mensen ook. Ik durf de voorspelling wel aan dat het bij de commerciëlen niet anders zal zijn.

En toen startte het feest van de media die reageren op een bericht over de media.

In Nieuwsuur moest de baas van NPO op het matje komen bij Jeroen Wollaars die in zijn gedrag precies liet zien wat er zo misgaat bij die NPO. Geen kritisch belangstellende vragen, maar een agressief kruisverhoor om de schuldige niet te laten ontkomen. Diezelfde avond wist een andere journalist de baas van de BNN/VARA te ontfutselen dat het fysieke geweld bij DWDD inderdaad afkomstig zou zijn van de presentator. Gelukkig een schuldige. Nog iemand die we kennen ook, dus dat maakt het nog beeldender. Fijn! Kockelmann wilde in OP1 ook direct weten wat de onderzoekers ervan vonden en wat ertegen gedaan moest worden, want – zo wist hij blijkbaar – fysiek geweld is nog erger dan psychisch geweld.

Wat mij dan weer verbaast, is dat het gesprek niet gaat over wat zo’n cultuur doet met hoe wij, de burgers, informatie voorgeschoten krijgen. Wat betekent het als ons nieuws en ons entertainment wordt bereid in een keuken waar het er zo aan toegaat?

Organisatiecultuur is een kracht die sterker is dan mensen. Het heeft de neiging gewoon gevonden te worden.  Vanuit deze opvatting over wat normaal is, wordt geselecteerd welk nieuws we aangeboden krijgen en met welke stijl het opgediend wordt. Vanuit deze keuken komt er nog weer eens een quiz, of zo’n jolige combinatie van nieuws dat onderbroken wordt door een nieuwsquiz. Het is deze cultuur die nieuws het liefste brengt als een controverse tussen twee uitersten die vijf minuten met elkaar in debat mogen. Deze cultuur die ons laat denken dat de waarheid wel in het midden zal liggen als een wetenschapper in debat gaat met de onvermijdelijke Gerard Joling. Het is vanuit deze cultuur dat Jeroen Wollaars bijna schuim op zijn mond krijgt als hij weer iemand wil ontmaskeren. Het is vanuit deze cultuur dat Sven Kockelmann mentaal geweld acceptabeler vindt dan de fysieke variant. Het is deze cultuur die in Den Haag steeds op zoek gaat naar schuldigen, naar individuen. Dit normaal dat dat ook doet als het intern rot blijkt te zijn.

Zo zagen we heel aanschouwelijk hoe mensen zich gedragen als ze, als onderdeel van die cultuur, een spiegel voorgehouden krijgen. We zien de agressie, het spelen op de man, het hebben van snelle meningen over het werk van anderen. We zagen het Hilversumse normaal in actie, de bedrijfscultuur als een realityshow.

Daarom is de les die de onderzoekers meegeven: “Doe normaal tegen elkaar”, zo ongelooflijk naïef! Het normaal van Hilversum is ziekmakend. Oproepen tot normaal betekent hier een onbedoelde aanzet tot recidive.

Groet,  Jaap

 

Zijn ze dom of zijn ze slecht?

18 december 2023


Beste Jaap,

 

Wat een poppenkast is de Tweede Kamer op dit moment. Mijn hemel, wat een cynische grappen en overwinnaarsleedvermaak. Ik zou ernaar kunnen kijken als een herschikking van de machtsverhoudingen. Daar hoort nu eenmaal bij dat koersen verlegd worden. Zo zit onze parlementaire democratie in elkaar. Maar het sneren en de haatdragende ondertoon lekken door alle spitsvondigheden, draairedeneringen en debattrucs heen. Voor mij ziet al het gehakketak eruit als een naderende ramp. Hier is een groep mensen niet bezig met het besturen van het land en het oplossen van de ernstige vraagstukken die er liggen, maar bezig om diezelfde vraagstukken voor eigen gewin in de Kamer aan te wenden.

 

Bij een land besturen hoort zorgvuldigheid. Je besluiten raken een burgers, mensen. Je keuzes zijn nooit voor alle groepen in de maatschappij gunstig, dus je moet kijken naar hoe je daarin evenwicht bewaart. Tijdens de verkiezingen had iedereen de mond vol over bestaanszekerheid, maar het huidige gedrag in de Kamer laat precies zien dat die zekerheid hen geen laars interesseert. Hoe roekeloos ben je als je meteen naar de verkiezingen gaat experimenteren met grondrechten? En wat te denken van het gedoe over de spreidingswet, die is bedoeld om de hier aanwezige vluchtelingen eerlijk over het land te verspreiden. Hoe ze daar nu mee omgaan, heeft helemaal niks meer te maken met het oplossen van een schrijnend plaatsingsvraagstuk. Wat het wel is? Spierballen laten zien, rekeningen vereffenen? Dat je eigen partijgenoot en staatssecretaris daarbij onder de bus komt, is collateral damage blijkbaar.

 

Het is een experiment aan het worden, waarvan we niet zeker weten of onze democratie het houdt. Op dat laatste hebben we altijd vertrouwd. Ongeacht wie er aan de macht komt, ons democratisch systeem houdt het wel in evenwicht. Systeemvertrouwen heet dat. Niklas Luhmann beschrijft beeldend hoe dat: je hoeft de piloot niet te kennen voor je in een vliegtuig stapt. We vertrouwen erop dat wat we gebouwd hebben werkt, dat dat niet afhankelijk is van mensen. Iets soortgelijks doen we met onze democratie. Die kan wel tegen een stootje, denken we. De vraag is of dat nog langer zo is.

 

Ik lig er wakker van. Dit gaat niet goed. Waarbij voor mij de grote vraag is: zijn ze dom of zijn ze slecht? Dom als in dat ze zo losgezongen zijn geraakt van het land en de vraagstukken die er spelen, dat ze niet meer doorhebben wat ze aanrichten. Slecht als in dat ze bewust aankoersen op wanorde en rotzooi in het land om hun politieke punt te kunnen maken.

 

Misschien maakt het niet eens uit. Ik schreef ooit dat onze democratie stuk kan, dat we er voorzichtig mee moeten doen. In de reacties op social media werd mijn zorg gesust door mensen met systeemvertrouwen. Toen hadden ze misschien gelijk, maar nu hebben we denk ik nog nooit zo dicht gezeten bij dat dat stuk gaan ook echt kan gebeuren. Ik hou mijn hart vast.

Groet, Leike

 

Single loop politics

20 november 2023


Beste Leike,
 
Waarschijnlijk zijn single en double loop learning de bekendste begrippen in het denken van Chris Argyris We gebruiken ze in ons vak vaak, dus, dacht ik, misschien helpen ze me ook wel om de huidige politiek te begrijpen. Het kwam in mijn gedachten, omdat ik verbijsterd ben over hoe Dilan Yesilgöz steeds wegkomt met haar “problemen fixen voor de mensen”.
 
Bij ‘single loop learning’ onderneem je een actie met een bepaald doel. Als dat werkt dan ben je tevreden en leer je ervan dat de genomen actie effectief is. Het leidt meestal tot herhaling, want het werkt. Als je het doel niet bereikt, bedenk je een nieuwe actie om het alsnog te bereiken. Als dat weer niet lukt, bedenk je weer iets anders. Dus als je werkt, herhaal je het. Als het niet meer werkt, zoek je een alternatief. Heel effectief voor eenvoudige problemen als het koken van een halfzacht ei.
 
‘Double loop learning’ is different cook. Ook hier neem je een actie en kijk je of je daarmee je doel bereikt. Als dat niet zo is, ga je niet anders handelen, maar vraag je je af waarom het niet lukte. De niet-effectieve actie die je ondernam was immers niet zomaar lukraak; je had waarschijnlijk het idee dat het zou werken. En dat idee had je op grond van veronderstellingen over de aard van het te bereiken doel en de te ondernemen acties. Bij double loop learning onderzoek je je eigen veronderstellingen. Misschien was het een heel verkeerde aanname en moet je op zoek naar alternatieve principes.
Je graaft een spaatje dieper dus, naar de achterliggende logica, naar de houdbaarheid van je eigen vanzelfsprekendheden.
 
Nu ons land (en de wereld) in allerlei crises verwikkeld is, zou je zeggen dat ‘double loop learning’ aan de orde van de dag zou zijn. Neem nu de wooncrisis.
Single loop is de oplossing voor de woningnood “bouwen, bouwen, bouwen”. In ieder gebouwd huis kunnen immers mensen wonen. Bij double loop stel je de vraag wat er aan de hand is, en hoe ons handelen daaraan bijdraagt. Hoe zijn we in die woningnood verzeild geraakt en waarom werken de bestaande oplossingen niet meer? Dan zie je de invloed van het vervangen van ‘volkshuisvesting’ door woningmarkt, de hypotheekrenteaftrek, het verkopen van sociale huurwoningen aan buitenlandse investeerders, het afschaffen van een heel ministerie. Maar ook demografische gegevens, de verduurzamingsopgave, het gebrek aan ruimte, de verstikkende regelzucht en ongetwijfeld nog veel meer komen in beeld.
 
Bovenstaande factoren zijn sterk verbonden met de politieke geschiedenis van de VVD. Ik begrijp daarom wel dat die partij liever vooruitkijkt dan verantwoording aflegt. De double loop-blik is pijnlijk. Maar hun single loop oplossingen gaan ons niet helpen de huidige vraagstukken op te lossen.
 
Toen kreeg ik een tweede, verontrustende, gedachte. Is single loop learning rechts en double loop links? Zien we juist aan de rechterkant de simpele oplossingen, terwijl men aan de linkerkant allerlei ingewikkelde samenhangende problemen ziet die je misschien niet eens echt kunt oplossen maar vooral slim moet zien te hanteren?
Als je kijkt naar deze debatten, zou het zomaar kunnen.
 
Tot mijn opluchting vond ik bewijs voor dat mijn gedachte niet klopte. Want buitenbeen Pieter Omtzigt is een double looper. Hij graaft diep in zijn dossiers, zoekt het inhoudelijke debat en onderzoekt de achterliggende principes. Hij ziet bestaanszekerheid als een onderliggend vraagstuk dat in veel van de binnenlandse crises een rol speelt, en zijn analyse brengt hem tot staatsrechtelijke voorstellen. Links kan je hem echter niet noemen. Hij is oerconservatief en doet net of Nederland bij de grens ophoudt. Klimaat, oorlogen, de rol van Europa in een wereld op drift, globale machtspolitiek, hij lijkt er geen visie op te hebben. Een double loop denker, maar niet links.
Ik ben daar blij om.
Een double looper op rechts biedt de mogelijkheid echte inhoudelijke debatten te voeren. Tegen oneliners helpen geen argumenten. Met diepgang aan beide kanten van het spectrum kun je respectvol verder komen. Common ground, een spaatje dieper.
 
Groet, Jaap
 

Losjes gekoppeld kiezen

17 november 2023


Beste Jaap,

 

Scherpe analyse maakte je over wat de dames en heren politici al debatterend doen. Ik mijmerde er wat over door en kreeg wat onthechte gedachten.

Want als het weer verkiezingstijd is, doen we altijd of dat hele proces van en rond de verkiezingen een logisch samenhangend geheel is, inclusief de voorspellingen die je erover kunt doen. We zeggen wel ‘peilingen zijn palingen’, maar toch proberen we alles wat er gebeurt te lezen alsof er een duidelijk verband is tussen programma’s, debatten en kiesgedrag. Terwijl dat natuurlijk de vraag is.

Ik liet er Weicks theorie over losse en hechte koppelingen maar eens op los. Karl Weick (en hij niet alleen overigens) stelt dat sommige delen van een systeem hecht gekoppeld zijn; er is dan een stevige verbinding tussen de verschillende delen, ze hangen hecht samen en hebben veel invloed op elkaar. Andere delen zijn losjes of licht gekoppeld; de verbindingen zijn dan niet zo sterk en ze hebben niet zoveel invloed op elkaar.

 

Als je zo kijkt, dan kun je misschien wel zeggen dat onder de Haagse kaasstolp de partijen in thema’s en taal behoorlijk hecht gekoppeld zijn. Ze vinden allemaal dezelfde thema’s belangrijk en roepen er ongeveer hetzelfde over. Opeens wil bijvoorbeeld iedereen bestaanszekerheid. Mijn gok is bovendien dat de debatten en de wens om de kiezer te paaien, die koppeling alleen maar hechter maakt. Op zoek naar de kiezersgunst ontstaan er losse koppelingen tussen de oude idealen en de -door spindoctors- gefabriceerde teksten.

 

Er is nog een veel lossere koppeling tussen praat en daad. Wat in de debatten geponeerd wordt blijkt genuanceerder, of juist minder genuanceerd in de programma’s te staan. En wat in de programma’s staat, is ook nog eens losjes gekoppeld met de haalbaarheid ervan. En dan hebben we het nog niet over de losse koppeling tussen wat in de programma’s staat en de uitkomst van het formatieproces dat nog moet volgen. Elk jaar zijn kiezers weer teleurgesteld dat daar water bij de wijn wordt gedaan.

Al met al is er dus een nogal losse koppeling tussen de verkiezingsretoriek en het handelen als het erop aankomt.

 

Maar die politieke partijen hebben het met ons, de kiezers, ook behoorlijk te stellen. Misschien hopen zij nog dat er een hechte koppeling is tussen waar zij voor staan en wat wij willen. Maar die verbinding hebben we al losgelaten toen partijen hun ideologische veren afschudden. Vroeger was je gewoon van een partij. Je kwam uit een rood of liberaal nest. Je ouders, je plek in de maatschappij, de zuil waarin je opgroeide bepaalden in hoge mate je stemgedrag. Ik om uit katholiek Nederland. Daar stemde je KVP, later CDA. Dat was vanzelfsprekend, punt. Maar hoe onbelangrijker die zuilen werden, hoe minder vanzelfsprekend dat werd. Mijn moeder, traditiegetrouw CDA stemmend, ontmoette een keer Max van de Berg van de PvdA. Dat vond ze zo’n leuke man, met zo’n goede visie. Hup, van CDA naar PvdA. Dat had 20 jaar daarvoor echt niet gekund.

In de loop van de tijd zijn we allemaal in meer of mindere mate gaan zweven, omdat onze identiteiten niet meer zo vastliggen als vroeger. Zweven is losjes-gekoppeld kiezen.

 

Een van de meest gehoorde uitspraken is dat er nu echt wat te kiezen valt, met al die vertrekkende en komende politici, de groeiende urgentie, het gevoel in de maatschappij dat het echt anders moet. De impliciete aanname die daaronder lijkt te zitten, is dat er een hechte koppeling is tussen dat gegeven en verandering van stemgedrag.

Ik denk, gezien bovenstaande analyse, dat we ons daar wel eens in kunnen vergissen.

Groet, Leike

 

Organisatievragen