Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Marker Wadden

3 augustus 2020


Beste Leike,

 

Vogelkijkhut “De duikeend” is een wondertje. Nietsvermoedend loop je vanaf een pad door een planken gang zodat de dieren je niet zien aankomen. Dan kom je bij een bouwwerk waar je eerst de trap af moet en zo kom je in een ruimte waar een grote glazen wand je beschermt tegen het water dat tot schouderhoogte staat. In dat water, aan de andere kant van dat glas zie je koeten, eenden, meeuwen, visdiefjes, kwikstaarten en nog veel meer. In de hut staat een handjevol grote mannen met dito fototoestellen en kijkers op statief die moeiteloos het antwoord weten op de vraag of het kan dat we zojuist een tureluur zagen.

Wat is dit allemaal slim aangelegd! Je bent bijna dichter bij de vogels en de vissen dan in een dierentuin. Alsof die dieren uit pure ijdelheid mooi voor ons gaan zitten wezen.

 

We zijn met de boot aangeland op de ‘Marker Wadden’, een poging om natuur te maken in het grotendeels dode Markermeer. Er zijn diepe geulen gegraven om vervolgens met het opgespoten zand daarin een reeks eilanden te maken. Er is wat helmgras geplant om de duinen niet te laten verwaaien en wat riet neergezet om een beginnetje te maken op de randen tussen nat en droog. De rest doet de natuur.

Als wij over organisaties praten (of schrijven) maken we graag het onderscheid tussen de ontworpen organisatie en de adaptieve organisatie. De eerste gaat uit van maakbaarheid en bestuurbaarheid, de tweede ziet de organisatie veel meer als een levende gemeenschap die zichzelf voortdurend ontwikkelt en verandert. En beide systemen zijn er altijd allebei.

Hier op de Marker Wadden, zie je dat in optima forma. Het geheel is aangelegd door ingenieurs en biologen. Om dat te kunnen doen, moet je verstand hebben van wat waterstromen en wind doen. Je moet weten hoe je voorwaarden creëert voor duurzame natuurontwikkeling en hoe een dergelijk gebied het hele Markermeer meer leven kan geven. Maar je moet ook geld bijeenkrijgen en politieke steun, slimme projectleiders voor de aanleg en vrijwilligers voor het beheer. Allemaal slim bedacht en gerealiseerd.

Zodra het slib is opgespoten gaat het adaptieve systeem zijn werk doen, het groeit hier tegen de klippen op. Planten en insecten, vissen en vogels vormen gloednieuwe complexe biotopen en scheppen ruimte voor het nieuwe. Dit voorjaar broedde hier een lachstern die dat voor het laatst in 1958 in Nederland deed. Het is hier zo hartverscheurend mooi Leike, ik krijg er tranen van in mijn ogen…

 

Maar we zijn niet de enigen die genieten. De haven biedt ruimte aan 50 schepen. Iedereen die ik spreek, vindt dit gebied een parel. De havenmeester vertelde me dat het er deze week op zeker moment 90 bootjes lagen. Drie of vier lagen dik aan de steigers. Want “ja, wat moet je doen als om vijf uur ’s middags iemand de haven invaart? Wegsturen, ongeacht het weer? Het is een uur varen naar Lelystad”.

Het adaptieve systeem ‘toerisme’ groeit hier misschien nog wel sterker dan het aantal kluten of bontbekplevieren. Het lijkt me een heel spannende opgave voor de mensen van Natuurmonumenten om randvoorwaarden te creëren om natuur en bootjesvolk in co-existentie en co-evolutie met elkaar te laten bestaan; om te voorkomen dat een teveel aan mensen de natuurontwikkeling in de kiem smoort. “Voor je het weet zitten de mensen hier in de duinen te barbecueën”, mopperde een natuurgids al tegen ons.

 

Ik ben ook een beetje van geloof veranderd omdat zelfs natuur maakbaar blijkt ….althans als we door voorwaarden te scheppen, ruimte geven.

 

Groet, Jaap

Koninklijke PTT Nederland B.V.

20 juli 2020


Beste Leike,
 
Vandaag werd ik opnieuw bevestigd die onontkoombare marktwerking die we in Onmacht zichtbaar maken. Omdat ik in mijn bootje ook graag Netflix stream, Zoomend of Teamend aan het werk ben of anderszins internet (hier als werkwoord), heb ik destijds het zwaarste abonnement van KPN gekozen. Mijn telefoon is dan een soort centrale WIFI voor aan boord. Ik betaal iedere maand € 97,70 voor “Zorgeloos Premium Plus”. Hoe aantrekkelijk is dat, om een abonnement te hebben dat je uit de zorgen houdt, en ‘premium’ betekent toch zoiets als superkeigoed?
Inmiddels varen we een maand en heb ik extra veel MB’s gebruikt, zoveel dat de bodem van mijn bundel in zicht komt. Van vorige jaren weet ik dat als je je bundel wilt vergroten dat dat alleen per de eerstvolgende maand kan. Toch nog maar eens bellen met wat ooit ‘Het staatsbedrijf der PTT’ was. “Oh meneer, u boft. Want u kunt nu overstappen naar een abonnement van € 36,- met onbeperkt internet, bellen en SMS.” Het blijkt dat mijn oude abonnement al maanden geleden was afgelopen en dat KPN me vrolijk de oude abonnementskosten liet doorbetalen, terwijl nieuwe klanten een veel beter aanbod (onbeperkt internet) voor iets meer dan een derde van de prijs krijgen. Ik blijk een hele tijd fors teveel betaald te hebben, omdat ik niet vanaf het consumentenvinkentouw ging koopjesjagen!
Kijk dat is waar die vermarkting van publieke goederen (gas, licht, telefoon, post, zorg, internet) toe leidt: als je als consument voortdurend blijft shoppen, ben je misschien voordelig uit. Maar als je ook nog andere dingen te doen hebt, een taalachterstand hebt, niet zo handig bent met computers, of het allemaal niet meer helemaal snapt, dan ben je gewoon de sjaak. Dan kloppen ze je rustig drie keer de prijs uit je zak en spelen mooi weer als je erachter komt. “Dat is boffen, meneer Van ’t Hek, het kan veel goedkoper!”: Diefstal verpakt als cadeautje.
 
Ik begrijp wel waarom stress en wantrouwen in de samenleving groeien, touwtjes niet meer uit brievenbussen hangen en de lontjes zo kort zijn. Zelfs bij basisdiensten als gas, stroom, ziektekosten en telefoon moet je voortdurend opletten dat je niet tot de losers behoort die ongetwijfeld in de businesscases worden meegecalculeerd in de concurrentiestrijd ten behoeve van aandeelhouders.
Ach Leike, kunnen we niet gewoon terug naar de PTT? Dat je gewoon telefoon hebt, een goed product tegen een redelijke prijs? En dat je niet steeds superalert met argusogen hoeft te zitten opletten of je niet genept wordt! Dat we bezig kunnen zijn met waar we goed in zijn in plaats van voortdurend kritische consument te hoeven wezen? Dat we een beetje kunnen ontspannen en vertrouwen hebben in elkaar?
 
Ik verlang gewoon naar de grapjes van Wim Kan die aan de zaal vroeg waar de letters PTT voor stonden…Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen. En dat dat dan op de PTT zelf sloeg en niet op hoe KPN zijn eigen klanten blijkbaar graag ziet.
 
Groet, Jaap
 

Kuddedieren

14 juni 2020


Beste Jaap,

 

Al voor Covid-19 uitbrak was ik van plan om een blogje te schrijven over hoe het werkritme van organiserend Nederland zich weerspiegelt in mijn agenda. Al jaren ben ik verbaasd over hoeveel regelmaat mijn agenda vertoont, meebewegend op de collectieve werkpatronen van organiserend Nederland. Alsof we slaven zijn van onze agenda.

 

Belangrijkste bepaler voor die regelmaat zijn de vakanties. Ik heb geen kinderen, maar ik weet precies wanneer de schoolvakanties zijn. Mijn agenda vertoont daar al lang van tevoren meer gaten dan in andere weken. Binnen een week zijn de woens- en vrijdagen altijd minder populair dan de maan-, dins- en donderdagen (met de dinsdag stip op nummer 1! Al maanden van tevoren vol). Het effect van onze deeltijdcultuur.

En dan is er nog die magische regel dat net voor het zomer- en eindejaarsreces de wereld een tijdje ophoudt te bestaan en dat daarom alles nog af moet, of alvast opgestart. Alsof de teller op nul moet en de voorbereiding voor daarna maar vast klaar kan zijn. Afronden en dan kun je lekker opgeruimd het reces in. Om vervolgens in respectievelijk september en januari nog relatief rustig opstarten. Eerst het gewone werk maar weer eens voor we iets bijzonders gaan doen.

 

Maar het is nog patroonmatiger dan dat. Op de een of andere manier kiezen organisaties binnen bovenstaand agendagestuurd ritme altijd dezelfde maanden uit voor hun heidagen, en binnen die maanden altijd dezelfde weken en sterker, er is ieder jaar weer een run op dezelfde dagen! Er zijn dagen die drie keer of meer zou kunnen vullen, omdat zoveel organisaties die dag bestempeld hebben als heidag/teamdag/ontwikkeldag. En dagen die niemand wil.

 

Corona ontregelde dit ritme volledig. In één dag waren alle afspraken voor de komende maanden uit mijn agenda. Bij iedere verlenging van de lockdown herhaalde zich dat. Logisch ook, het mocht gewoon even niet. Maar er kwam een nieuw ritme voor terug, dat van de korte-termijnplanning. Kunnen we deze week online …? Kunnen we morgen afstemmen over …? Met lege agenda’s regeert de ad-hocplanning. Bij iedereen. Logisch ook, want wat viel er langetermijn te plannen in deze onzekerheid?

 

Tot het eind april ineens nationale opstartweek leek te zijn. Het regende telefoontje die startten met ‘We weten niet hoe lang het nog duurt, maar we moeten toch verder, kunnen we alvast online …’. Alsof we allemaal tegelijk ineens ruimte in ons hoofd en handelen kregen om weer iets verder te kijken dan de volgende dag.

Inmiddels, nu we weer een beetje uit de lockdown mogen, willen we blijkbaar allemaal in juni nog flink tempo maken. Voor het zomerreces. Want tja, dan gaat de teller weer op nul.

 

Niks slaven van onze agenda. We zijn gewoon kuddedieren.

 

Groet, Leike

Rutte in de kolenmijn

8 juni 2020


Beste Leike,

Je kent het verhaal van de kanarie die het meest gevoelig is voor gas? En die het loodje legt als daar teveel van is in de mijn? Zodra de kanarie omvalt, vertrekken de mijnwerkers. En let nu eens op Rutte. Wanneer hij een draai maakt, zoals rond zwarte Piet. Dan is er wat aan de hand in de mijn van de samenleving. Dan schuift er wat.
 
Ken je ook de theorie van het Overton-window? Die zegt dat de publieke opinie wordt beïnvloed door extreme standpunten, zonder dat mensen die standpunten onderschrijven. Standpunten schuiven op als je die extreme standpunten maar vaak genoeg hoort. Dit principe maakt bijvoorbeeld dat extreemrechtse partijen zonder regeringsmacht in staat zijn geweest om door de jaren heen het gedrag van partijen in het politieke midden naar rechts te doen schuiven. VVD- en CDA-kopstukken zeggen nu dingen waar Janmaat in de jaren 80 voor is veroordeeld.
 
Een paar jaar geleden hadden we de Me too-beweging. Het aanklagen van Harvey Weinstein ontstak de lont in het kruidvat. Wereldwijde onrust gaf een enorme impuls aan het bespreekbaar maken van ongewenst gedrag. Zou wat nu is ontstaan door de dood van George Floyd eenzelfde impuls geven aan het niet langer tolereren van racisme en politiegeweld, en daarmee aan de emancipatie van mensen van kleur? Verschuift ook hier het raam van Overton? Als we kijken naar de beweging die de supertacticus Rutte maakt zou dit wel eens het geval kunnen zij. Hij voelt feilloos aan wanneer hij uit het raam tuimelt.
 
En als we nu toch kijken naar Rutte als kanarie in de kolenmijn, schoof hij een paar maanden geleden ook al niet stevig naar links op toen hij instemmend over Nederland sprak als “Een land dat in de kern diep socialistisch is en dat het Rijnlandse model ons in de genen zit”.
Hij schuift.
En daar word ik wel erg blij van; het zou zo maar eens kunnen dat na de Overton-beweging naar rechts, het raam een voorzichtige beweging naar de andere kant is begonnen. Let op de kanarie!
 
Groet,
Jaap

Oei, oei, moeilijk (vervolg)

18 mei 2020


Beste Leike,
 
In jouw laatste blog beschreef je hoe moeilijk het zal zijn om voorzichtig en gebalanceerd terug te keren uit de Corona Lockdown; hoe makkelijk je doorschiet en geen maat kunt houden. Je eindigde met: “Oei, oei, oei, we gaan het moeilijk krijgen”.
Blijkbaar schreef je dat zo eloquent op dat je stuk heel veel gedeeld werd, maar dat de reacties zich beperkten tot “mooi gezegd, Leike” en varianten daarop.
 
Ik wil over nog wel een schepje bovenop jouw uitspraak dat het moeilijk wordt, doen. Daarvoor eerst een uitstapje.
In mijn studententijd was ik buschauffeur. Ik reed in zo’n grote gele streekbus van Centraal Nederland rond Amsterdam. Dat moest ik natuurlijk eerst leren. Ik had al een groot rijbewijs, dus rijden hoefde ik niet meer te leren. Hoe het met kaartjes werkte wel. Het was nog voor de strippenkaart en in de streekbus kwamen mensen met kaartjes van het GvB, andere streekbusmaatschappijen, combikaarten van de NS en nog veel meer. Zelf moest je kaartjes maken met bestemmingscodes, kortingen en tal van uitzonderingen daar weer op. In mijn klasje was ik de enige student. De meesten waren bijvoorbeeld SRV-man met een niet langer rendabele wijk, taxichauffeurs op zoek naar meer vastigheid en andere tweedekeuzers. Voor het leren van al die kaartjes stond een week of zes, maar na anderhalve week had ik wel begrepen hoe het werkte. Ik mocht de opleiding versneld afronden en aan het werk gaan op lijn 56. Was ik nu zo briljant? Nee, dat niet. Ik had wel een hoofd dat was ingericht op het verwerven van nieuwe kennis. Ik studeerde immers nog. Dat is heel andere koek als je jarenlang als middenstander vooral heel praktisch bezig bent geweest. Daar zit volgens mij de crux. Mensen hebben maar een beperkte capaciteit om nieuwe informatie te kunnen begrijpen, laat staan te vertalen naar gedrag. Ik moet je zeggen dat ik ook al de weg kwijt ben in wat wel en niet mag.
 
In de eerste persconferentie was de informatie nog beperkt. Zoveel mogelijk binnenblijven, anderhalve meter afstand houden en handenwassen. Kijk dat is te onthouden. Niet zo gek om dat een intelligente lockdown te noemen: gedragskundig intelligent.
Inmiddels horen we dat de mensen het niet langer volhouden en enorm graag weer naar buiten willen, naar de kapper, op het terras, met echte mensen werken, je huidhonger stillen met je seksbuddy. Althans dat hoor je journalisten, opiniemakers, influencers en andere talking heads beweren. In het kabinet wordt druk gedebatteerd door de economische lobby en degenen die zich zorgen maken over de zorgcapaciteit. Het resultaat is een serie richtlijnen die meer aan de regels van een compromis voldoen, dan dat ze begrijpelijk en uitlegbaar zijn. Om te beginnen zijn net zoveel regels, als buskaartjes in de jaren zeventig. Maar daarnaast zijn er onverklaarbare prioriteiten en ongerijmdheden: wel naar de nagelstudio en niet naar je bejaarde moeder? Wel een mondkapje in het OV, maar dan alleen een kapje dat zeker niet werkt?
Dit zoekplaatje biedt ons alle ruimte om voor eigen interpretatie. Je zoekt de bomen in een bos van richtlijnen en bedenkt wat je zelf logisch vindt of wat je goed uitkomt. De rekkelijken rekken de zaak wat verder op en de preciezen houden zich liever vast aan de oude regels die wel begrijpelijk waren.
Ik ben bang dat je oei-oei-moeilijk-blog erg waar is en dat het er niet makkelijker op zal worden de komende tijd. Zeker niet als er straks onverhoopt ook weer regels worden aangescherpt…
 
Groet, Jaap

PS aan de lezer: vind je onze blogs leuk, je kunt je hier abonneren!

Oei, oei, dat wordt moeilijk!

12 mei 2020


Beste Jaap,

Ooit leerde ik alles over vasten. Wat ik daarvan het meest – ook door eigen ervaring – heb onthouden, is de basisregel dat vasten op zichzelf niet zo moeilijk is, maar breken met vasten des te meer. Als je weer mag eten, moet je je inhouden. Je moet voorzichtig starten, van kleine beetjes naar steeds een beetje meer. Ik moest eraan denken toen Rutte tijdens de persconferentie zijn spoorboekje presenteerde. Ik dacht, oei, oei, oei, we gaan het moeilijk krijgen!

 

Ik merk het bij mezelf. Ik heb in de afgelopen zeven weken welgeteld drie keer op anderhalve meter met andere mensen afgesproken, bij elkaar acht andere mensen gezien (even los van dat ik af en toe iemand tegenkwam tijdens een wandeling of een boodschap). Ik vind het een heerlijk idee dat het iets losser mag, maak plannen om een keer per week een keer wat af te spreken, maak sporadisch afspraken met klanten om toch live te werken. Op anderhalve meter, alle RIVM-regels in acht nemend.

Ik vind het lastig om een goed evenwicht te vinden. Want laten we wel zijn, het is een beetje als jezelf na zeven weken lijnen een biertje met een paar bitterballen gunnen. Zoals velen met mij weten, is dat toch vaak het begin van het einde.

 

Ik zie het in de stad. Vrijdag en zaterdag was het prachtweer. De parken zaten vol. Op anderhalve meter afstand van elkaar zaten mensen die om een of andere reden vonden dat zij gerechtigd waren om daar te zitten. Ik gun het ze van harte, maar de ruimte is beperkt en er zijn heel veel mensen die daar niet zitten. Die ‘paar’ mensen konden daar zitten omdat heel, heel veel mensen dat niet deden. Brutalen hebben de halve wereld. En die brutalen, die zaten in het park. En in de trein naar Zandvoort. Hoe moet dat straks? We hebben geen regels voor wie wanneer iets mag in de publieke ruimte. Wordt de wereld van de brutalen?

Of ontstaat het fenomeen dat als de brutalen over de dam zijn, er meer volgen? Waardoor de regels zelf buitenspel staan?

 

Ik heb niet dezelfde politieke kleur, maar ik vind wat onze regering doet buitengewoon knap. Zoeken naar regels die voldoende richtinggevend zijn voor mensen om keuzes te maken voor hun eigen gedrag. Zoeken naar de ruimte die nodig is voor de gemeenschap om eigen, beredeneerde, keuzes te maken. In ons boek Onmacht beschrijven we hoe een organisatie zowel een adaptief en lerend systeem als een ontworpen systeem is. Voor de maatschappij geldt wellicht hetzelfde. De regering ontwerpt kaders en regels waarbinnen het vermogen van het adaptieve systeem wordt aangesproken en gestimuleerd om onderzoekend en lerend invulling te geven aan nieuwe omstandigheden. Je ziet hoe we met elkaar, als adaptief systeem, zoeken en leren.

Maar wat je nu vooral ziet is hoe moeilijk het is voor ons psychische systemen om ons tot dat adaptieve systeem te verhouden. We zijn geen mieren of vogels die als vanzelfsprekend zich voegen naar de regels en patronen van het systeem waar ze onderdeel van zijn. We zijn toch vooral psychische systemen, met verlangens en wensen, met eigen redeneringen over waar je recht op hebt of niet hebt, met keuzes om tot de brutalen te behoren of niet. Die verlangens zijn niet altijd ten dienste aan het systeem, ze zijn vaak vooral ten dienste aan het individu.

En dat maakt het nu zo moeilijk. We moeten het opbrengen om nog een tijdje onze eigen verlangens ten dienste van het grotere geheel te stellen, terwijl we ook zoeken naar iets meer vrijheid voor ons zelf. Oei, oei, oei, we gaan het moeilijk krijgen!

 

Groet, Leike

 

PS aan de lezer: vind je onze blogs leuk, je kunt je hier abonneren!

 

 

Dystopisch chagrijn

3 mei 2020


Beste Jaap,

 

Je bent nog een reactie van me verschuldigd op je laatste blog. En sorry dat ik het moet zeggen, je had ongelijk. Nog voor ik mijn reactie kon geven, hebben we miljarden in KLM gestoken. In je blog droom je van een shake out ten goede. In je blog droom je dat deze bittere tijd leidt tot nieuwe schoonheid, betere keuzes, een mooiere wereld. In een twitterbericht noemde ik je een romantische ziel. Sta mij toe met enig dystopisch chagrijn op te reageren. Ik ben nu eenmaal eerder een middelbare misantroop dan een positivist.

 

Dat er een shake out komt, dat deel ik met je, maar ik vrees dat het de kwetsbaren zijn die we eruit shaken. De ZZP-ers die geen ondernemer zijn, niet als een ondernemer verdienen maar wel als ondernemer zijn aangesproken. De al te grote optimisten die dachten dat de bomen tot in de hemel groeiden en zich niet konden voorstellen dat hen iets kon overkomen. De mensen aan de onderkant van de samenleving wiens dienstverbanden worden opgezegd.

De groten overleven wel. Ze hebben geld genoeg en komen nu ook nog in aanmerking voor staatsteun. Wat ik begrijp, want we behouden er banen mee. Idealisme gaat in tijden van crisis niet voor pragmatiek.

 

Jij hoopt dat we allemaal producten dicht bij huis gaan kopen en vaker thuiswerken. Als we dat eerste allemaal gaan doen, hebben we op wereldniveau een probleem met de voedselvoorziening. Er dreigen nu al grote voedseltekorten in Afrika en het Midden-Oosten door Corona. We kunnen honger alleen de wereld uitkrijgen, als we juist niet alles lokaal en kleinschalig produceren. Dat romantische idee is fijn voor happy shiny people, voor de buurten waarin ik woon. Maar niet voor de wereld.

 

En als we meer thuis werken, achter al die schermen? Ik las ooit dat je één online zoekopdracht evenveel energie kost als het 17 seconden laten branden van een lamp. Ons energieverbruik gaat gigantisch toenemen. Als we steeds online met elkaar in verbinding staan, dan gieren de data over het wereldwijdeweb en dat kost enorm veel energie. Dus ook hier lijkt thuiswerken lokaal milieuvriendelijk, maar ik ben benieuwd of dat ook echt zo is. Zolang we nog vervuilende energiebronnen hebben, wordt het echt niet beter.

 

Veel vertrouwen in dat wij mensen veranderen heb ik ook nu niet. Er wordt nu al gezeurd op twitter over Fernweh, over dat we niet uit eten kunnen, koffietjes kunnen doen, kunnen winkelen. Ik wist het niet, maar ineens blijkt de kapper een eerste levensbehoefte. En dan zijn we nog maar vijf weken een heel klein beetje gedepriveerd, want er mag nog ontzettend veel. Maar Ikea gaat open en we staan in rijen voor de deur. We willen vast een betere wereld, maar we vallen denk ik gewoon terug in ons oude vertrouwde consumerende zelf.

 

Ik vrees dat je met die shake out helemaal gelijk hebt. En ook dat het nooit meer zo wordt als het was. Er is vast na Corona veel blijvend veranderd. Alleen welke kant het op verandert, we weten het niet. Met jou hoop ik op wijsheid en verstandige besluiten om het nu echt anders te doen, maar uiteindelijk weten we de richting van de verandering niet.

Vergeef mij de sombere blik. Maar als we die van jou en die van mij nou eens naast elkaar leggen en zoeken naar de middenweg tussen beide. Dan ontstaat er misschien wel een realistisch mooi resultaat?

 

Groet, Leike

 

PS aan de lezers: je kunt je abonneren op deze blog. Klik dan hier.

Fantoompijn

26 april 2020


Beste Jaap,
 
We zitten nu zo’n vijf weken in lockdown en tot nu toe vind ik het best te doen. Sterker, ik heb denk ik best wel lockdownkwaliteiten. Ik kan het prima met mezelf vinden, hou van de stilte en de rust van alleen in mijn eigen huis, heb supersaaie hobbies als lezen, koken en een beetje in de tuin rommelen. Mijn huid heeft misschien wel trek, maar nog geen honger. En voor mij zijn de kapper, een latte of op zaterdagmiddag door de stad banjeren geen eerste levensbehoeften, dus ik mis ook niet zoveel. Dacht ik.
 
Elke avond wandel ik een rondje door de stad (ook dat deed ik overigens al veel langer dan de crisis nu duurt). Heel af en toe kom ik een bekende tegen. Op anderhalve meter afstand staan we dan naar elkaar te informeren en een beetje ervaringen uit te wisselen. Wat is dat even heerlijk! Laatst vroeg ik mij, eenmaal thuis, af waarom dat nou zo heerlijk was. Eenzaam ben ik niet, via schermen lul ik de hele dag en ik sta met best veel mensen in contact. Maar een gesprek, een levend gesprek …
Je kunt gewoon dwars door elkaar heen kletsen en in taal over elkaar heen buitelen en dan blijft het gewoon een echt gesprek. Je kunt even stil zijn, peinzend om je heen kijken, een beetje knikken naar elkaar en het blijft een echt gesprek. Je hoeft je zinnen niet af te maken en kunt van de hak op de tak associëren en het blijft een echt gesprek.
Via een scherm kan dat allemaal niet.
 
Toen ook realiseerde ik me waarom ik zo ontzettend moe wordt van dat online werken. Op zich gaat dat ook best goed. Ik leer heel veel van hoe je met verschillende werkvormen ook echt goede gesprekken kunt voeren of leren kunt faciliteren.
Eerst dacht ik dat ik zo moe was, omdat ik het allemaal nog moest leren, dat het nog onwennig was. Maar er ontstaat al enige routine en toch blijf ik moe.
Na zo’n fysiek anderhalvemetergesprek realiseer ik me dat dat komt, omdat ik maar twee zintuigen kan gebruiken, mijn oren en mijn ogen – in 2D in plaats van het normale 3D. Alsof je door een sleutelgat kijkt. Alle andere zintuigen staan in de actiestand maar ze kunnen en mogen niet. Ze staan te trappelen om wat te kunnen ervaren, maar ze botsen op een scherm. Mijn spiegelneuronen lijken werkloos. Het is een soort fantoompijn: je hersenen komen in actie, want ze verwachten prikkels, maar die komen niet.
 
Ik realiseer me hoezeer al die zintuigen samen een scherpte opleveren die je online echt niet hebt. Hoezeer we met elkaar zoveel meer doen dan luisteren en spreken als we bij elkaar zijn, ook in een werkcontext. En hoeveel beter ik mijn werk kan doen als ik al mijn zintuigen daarvoor kan inzetten.
Al die mensen die zeggen dat we na Corona allemaal online blijven, ik geloof ze niet. Huidhonger is klein bier vergeleken met de deprivatie die ontstaat als we allemaal achter die schermen blijven hangen. Echt.
 
Groet, Leike
 
PS: op de toekomstblik in je vorige blog ga ik nog reageren. Ik moest eerst deze verzuchting kwijt.
PS aan de lezers: als je onze mailwisseling leuk vindt, abonneer je dan op onze blogs dan krijg je een signaaltje als er een nieuwe is. Dat kan hier.
 

Van lock down naar shake out

21 april 2020


Beste Leike,
 
Je maakt in een van je vorige blogs gewag van het feit dat veranderingen zo makkelijk terugveren. Dat fenomeen hebben we al veelvuldig ervaren en beschreven en het is een van de grote risico’s bij veranderen. Je brengt het in verband met de Coronacrisis en de mate waarin je verwacht dat er echt wat zal veranderen.
Nu is dat een discussie die momenteel breed gevoerd wordt en waarover -soms met grote stelligheid- enorme speculaties worden gedaan. Ik voeg me -maar zeker niet stellig- in dit rijtje.
 
Weet je nog van de watersnood in 1953? Er kwam een Deltaplan om de dijken zo te verhogen dat deze ramp zich nooit zou kunnen herhalen. De angst voor overstroming is zo krachtig in ons bewustzijn komen te liggen dat het huidige ‘ruimte voor de rivier’ ongeveer van alle klimaatmaatregelen de enige is die echt met kracht ter hand wordt genomen. De vraag is daarom of we straks terugveren in oude patronen zoals bij de bankencrisis of dat we een Deltaplan maken zoals bij de watersnood.
Ik hoop het laatste en zie ook wel een aanwijzing. De bankencrisis kon met staatsingrijpen voor een flink stuk bedwongen worden en het betrof maar één segment van de samenleving: het geldsysteem. Nu hebben we te maken met een veel bredere systeemcrisis (gezondheid, geld, globalisering, politiek), en daarin doen we wezenlijk andere ervaringen op. Volgens het IMF was de toenmalige bankencrisis nog beperkt. Ze vergelijken de economische gevolgen van de huidige coronacrisis met de depressie van de jaren dertig.
De intelligente lockdown mondt vermoedelijk uit in een shake out. Ondanks steunmaatregelen van de overheid volgen er waarschijnlijk faillissementen en massale werkloosheid; de economie raakt diep ontregeld, ik kan me dat niet anders voorstellen. Maar de lockdown biedt ook een lang moment van reflectie op de inrichting van de samenleving.
Het is net alsof we opeens scherper zien hoe concurrentie en competitie als drijvende kracht naar alsmaar meer groei, meer geld, meer ongelijkheid en meer globalisering nogal wat schaduwkanten kent. We zien hoe vitaal sommige beroepen zijn die we in de afgelopen jaren enorm hebben ondergewaardeerd. We zien de enorme afhankelijkheden en complexe geld- en goederenstromen die we hebben georganiseerd. Vergaande fragiliteit komt aan het licht, veroorzaakt doordat bijvoorbeeld alle testapparatuur bij één leverancier gekocht werd. We zien dat alles alleen langs de financiële maatlat leggen ons enorm eenzijdig en kwetsbaar heeft gemaakt.
 
Jij bent een systeemdenker, Leike, dus zou het niet zo zijn dat een echte systeemcrisis nu juist de mogelijkheid biedt voor keuzes die in een zichzelfproducerend systeem onmogelijk zijn? Dat er zoveel tegelijk stuk gaat dat herstel van de oude verhoudingen gewoon niet meer mogelijk is; dat het dus wel anders moet? En zou het kunnen zijn dat onze ervaringen van nu zullen helpen bij de opbouw van juist andere verhoudingen, waarden, keuzes?
Dat we bijvoorbeeld vliegen heel veel duurder te maken (juist omdat minder mensen in een vliegtuig kunnen)? Zou het niet kunnen dat we opnieuw ontdekken hoeveel relaxter vakantie in eigen land eigenlijk is? Dat we liever 10 miljard in de cultuur stoppen dan in de KLM? Zou het niet kunnen dat we vaker producten van dicht bij huis willen kopen? Dat we meer willen investeren in publieke goederen als zorg en onderwijs? Dat we veel vaker vanuit huis blijven werken? Dat we meer staat en minder groot geld willen? Minder wantrouwen, meer vertrouwen?
Ik weet ook niet hoe het verder gaat, natuurlijk. En ik realiseer me dat ook bij mij de wens de vader van de gedachte is. Maar ik kan me eigenlijk echt niet meer voorstellen dat we straks de draad oppakken bij waar we gebleven waren.
 
Groet, Jaap

De anderhalvemetermens

14 april 2020


Beste Jaap,

 

Iemand zei in een opdracht voor een gemeente eens tegen me: ‘Leike, dat lossen we niet op in raadsperiodes maar in generaties.’ Die zin zit maar steeds in mijn hoofd nu we een paar Coronaweken verder zijn. In mijn vorige brief aan je schreef ik al over volhouden. Dat wordt het zeker. De anderhalvemetereconomie wordt voorlopig het nieuwe normaal, aldus Rutte.

 

Ik probeer me dat voor te stellen. Qua economie zie ik dat wel gebeuren. Die economie heeft belang bij het vinden van een nieuwe modus. Ik zag al iemand van Carré uitleggen dat er in het theater rijen tussenuit zouden gaan, en per rij dan nog wat stoelen en dat er dan voldoende afstand is. Café-eigenaren en restauranthouders kijken hoe ze hun zaak zo kunnen inrichten dat er anderhalve meter tussen de tafels of zitjes komt. Supermarkten en andere winkels maken vast nog slimmere routes door hun winkels dan nu het geval is.

 

Maar voor een stabiele anderhalvemetereconomie heb je ook een anderhalvemetermens nodig.  Zou die echt kunnen ontstaan?

 

Ik ben best onder de indruk van hoe we het nu doen met elkaar. Zaterdag was ik – vroeg in de ochtend – even in de stad. De (buiten)rij voor mijn favoriete bakker, stond tot ver op de brug. Iedereen keurig anderhalve meter van elkaar verwijderd. Het is dat ik niets nodig had, maar ook ik zou in die rij gaan staan. Zo’n goede bakker is het wel. Bovendien was het heerlijk weer, dus wat maakt het uit om even anderhalve meter uit elkaar in het zonnetje te staan?

 

Al lopend of fietsend, slalommen we allemaal door een heel rustige stad. We ontwijken elkaar zorgvuldig, zodat we die anderhalve meter afstand kunnen houden. We lachen naar elkaar als het een ongemakkelijke situatie oplevert, knikken even als iemand zo attent is om uit te wijken of even te wachten. Maar stoepen zijn niet altijd anderhalve meter, fietspaden ook niet. Da’s soms best zoeken. En anderhalve meter is soms een heel smal begrip.

Helemaal als als er hardrennende of wielrennende types tussendoor schieten. Blijkbaar zien zij de afstand de in acht gehouden wordt aan voor plaatsmaken? Of misschien kun je al sjezend je afstand niet meer goed inschatten?

 

Hoe zou de anderhalvemetermens zich gedragen op het drukste fietspad van Nederland waar ik eerder over schreef? Zouden we echt anderhalve meter afstand houden, inhouden als degene voor ons wat trager is, netjes in lange rijen wachtend? Zou diezelfde anderhalvemetermens terughoudend zijn om met mooi weer op smalle wegen pleziertochtjes te maken, in winkels toch nog net even voor iemand langs te rijken? Zou de anderhalvemetermens ruimte maken in de bus, netjes op afstand wachten bij de trein?

 

We hebben in de infrastructuur nog wat nodig om een anderhalvemetermens te kunnen zijn. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het nog wel even duurt voor de homo sapiens sapiens ook in gedrag getransformeerd is naar een homo sapiens distantia. Laten we hopen dat het ons eerder lukt om dat virus te verslaan. Want die transformatie lijkt me geen kwestie van maanden maar van generaties.

 

 

Groet, Leike

 

 

 

 

 

Organisatievragen