Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Gedragsverandering?

8 april 2020


Beste Jaap,
 
 
We leven en werken ineens online. Totaal digitaal door een virus. Wie had dat een half jaar geleden kunnen denken? Het went snel, ik word er steeds beter in en leer snel wat wel en niet werkt online. Als het moet, veranderen we allemaal in razend tempo. Blijkbaar. Of toch niet?
 
Op Twitter en Linkedin wordt daarover volop gewensdroomt. Daar vliegen de vragen, wensen en voorspellingen om de oren over hoe het straks, na Corona, gaat worden. Heel vaak wordt het mooier en beter. We zullen ons eindelijk bewust zijn van ons vernietigende handelen, van ons aarde-leegzuigend gedrag, van ons respectloze individualisme. We gaan eindelijk de mensen die banen vervullen die ertoe doen waarderen en belonen. Echt, alle bullshitbanen verdwijnen en we worden nobele, perfecte, verdraagzame wezens die de aarde gaan sparen en de medemens gaat waarderen om wat ie is.
(In een andere bubbel zie ik overigens iets anders, hoor. Daar houden ze fuck-Coronaparties, schelden ze op wat er allemaal niet goed is, willen ze grenzen sluiten, geven ze de schuld aan van alles en iedereen. Zó anders is de wereld nou ook weer niet geworden.)
En we blijven online werken, of in ieder geval veel en veel meer dan nu. Wat er nu gebeurt, gaat de wereld permanent veranderen, lees ik steeds.
 
Ik vraag het me af. Zou het? Ik doe als ik online werk steeds een klein testje. Ik vraag mensen of ze, als Corona morgen voorbij zou zijn, zo zouden willen werken als we nu werken. Het antwoord is steevast ‘nee’. Als het morgen voorbij is, dan houden we ermee op. Natuurlijk, er is ook nuance zichtbaar: want wel voor kleine gesprekken, of als de afstanden groot zijn, of …. Helemaal hetzelfde blijft het niet. Maar grosso modo willen de mensen die ik het vraag terug naar hoe het was.
 
In ons eerste boek Onveranderbaarheid van organisaties beschreven we het verschijnsel terugveren: een situatie waarin een organisatie na een verandering toch terugveert naar de bestaande situatie. Volgens mij zitten we daar straks dichtbij. Want de wereld om ons heen is veranderd, maar dat wil nog niet zeggen dat wij zelf veranderd zijn. Die veranderde wereld leidt vooral tot een verstoring van wat we deden en hoe we dat deden. We bieden daar zo goed mogelijk het hoofd aan, want het is een verstoring van wereldformaat. We moeten. Maar verstoring betekent nog geen permanente gedragsverandering. We zijn nu in de fase van gedragsaanpassing. Het is pas gedragsverandering als de aanpassing die we moesten doen blijvend is.
Uit mijn kleine testje blijkt dat we daar nog ver vandaan zijn.
 
Gelukkig ook maar misschien, want vooralsnog hebben we de handen vol aan die verstoring. Ook veranderkundig is dit de fase dat we vol moeten houden. De echte uitdaging is dat we dat wat we eigenlijk niet willen nog wel een tijdje moeten blijven doen. We moeten ons voorlopig nog aanpassen en dat volhouden. Net zolang tot het weer veilig is. Laten we ons daarop richten. Wat er later blijft, zien we later wel.
 
 
Groet, Leike
 
 
 
 
 
 
 
 

Checklistje

2 april 2020


Beste Jaap,
 
Wat is de wereld inderdaad van de ene op de andere week veranderd. Wat zijn wij ineens veranderd. Wat doen we andere dingen. Inmiddels zijn we zo’n drie weken verder. Die eerste week was ik echt gesloopt van alle ad hoc online geregel, het gezoek hoe dat moest, het verkennen hoe je via schermen kunt werken. Iedereen om me heen bezig om de crisis te managen, inclusief de niet-vitale beroepen die zo hun eigen crisis hadden omdat al het werk verdampte. Inmiddels zie ik in mijn omgeving dat het wat stabiliseert. Bovendien heeft de regering deze week aangekondigd dat we tot eind april zo doorgaan. Nu komt de situatie dat er in sommige sectoren nog steeds sprake is van een crisis door het virus, maar dat in veel sectoren vooral sprake is van door de crisis volstrekt in de war gegooid werk.
 
Jij schreef al over hoe innovaties ontstaan of hoe je wat nu gebeurt daarvoor kunt benutten. Maar nu de rust een beetje weerkeert, komen ook de vragen over die geplande verandering die ineens on hold stond. Wat moet je daar nu mee in deze tijd? Ik krijg er veel vragen over. Moeten we doorgaan met die geplande verandering? Kunnen we de crisis gebruiken ten nutte van de geplande verandering? De vraag of we niet, nu iedereen toch (maar) thuis zit, online iets kunnen met die geplande verandering, die opleidingsdag of die teambijeenkomst. In de vorm van een online-bijeenkomst, een webinar, een online teamsessie.
We hebben nooit echt met deze situatie te maken gehad. Ik zoek met de mensen die mij erover bellen, appen, zoomen, skypen, hangouten, teamen naar wat passend is. En heel langzaamaan ontwikkelt zich bij mij een soort mini-checklistje. Ik deel het met je. Voor wat het waard is, want het is echt trial-and-error.
 
In elk gesprek stond de verkenning of er ruimte is voor die geplande verandering, die opleiding, die teamdag centraal. Inclusief het zoeken naar mogelijke contra-indicaties. Centrale vragen:
–       Is er sprake van crisis of van door de crisis verstoord werk? In dat eerste geval lijkt het me beter om een goede crisisorganisatie in te richten.
–       Als het werk door de Coronacrisis verstoord is, kost het dan veel improvisatievermogen om het gewone voor elkaar te krijgen? Als dat zo is, heb je waarschijnlijk weinig ruimte in je hoofd om met de geplande verandering, een leuk webinar of een spannende extra leermogelijkheid bezig te zijn.
–       Als het gewone werk inmiddels ook best wel weer eenduidig georganiseerd is en zijn ritme kent, hebben mensen dan veel andere dingen aan hun hoofd, met kinderen, ouders, partners die in de zorg werken of iets dergelijks? Als dat zo is, is alle energie even nodig om dat in goede banen te leiden.
Pas als ook dat allemaal niet het geval is, dan is er waarschijnlijk tijd in agenda’s en ruimte in hoofden voor wat nieuws.
 
Ook over de geplande verandering of activiteit zijn er een paar afwegingen te maken.
–       Kan die geplande verandering wachten, of is het urgent om eraan door te werken? Als dat eerste, dan is wachten in deze tijd misschien wel verstandigst. Zie de vragen hierboven.
–       Als het niet kan wachten, dan is de vraag of dat wat je wilt doen voor het werk nu opportuun en betekenisvol is. Als niet, als het verstorend is op wat mensen toch al moeten doen, dan geef ik je weinig kans van slagen. Ene oor in, andere oor uit. Zeker online.
–       Als wel opportuun, kun je het dan ook online vormgeven, of gaat er dan teveel van je veranderintenties verloren tussen de schermen?
–       Als ook dat lukt, dan is de volgende vraag hoe je de activiteiten zo kunt organiseren dat het niet alleen nuttig is in deze tijd, maar vooral ook erna. Ik lees veel dat mensen hopen dat deze crisis voor een omwenteling gaat zorgen. Maar omwentelingen ontstaan niet vanzelf. Voor je het weet veert alles terug. Nu al nadenken over die transfer, dat kunnen uitleggen, die verbinding kunnen maken, is belangrijk om het betekenisvol te maken en te houden.
–       En voor mij de laatste toets: als na dit rijtje vragen de uitkomst is dat het opportuun is, is het dan ook opportuun voor de mensen die het moeten ondergaan. Echt?
 
Want als ik iets leer van deze periode, is het dat onze hoofden al zoveel aan moeten kunnen, zo bezig zijn met het georganiseerd krijgen van het nu, dat ze vol zijn. We moeten al het hoofd bieden aan iets waar we geen antwoord op hebben.
Ik heb een aantal van dit soort verkenningen inmiddels gedaan. In grote lijnen is de uitkomst dat het passend is om terughoudend te zijn met dat wat nu even niet echt nodig is. We hebben al genoeg te doen.
 
Groet, Leike
 
 

Individualisme & epidemie

23 maart 2020


Beste Leike,
 
In Onmacht, dat deze dagen verschijnt, trekken we nogal ten strijde tegen het individualiseren en psychologiseren in ons vak. Voor erg veel vragen die zich in organiseren en veranderen voordoen, hebben we in de afgelopen periode oplossingen gezocht in aanpakken die op het individu gericht zijn. Het individu moet zich omscholen, nieuwe werkwijzen aanleren, buiten de lijntjes kleuren, ondernemender worden, empoyable blijven, meer eigenaarschap tonen, een leiderschapsopleiding volgen, zich laten coachen, wat meer passie tonen, zijn ambitie uitleven, intrinsiek gemotiveerd zijn, zelforganiserend zijn, de professie weer voorop zetten, de bedoeling van de organisatie tot uitdrukking brengen …zal ik nog even doorgaan?
 
In ons boek verklaren we deze nadruk op het individu vanuit het neoliberalisme dat ervan uitgaat dat vrijheid betekent dat het individu eigen keuzes moet maken. Als rationele, zelfstandige consument stuurt het individu de markt en vindt hij zijn geluk in eindeloze keuzes op zoveel mogelijk terreinen van het leven.
We verklaren het ook op basis van de vulgarisering van het postmodernisme. Een stroming in de filosofie die verworden is tot het subjectief maken van ongeveer alles. Feiten zijn eigenlijk ook maar meningen en alles in interpretatie. Gevolg: iedereen heeft nu zijn eigen individuele werkelijkheid, zijn eigen universum.
We verklaren het ook door de digitalisering van de wereld waardoor we steeds meer in parallelle werelden leven: de analoge, fysieke wereld en de digitale. In die laatste wereld kan je alles naar je eigen hand zetten. Je hebt je eigen persbureau op social media met je eigen mening en die van gelijkgestemden en je hebt je eigen digitale plekken op ‘mijn overheid’ of ‘mijn KPN’; alles is van jou!
We leven in een egalitaire cultuur. We zijn trots op onze beetje anarchistische opvatting en veel regels beschouwen we vooral als suggestie die we kunnen overnemen of niet. Een stukje uit de hit 15 miljoen mensen:
Land van 1000 meningen 
Het land van nuchterheid 
Met z’n allen op het strand 
Beschuit bij het ontbijt 
Het land waar niemand zich laat gaan 
Behalve als we winnen 
Dan breekt acuut de passie los 
Dan blijft geen mens meer binnen 
Het land wars van betutteling 
Geen uniform is heilig 
Een zoon die noemt z’n vader Piet 
Een fiets staat nergens veilig 
 
En dan nu Corona. Opeens moeten we er ons van bewust van worden dat we geen individu zijn. Nou ja misschien wel een individu, maar vooral ook dat we een schakel zijn in iets groters. Dat ons gedrag (dodelijke) effecten kan hebben op anderen. Dat het niet allemaal om ons ‘dikke ik’ gaat. Dat de samenleving afhankelijk is van het gekoppelde gedrag van ons allemaal.
Ik las dat de Chinezen met mondkapjes lopen die hen helemaal niet beschermen om besmet te worden. Ze dragen ze omdat het anderen wel beschermt tegen besmetting door de drager!
Wat een interessante uitwerking van het verschil tussen een individualistische en een meer collectieve cultuur. Daar moeten we komende tijd heel veel van leren. Als we onze onmacht willen verkleinen.
 
Groet, Jaap
 
 

Corona-innovatie-hogedrukpan

20 maart 2020


Beste Leike,
 
We schrijven -ieder vanuit ons eigen huis- samen aan een artikel over ONMACHT, om ons boek dat begin april uitkomt onder de aandacht te brengen. Voor ons is onmacht een actueel thema. Onmacht in een periode waarin sprake is van het einde van een tijdperk, terwijl nog niet duidelijk is wat erna komt. De onmacht die dit geschuif van tektonische platen onder ons oplevert.
Het neoliberalisme dat heeft geleid tot beleidsegoïsme. Het vulgair geworden postmodernisme dat ertoe heeft geleid dat iedereen zijn eigen waarheid mag hebben, ook als je bijvoorbeeld president ergens bent. De globalisering die zoveel afhankelijkheden heeft gecreëerd dat we allemaal zijn ingesponnen in een web waar je geen vat op hebt. De digitalisering die veel moois bracht, maar ook bedreigend is voor onze privacy. Multinationals die soms meer geld en macht hebben dan staten. En in dat alles de individualisering die ons steeds meer alleen op deze complexe wereld zet.
In die wereld vormen organisaties kristallisaties die dit mogelijk maken en in stand houden. Maar het zijn ook de plaatsen waarin zichtbaar wordt hoe we vastlopen in al die neveneffecten.
 
En toen kwam Corona.
We zitten nog midden in het oog van deze orkaan, we snappen nog niet voor 10% wat er gaande is. We hebben eigenlijk geen idee van de consequenties, we komen niet verder dan het verzinnen van tactische scenario’s om de ergste ziektepiek af te vlakken. We pompen honderden miljarden in de economie in de hoop dat daar iets van overeind te houden is. Beheerste paniek. Dat doen we knap èn het is ongemakkelijk onzeker.
 
In die hogedrukpan zie je knappe innnovaties ontstaan. Het OLVG-ziekenhuis ontwikkelde bijvoorbeeld een app waarin je zelf symptomen kunt indiceren. In het ziekenhuis kunnen ze daarmee -op afstand- zien of er reden is iets te doen. Ongetwijfeld lezen ze je input daar af met behulp van slimme algoritmes waarin je alleen naar boven piept als er echte urgentie ontstaat. Hoe slim is dat? Je hebt niet alleen een systeem voor triage, je vermijdt nodeloos contact tussen zorgverleners en patiënten en onderling, maar je bouwt ook snel en makkelijk epidemiologische kennis op. Dit soort nieuwe slimme oplossingen die onder de druk van nieuwe onmogelijkheden ontstaan; ik vind het heel interessant.
 
Mag ik een kleine toekomstspeculatie doen? Het schijnt wel ongeveer wetmatig te zijn dat een crisis ook altijd blijvende gevolgen heeft. Wat we nu ook zien, is dat overheden weer in charge komen. Zij pakken het leiderschap op dat nodig is, zij nemen maatregelen, zij laten wetten weer krachtiger zijn dan de macht van de markt of het geld. Dat terugpakken van positie (ik vind het fijn) zou wel eens kunnen blijven. Dat we afscheid nemen van het ‘weg met ons’-achtige gedrag van overheden sinds die neoliberale revolutie. Dat het neoliberalisme niet langzaam opdroogt, verkruimeld, obsoleet raakt, terugkrabbelt…, nee, dat we er gewoon mee stoppen omdat democratie vraagt om een staat die sterker is dan de markt. Dat we de planeet beschermen tegen de rupsjes Nooitgenoeg. Dat corona ons op een of andere manier helpt om de democratie te versterken. En dat we meer vat krijgen op onze toekomst.
Ik word er sentimenteel van.
 
Groet,
Jaap

Coronacultuur

17 maart 2020


Beste Leike,

Hoe vaak hebben wij geen klanten die de cultuur in hun organisatie willen veranderen? Hoe vaak lezen we niet in de krant dat de politiek vindt dat de cultuur bij <noem maar weer eens een overheidsorganisatie>nog dit jaar moet veranderen? En altijd denken wij daar dan bij dat het wenselijke niet altijd het mogelijke is. Veranderen van cultuur gaat langzaam, laat zich maar heel beperkt sturen, is voor management vaak een ongrijpbaar fenomeen waarvan ze zelf meer onderdeel uitmaken dan ze zich realiseren. Cultuur is geen ding dat zich laat sturen, het ontstaat en past zich aan.

In deze coronacrisis kijk ik daarom verbaasd en hoopvol naar een razendsnel veranderende tone of voice op twitter, in de media en in de politiek. Waar twee weken geleden iedere scheefliggende kiezel nog aanleiding gaf tot uitvergroten van elk verschil, tot uitlichten van eigen gelijk, nu lijkt zich opeens een prettige eensgezindheid meester te maken van ons land. Heel veel mensen twitteren dat ze zeker niet van Rutte en zijn partij zijn, maar dat hij dit toch maar knap doet: leidinggeven in deze crisis. Mensen corrigeren elkaar op antisociaal gedrag zoals hamsteren of onvoldoende social distancing. Men deelt filmpjes over Italianen die vanaf hun balkons samen muziek maken (en van Duitsers waar dat minder goed gaat ). Gepensioneerde dokters en verpleegkundigen melden zich bij het ziekenhuis om mee te draaien. Studenten stoppen briefjes in brievenbussen om hulp aan te bieden. Een geest van eensgezindheid waart door het vaderland. Samen tegen het vijandige virus. Laten we lief zijn voor elkaar. Ik was geraakt door een tweet waarin stond dat je niet moet proberen het virus te ontwijken, maar dat je moet doen alsof je het zelf bij je draagt; van egoïsme naar altruïsme.

Over een week of twee ligt Onmacht in de winkel. Ons boek waarin we ons boos maken en bezorgd zijn over een doorgeslagen individualisme dat de samenleving splijt. Over het neoliberale consumentengedrag en over het vulgair postmoderne leven in ieders eigen werkelijkheid. Over organisaties die meer lijken op een zwabberig zweverig zelfsturend gezelschapsspel dan op een begrijpelijk systeem dat zich laat voorspellen en besturen.

Wij doen een pleidooi voor meer gezamenlijkheid en meer begrijpelijkheid. Meer gemeenschap, solidariteit, ergens bijhoren. Je wat aantrekken van het grote geheel, inclusief de spelregels die daarbij horen. Meer systeem, minder individu.

Dat nu juist zo’n klein pestvirusje ervoor kan zorgen dat we opeens fatsoenlijker, redelijker, vergevingsgezinder worden! Dat we ons opeens realiseren dat we niet alleen individu zijn, maar vooral een schakel in een gigantisch netwerk van relaties! Het lijkt dat we ons boek voor niks geschreven hebben. Als bij toverslag accepteren we het onvolmaakte aanmodderen, realiseren we ons dat de wereld onvoorspelbaar is en heel beperkt maakbaar. En lijken we te snappen dat we onze enorme onderlinge afhankelijkheden beter ‘managen’ door aardig te doen dan door een voortdurende competitie.

Of zou de wereld straks weer terugveren in zijn oude staat van egoïsme als economisch model, wantrouwen als vertrekpunt van overheidsbeleid en de autonome, rationele homo-economicus als hoeksteen van ieder organisatieontwerp? Dat we weer terugkeren naar de ratrace vol verliezers, het idee dat alles eindeloos kan groeien en de waanzin dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen geluk en succes? Dat de minder fortuinlijken dat vooral aan zichzelf te danken hebben? Een wereld waarin we geen vat zullen krijgen op de klimaatverandering, waarin de democratie en de rechtsorde steeds verder eroderen?

Of zouden we iets leren van deze crisis? Het mooie en leerzame ervan vasthouden?

Ik hoop het zo!!

 

Groet,

Jaap

 

 

Lente

13 februari 2020


Beste Jaap,

 

Ik werd deze week weer eens geconfronteerd met hoe betekenissen meer zijn ingebed in sociale contexten dan in mensen. Zoals je weet ben ik in februari jarig. Als kind al had ik het gevoel dat zo rond mijn verjaardag de lente begon. De dagen worden langer (zes minuten per dag licht erbij in deze periode!), de eerste sneeuwklokjes en krokussen komen uit, de merel roert zich. Ik werd er altijd een beetje blij van. Als ik die blijdschap deelde met mijn moeder -‘Op mijn verjaardag wordt t al een beetje lente!’ – zei zij altijd: ‘In februari kan het nog flink winter worden.’

Ze had natuurlijk gelijk. De twee Elfstedentochten van de jaren 80 vielen in februari. Maar ik voelde lente.

 

Laatst ging op Twitter het staatje rond met informatie over hoe de gemiddelde temperaturen over een eeuw heen veranderd waren. Toen drong diep tot mij door hoezeer het niet zozeer meningen waren, van mijn moeder en mij, maar ook hoe die meningen voortkwamen uit verschillende historie. Mijn moeder had gelijk, toen ik klein was, maar ik ook. Alleen was het referentiekader waarop mijn moeder haar mening baseerde een volledig andere dan de mijne. In haar kindertijd was februari steenkoud! In de mijne al veel minder.

We hadden het over hetzelfde weer, maar met een blik die was opgebouwd in een andere tijd. En we hadden het over hetzelfde weer, nog niet wetend dat onze verschillende inzichten heen teken waren van dramatische veranderingen die zich aan het voltrekken waren.

 

Nu ben ik zo bang dat over twintig jaar een kind tegen mij zegt dat februari al zo’n fijne warme maand is, en dat ik dan zeg ‘Welnee, de lente begint dan net!’ Dan is dat niet alleen een gevalletje ‘zelfde weer, andere wereld’. Dan is er echt iets rigoureus misgegaan. Dat ik over twintig jaar op mijn moeder lijk, dat kan ik hebben. Maar dat we de klimaatontwikkeling niet een heel klein beetje hebben kunnen stoppen, dat kunnen we niet laten gebeuren, toch?

 

Groet, Leike

 

 

 

opleuken

19 januari 2020


Beste Leike,

 

Ik word soms zo moe van de opleuking van ons vak. Heb jij dat nou ook? Het lijkt wel of alles amusement moet zijn. Steeds vaker word ik gevraagd om te vermaken. De inhoud, oké, maar dan wel graag leuk, licht, inspirerend. En dan bij voorkeur in een uur, interactief en op zo’n manier dat mensen iets mee naar huis kunnen nemen. Zodat ze na mijn inspirerende betoog nou eindelijk eens snappen hoe het echt moet en intrinsiek gemotiveerd, vanuit zichzelf veel beter gaan werken; met passie. En liefst ook in een inspirerende locatie. Zo ging ik laatst met een groep naar de KNVB in Zeist. Werken in zaaltjes met het thema ‘voetbal’, met een zaal die was ingericht als een kleedkamer. Humor!

Nu kom ik uit een familie waarin humor de weg naar de pikorde bepaalde. Elkaar in de zeik nemen, heel erg ad rem zijn, het vermogen om te spelen met verhalen, met de werkelijkheid, kantelen van de logica, een beetje show maken. Ik heb het met de paplepel ingegoten gekregen. Hoe beter je dat kon, hoe groter je aanzien. Ik heb dat best wel geleerd. Maar wat me stoort is dat het ongeveer op elk vlak leuk moet tegenwoordig. Alsof leren en inzichten opdoen alleen nog maar in de vorm van vermaak mogelijk is.

 

Het is een breed verschijnsel. Het begint al in het onderwijs. Je kunt geen tafels meer leren zonder leuke rijmpjes, filmpjes en spelletjes. Tot en met de universiteit worden docenten door studenten (=klanten) beoordeeld op hoe leuk ze lesgeven. Het is een serieuze negatieve aantekening op je conduitestaat als je showbizztalent tekortschiet. Maar soms moet je gewoon iets leren wat niet leuk is, of gewoon moeilijk. Waar je voor moet kraken, door een taai stukje moet. Niet leuk te krijgen. Ook afzien moet je leren.

In de media zien we hetzelfde. Er lijkt een soort gedeelde mediamening dat je de kijker alleen maar belangstelling voor serieuze zaken heeft, als ze heel licht gebracht worden. Nou zijn de media er natuurlijk ook voor vermaak, maar ook de media-hoekjes die gereserveerd waren voor wat serieuze informatie en opinie worden steeds meer opgeleukt. In de afgelopen jaren verschenen op Radio 1 muziekjes, quizzen en snelle, slordige peilingen. Zodra we de foto van een zwart gat hebben, gaat de verslaggever op pad om in een winkelcentrum te vragen wat de mensen ervan vinden. Er kwamen steeds meer jingles die de presentator aanprijzen in plaats van de onderwerpen, steeds meer programma’s waarin meningen zonder enige onderbouwing in gezellige vrolijkheid worden uitgewisseld, inclusief het dagelijks commentaar van een volkszanger op het nieuws. Het wereldleed op een ‘niks-aan-de-hand-toon’.

We zitten nu blijkbaar in een talkshowbattle. Ook al zoiets mafs: twee talkshows die met elkaar wedijveren om de kijker. Het is nieuws van zichzelf. Allebei hebben ze een tafel met een politicus voor de serieuze blik, een paar BN-ers voor het entertainment, een sporter en Angela de Jong of Peter R. Een paar weken geleden zag ik hoe Pauw een kritische vraag wilde stellen aan Rutte, maar dat Geer (of Goor, daar wil ik vanaf wezen) de antwoorden in diens plaats gaf. Onze goedlachse premier had het er reuze naar zijn zin. Politiek als entertainment. Niet de vraag hoe het kan dat de belastingdienst zo met de burgers omgaat, maar de vraag of Snel snel weg zal zijn.

 

Ik zie dat dus ook steeds meer in ons vak. Liever simpele oplossingen samengevat in een meeslepend betoog. Liever een trainingsdag die leuk en inspirerend is. Ik gun iedereen die in het gewone werkleven gebukt gaat onder productiedruk en efficiency, onder onveiligheid en onderlinge concurrentie en onder verantwoordingsterreur en KPI-fetisjisme, dat korte moment van ontspanning, van relativering en even lekker achteroverhangend consumeren. Daar leer je ook heus van.

 

Maar ik zou het enorm jammer vinden als daarmee die andere leerlaag, die van reflectie en zelfonderzoeken, van de moeite aandurven, van het echte gesprek en het trage leren zou verdwijnen. Dan wordt vluchtige pret permanente verarming dan wordt leren, leren wegkijken.

 

 

Groet, Jaap

Organisatie of mechanisatie

2 december 2019


Beste Leike,
 
Het is alweer dertig jaar geleden dat ik tijdens mijn opleiding bij Sioo het boek “Images of organization” van Gareth Morgan las. Toen al een prachtboek en nog steeds een klassieker. Morgan deelt in zijn boek de organisatiekundige literatuur in aan de hand van onderliggende veronderstellingen. Elke theorie over organisatieontwerp of –verandering is gebaseerd op onderliggende, vaak impliciete uitgangspunten. Morgan beschreef negen van die onderliggende paradigma’s in de vorm van metaforen. Zo kun je een organisatie bijvoorbeeld beschouwen als een specifieke cultuur met symbolen, rituelen en onderliggende waarden. Of je kunt naar een organisatie kijken als een instrument van onderdrukking, of als een organisme, of als een psychische gevangenis.
 
De eerste metafoor die hij beschrijft, is de machinemetafoor. Deze metafoor gaat ervan uit dat organisaties dingen zijn die je kunt ontwerpen, repareren, onderdelen vervangen, herontwerpen en besturen, zoals je dat met auto’s doet. Dan denk je in radartjes, smeerolie, harde schijven, SMART en allerlei andere handigheidjes uit de gereedschapskoffer van de ingenieur. Hoevelen in ons vak spreken niet over hun ‘toolbox’?
Ik weet nog dat we vooraf een huiswerkje moesten maken en dat bleek dat we bijna allemaal dominant de machinemetafoor als uitgangspunt namen.  Er was sprake van veel maakbaarheid en lijnrechte oorzaak-gevolg-redeneringen. We schaamden ons daar een beetje voor, want uit Morgans boek bleek hoe anders en verrassender je kon kijken!
 
Dat machinedenken zat (en zit vermoed ik) erg in onze paplepel. Fabrieken waren na de oorlog de hoeksteen van herrijzend Nederland. Organisaties waren zelf de machines die ze bevatten. Onze huizen staan inmiddels overvol met spullen en we hebben meer voedsel dan we kunnen eten: maken en produceren staan centraal. We zijn opgevoed met ‘meten is weten’ en ‘gissen is missen’. Alsof de kortste weg altijd een rechte lijn is. Focus op mechanisme in plaats van organisme, mechaniseren in plaats van organiseren. Een soort van denken dat past op eenvoudige vraagstukken, maar tekortschiet als het complex wordt.
Het schiet tekort op veel van de vraagstukken van nu.
 
Want is het klimaat een technisch vraagstuk of is het vooral een politieke puzzel van besluiteloosheid en ‘na-u-gedrag’? Is populisme op te lossen met algoritmen, of moeten we eerst kijken naar de depolitisering van de politiek in afgelopen decennia? Is de vermogenskloof tussen individuen, landen en werelddelen met technische middelen op te lossen of vraagt dit eerst en vooral om de blik van historici, economen, sociologen?
En geldt datzelfde niet voor organisaties? Zijn de vraagstukken in organisaties in onze tijd nog op de lossen met het smeerolie- en radartjesrepertoire of gaat het steeds meer over hoe organisaties mensen in staat stellen om met processen van betekenisgeving te handelen in een steeds minder begrijpelijke en voorspelbare wereld? Hebben we geen lokale ruimte, slimheid en pragmatiek nodig om de centrale bestuurbaarheidsillusies van de machine te vervangen?
 
Niet zo lang geleden waren we allebei betrokken bij een groot bedrijf waar de CEO werd gewisseld en de nieuwe bovenbaas alles anders ging doen. Hij benoemde gelijkdenkenden in de top en richtte zich op het ‘weer bestuurbaar’ maken van de organisatie. Weg met ingewikkelde decentrale besturing. Hij verkocht haast als snelheid en koos voor de klassieke hiërarchie, voor centralisatie van besluitvorming, voor het uniformeren van bedrijfsprocessen, sturen op KPI’s. Een fijnmazig netwerk werd met een bulldozer stukgemaakt in en gelijkvormige hokken gestopt.
Ik kreeg het beeld van machinedenken maar niet uit mijn hoofd. De man leek de baas te zijn geworden van een mechanisatie, niet van een organisatie. Ik heb mijn aandelen snel verkocht.
 
Groet, Jaap

Roze olifanten

20 november 2019


Beste Jaap,
 
Mag ik het in deze tijden van Zwarte Piet eens over een heel andere gekleurde verschijning hebben? De roze olifant? Steeds vaker hoor ik namelijk dat die in de kamer staat. ‘We hebben hier een roze olifant in de kamer.’ Als uitdrukking voor iets wat iedereen weet maar niet zegt. Een interessant staaltje taalontwikkeling volgens mij.
 
De Britten hebben het gezegde ‘the elephant in the room’. Het betekent dat er een groot geheim aanwezig is, waar iedereen bekend mee is, maar wat niemand zegt. Heel Angelsaksisch, heel erg Downton Abbey. Allemaal weten dat de jongste bediende ‘down stairs’ eigenlijk de zoon van je opa is. Dat soort dingen.
Voor zover ik weet, hebben we die olifant in de kamer als gezegde van hen gejat.
 
Ik leerde vroeger dat de Fransen, als ze door alcoholisch genot in een delier terecht kwamen, roze olifanten zagen. Fascinerend vond ik dat, dat wat je in een delier ziet, landelijk bepaald is. Dat ALLE Fransen met een delirium roze olifanten zagen. Maar goed, de uitdrukking ‘roze olifanten zien’ wil zeggen dat hallucineert. Het Belgische bier Delirium heeft om die reden een roze olifant.
 
Ik hoor de afzonderlijke gezegdes nooit meer. Wij Nederlanders trekken ze samen. Ik hoor alleen nog maar van roze olifanten in de kamer. Hoe is dat nou gekomen? Iets met klokken en klepels? Hebben we van twee Europese (kan nog net, straks moet ik internationale zeggen) buren gejat zonder precies te weten wat we jatten?
Slordig gebruik? Zoiets als dat mensen tegenwoordig zeggen dat je ‘naast de pot gepiest hebt’  als je misgegrepen hebt, als iets aan je voorbij is gegaan? Terwijl het toch gewoon betekent dat je vreemd ging?
 
Of is dit gewoon taalontwikkeling? Taal is immers dynamisch. Laat ik dan eens kijken wat we met die samenvoeging eigenlijk zeggen. Een roze olifant in de kamer. Een hallucinatie die we allemaal kennen maar die we niet benoemen. Ik begrijp ineens veel beter waar we ons als maatschappij van tijd tot tijd in bevinden.
 
Groet, Leike

Leiderschap

3 november 2019


Leiderschap
 
Leiderschap is een begrip dat bij mij altijd een zekere gêne veroorzaakt. Het roept bij mij associaties op met de Duitse vertaling van dat woord en met het idee dat een grote leider, met visie en charisma, de koers bepaalt omdat hij dat beter kan dan de rest. 
Nu zie ik ook allerlei verstandige collega’s die het begrip anders laden en andere accenten leggen en dat maakt me snel milder. Je kunt leiderschap als een functie van de groep zien, of van het systeem. Het gaat erom dat er richting ontstaat, keuzes worden gemaakt, niet om wie dit doet.
In die zin ben ik ook een fan van het poldermodel, ons unieke vermogen om compromissen te sluiten en te zoeken naar oplossingen waar iedereen mee kan leven. Juist niet ‘the winner takes it all’ zoals we zien in Verenigde Staten en Koninkrijken. Juist de minderheid meenemen in de te maken keuzes. Maar kan dat altijd?
 
Deze week ontstond in politiek Den Haag opeens een enorme vraag om ‘regie’ van de premier. Dit na weken waarin het Malieveld drie keer werd omgeploegd door zwaar materieel en aan de vooravond van een grote onderwijsdemonstratie. En na jaren van niet oplossen van urgente problemen. Deze week werd bekend dat we volgens het PBL de Parijsdoelstellingen niet gaan halen. Maatschappelijke sectoren zoals de politie, het leger en het onderwijs kampen met grote functioneringsproblemen door een oplopend tekort aan personeel en geld. We hebben wel heel veel hypotheken op de toekomst genomen heel veel fragiel gemaakt. Het loopt nu tegelijk klem en uit de hand. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden.
Tot nu toe is dat polderend niet echt gelukt. Hier en daar mooie woorden, maar geen daden.
Het lijkt erop dat reeksen kabinetten polderen hebben verward met ontkennen, vooruitschuiven en voorkomen van pijnlijke keuzes.  En dus rommelt alles gewoon door. We organiseren vrolijk een Formule 1 op Zandvoort, we fantaseren door over Lelystad airport zodat we nog meer kunnen vliegen en we blijven 130 rijden, niet omdat het substantieel sneller gaat, maar omdat dat zo lekker voelt. Vandaar die roep om de rol van de baas; Alles ist jetzt Chefsache.
 
We hebben een grote behoefte aan leiderschap. Aan echte keuzes. Aan een leiderschap dat uitspreekt dat we ons leven echt moeten veranderen. Dat de kool en de geit niet beiden gespaard kunnen worden. Dat dat gewoon niet anders kan.
 
Ik hoorde deze week Joop de Uyl, die in december 1973 met gedragen stem de autoloze zondag aankondigde. Ook toen al rond een energiecrisis:
“Ik wees er al op dat de crisis van vandaag, dat energietekort waarmee we te maken hebben, schoksgewijs tot uitdrukking brengt dat energietekort dat er eigenlijk al wás in de hele wereld. Wij moeten beseffen met elkaar dat we niet kunnen voortgaan met het verbruik van beperkte voorraden brandstoffen en grondstoffen zoals we dat in de laatste kwart eeuw hebben gedaan. Zo bezien keert de wereld van vóór de oliecrisis niet terug. Wij zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie. Daardoor zal ons bestaan veranderen. Bepaalde uitzichten vallen daardoor weg. Maar ons bestaan hoeft er niet ongelukkiger op te worden. Als ik dat zeg, dan wil ik vooral niet te licht tillen aan de grote moeilijkheden die velen van onze medeburgers vandaag al ondervinden als gevolg van de crisissituatie.”
 
Leiderschap, durven kiezen, wat een goed idee.
 
Groet, Jaap
 

Organisatievragen