Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Rust

26 december 2022


Beste Jaap,
 
Ontluisterend zijn ze inderdaad, dit soort reconstructies. Ik denk de laatste tijd veel te vaak ‘Is dit onze overheid?’, ‘Zo’n land zijn we toch niet?’. Maar zo’n land zijn we wel. Geworden. En we kregen het pas door toen de desastreuze gevolgen van veel te platte keuzes zichtbaar werden. Heel pijnlijk.
 
Jij richtte je blik op Hoekstra, maar als je vorige week het kamerdebat over de mondkapjes zag, zie je dat iedereen boter op zijn hoofd heeft. Man, man, man, ze hebben allemaal in de heat of the moment hun rol gespeeld in het debacle, maar iedereen probeert nu een ander de schuld te geven of weg te draaien van de eigen bijdrage. Terwijl het enige wat je kunt doen, is erkennen dat je het niet handig hebt gedaan en lessen trekken voor een volgende keer. Improviseren leidt nu eenmaal tot fouten, ik denk dat best veel mensen dat begrijpen.
Maar de Tweede Kamer is verworden tot een toneel waar voor de bühne moties worden ingediend en waar debatten zo worden gevoerd dat je manipulatieve uitsneden kunt maken voor de socials. Inhoudelijke en ideologische verschillen hebben plaatsgemaakt voor handige framing en schoolpleingelijk. Het is een plek geworden waar aantijgingen rondvliegen, waar vliegen worden afgevangen en de hete aardappel de hele tijd wordt rondgestuurd.
 
Als ze toneel willen spelen, gun ik ze dat misschien ook nog wel. Ik hoef er immers niet naar te kijken. Maar ik vrees dat het een soort doel-middelverschuiving aan het worden is. Dat het politieke werk ten koste gaat van dat bühnegedrag. De reconstructie van het handelen van Hoekstra laat dat zien: het tonen van daadkracht (omdat je dat aan de burger wilt laten zien) boven het vinden van een passende en goede oplossing.
 
Het ergste is, ik denk dat we het aan onszelf te danken hebben. Een aantal jaren geleden kreeg de politiek ervan langs dat ze losgezongen was van de gewone man die zich niet meer gerepresenteerd voelde. Het land moesten ze in, horen wat er speelde, laten zien dat ze de burger begrepen. Duidelijkheid wilden we, en keuzes die zichtbaar maakten dat er naar ons geluisterd werd. Daarmee voorbijgaand aan het feit dat juist bij moeilijke onderwerpen je niet naar iedereen kunt luisteren.
Ik ben bang dat heel veel van wat we nu zien daarmee te maken heeft; dat de hijgerige debatten, de filmpjes op de socials, bedoeld zijn om te laten zien dat ze begrijpen wat burgers willen. Zonder door te hebben dat het precies het tegenovergestelde zichtbaar maakt: ze zijn bezig met zichzelf in hun poging elkaar te overtroeven in wie het meest aansluiting heeft bij die burgers. En daarmee komt het oplossen van ingewikkelde vraagstukken op achterstand te staan.
 
Praat is geen daad en veel geschreeuw geeft weinig wol. Ik stel voor dat we een tijdje stoppen met filmen in de Kamer, net als in de rechtszaal. Zodat de debatten weer primair over de inhoud kunnen gaan in plaats van over soundbites en contextloze knip- en plakwerkjes. Wat een rust zou dat geven. Voor hen. En voor ons.
 
Groet, Leike

Wobke, Sandra en beschaving

20 december 2022


Beste Leike,
 
Op een of andere manier kwam ik op de site ‘Loyale tegenspraak’ terecht waar een interview op stond met Sandra Palmen. Zij is de juriste die in 2017 bij de Belastingdienst het beroemde memo schreef over de verkeerde behandeling van de kindertoeslagouders. Ze adviseerde toen al de ouders in het gelijk te stellen en te compenseren. Palmen schreef destijds iets dat blijkbaar niet wenselijk was bij bazen en collega’s. Het memo werd verdonkeremaand.
In het interview toont ze zich een beschaafde, genuanceerde, zorgvuldige dame die heel open terugkijkt naar de periode waarin ze het memo schreef en verstuurde. “Bij ons gaan geen mensen dood, maar we maken wel levens kapot”, becommentarieerde ze het handelen van haar dienst destijds.
Ik heb wel bewondering voor ambtenaren zoals zij, die over een goed ethisch kompas beschikken en dat intelligent gebruiken. Kritisch en 100% loyaal aan de minister, zoals we het kunnen verwachten van onze ambtenaren. Onkreukbaar.
 
Maar ja, zoals bekend, ieder voordeel hep ze nadeel.
 
Vorige week, 9 december, publiceerde NRC een uitgebreide reconstructie van het opdelen van de Belastingdienst met als titel “De ‘radicale oplossing’ die er van Wopke Hoekstra moest en zou komen”.

Waar ik bij Sandra Palmen bewonderend luisterde naar haar zorgvuldigheid, gruwde ik van de -tegen de adviezen van de hele ambtelijke top van de Belastingdienst in- getoonde dadendrang van deze McKinsey-man. Fijntjes wordt in het artikel gewezen op het tijdsgewricht waarin dit plaatsvond: het moment dat Wobke alom werd gezien als gedroomde CDA-opvolger van Rutte. Daarbij hoorde daadkracht en spierballen. Herinner je je de slogan ‘Nu doorpakken’ nog?

Hoge ambtenaren, die zelf niet eens geïnformeerd laat staan geconsulteerd waren over zijn besluiten, waren niet bij machte hun mensen uit te leggen wat de bedoeling of de meerwaarde van deze reorganisatie was. Intens verstrengelde onderdelen van de dienst moesten uit elkaar getrokken worden. De ambtelijke trekkers van de nieuwe onderdelen dienden onderling maar uit te vechten wie welk deel uit de boedel kreeg.
En dat alles bij een Belastingdienst die al jaren niet op orde is en achter de feiten aanloopt. “De rek is eruit”, had de directeur-generaal nog gezegd voordat Wobke koos voor een ‘radicale aanpak’ en ‘fundamentele veranderingen’. De Ondernemingsraad werd niet om advies gevraagd.
 
Wat is dat toch een contrast tussen die twee. Hoekstra’s spierballengedrag met de overmoed van een McKinsey-consultant en Palmens intelligente en empathische precisie. De eerste de baas van de tweede. De tweede superloyaal aan het Bokitogedrag van de eerste.
 
Inmiddels werkt Palmen als inpecteur bij de kakelverse ‘Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane i.o.’. Een nieuwe dienst die is opgericht om toezicht uit te oefenen op de in stukken gehakte Belastingdienst. Alsof toezicht houden op wat je door een structuuringreep stuk maakte helpt.
In plaats van zijn oefening organisatiedestructie had Hoekstra ook gewoon naar Palmen kunnen luisteren. Dat had vermoedelijk een hoop leed, gedoe en stress bespaard.
 
Groet,  Jaap

Boevenvangen

20 november 2022


Beste Leike,
 
Het presidium van de Tweede Kamer wrijft in een vlek van onveiligheid. In pogingen iets op te lossen wordt de ellende alsmaar onoverzichtelijker. Inmiddels heeft de landsadvocaat geadviseerd en is een recherchebureau ingehuurd, geven Jan en alleman hun opinies in de media, maar waar is de organisatiekundige blik? Hoe kan het dat ik nog geen enkele organisatieadviseur haar mening heb horen geven? Komt dat omdat deze adviseurs altijd in vertrouwen en discreet opereren, heeft dit vakgebied niks te melden, of hebben media geen oog voor wat dit vakgebied zou kunnen bijdragen?
 
Zoals psychiaters terughoudend zijn om in het openbaar iets te zeggen over de geestesgesteldheid van publieke figuren (ze hebben ze niet zelf onderzocht), zo is het voor ons als organisatiekundige precair om je uit te spreken over een organisatie als zij niet zelf heeft binnengekeken. Maar nu de kwestie zo veelkleurig op vele tafels is gelegd, is er wel iets over te zeggen, met het voorbehoud dat alle kennis tweedehands is, uit de media.
 
De zaak kwam aan het rollen toen bekend werd dat het huidige presidium op basis van twee anonieme brieven besloot de landsadvocaat om advies te vragen. Dat is meteen al interessant. In het algemeen geldt dat je op basis van anonieme brieven heel terughoudend bent. Je weet immers niet van wie ze komen, je kunt geen nadere vragen aan de opstellers stellen, je kent geen motieven enzovoorts. In dit geval bleek de ambtelijke top de aard van de klachten te kennen. Voor het presidium reden tot handelen. En dan vraag je een advocaat om advies. Dat doe je als je denkt dat je een juridisch probleem hebt. De klagers spraken over onveiligheid, dat klinkt misschien strafrechtelijk, maar je zou het bijvoorbeeld ook als een psychologisch probleem kunnen duiden.
De onderzoeksfocus is ook bijzonder omdat de klachten gingen over de vorige voorzitter die inmiddels weer gewoon Kamerlid was. Waarom dan nog altijd anoniem klagen? Betekent dat dat er ook onder de nieuwe voorzitter nog altijd sprake is van een onveilig werkklimaat? Misschien ligt het wel niet aan de persoon van de voorzitter? Veiligheid op je werk verwijst niet zozeer naar individuen, maar naar een bredere context, misschien wel de hele cultuur in de top van de ambtelijke organisatie. Sterker nog, het duiden van een vraagstuk als juridisch, wijst precies naar waar onveiligheid vaak over gaat: bij zaken die mislopen worden schuldigen gezocht.
De onwerkbaarheid van deze benadering is tweeledig: er zijn vaak geen schuldigen omdat men in een collectief drama is verzeild geraakt, maar bovendien gaat het bij cultuurvraagstukken niet zozeer om het vaststellen van het verleden als wel om te kijken naar wat de geschiedenis voor het handelen in de toekomst betekent. De benadering om via een advocatenkantoor bij een recherchebureau terecht te komen richt de blik op het verleden en schuldigen en biedt geen oplossingen voor de bestaande onveiligheid.
 
Inmiddels verloopt het proces als een klassiek drama. De beschuldigde ex-voorzitter trekt het op haar fatsoen, weigert medewerking aan het onderzoek, ziet haar reputatie nu al aangetast en verlaat de Kamer. Haar partijlid in het Presidium slaagt er niet in daaraan loyaal te blijven en tegelijk aan zijn partij en verlaat het Presidium. Een vergadering met een Kamercommissie over de gerezen situatie loopt volledig uit de hand. Het voltallig MT van de Tweede Kamer geeft zijn verantwoordelijkheid terug. De Ondernemingsraad spreekt uit geen vertrouwen meer te hebben in het hele presidium en komt daar weer op terug. En de voorzitter houdt vast aan het onderzoek….
 
Terug naar de organisatiekunde. Het presidium is gekozen uit het midden van de Kamerleden. Het dient ervoor te zorgen dat de Tweede Kamer kan functioneren. De leden zitten vergaderingen voor, bewaken agenda’s, spreektijden, gedragsregels van Kamerleden enzovoorts. In dat functioneren worden ze ambtelijk ondersteund. De Griffier is de hoogste ambtenaar en is de formele baas van alle ambtenaren. De griffier is er dus voor verantwoordelijk dat de werkomstandigheden productief en veilig zijn. De voorzitter van de kamer houdt toezicht op het werk van de Griffier, maar is geen bovenbaas. Die relatie is hetzelfde als die van de minister en de secretaris-generaal op een ministerie. Dat is de formele relatie.
De cultuur van organisaties heeft vaak kenmerken van het primair proces waar zij invulling aan geven. In de apotheek is men zorgvuldig en precies, bij de vakbond onderhandel je over alles dat voorbijkomt en bij de politie dek je elkaar als het spannend wordt. De eigenschappen die nodig zijn voor het werk, zie je ook terug in hoe je samenwerkt.
De Kamer is een gezelschap van mensen die het voortdurend niet met elkaar eens zijn. De kern van de Kamer is dat de tegenstellingen in de samenleving op een gereglementeerde manier worden uitgevochten. In de praktijk is dat een spel in een grote vergaderzaal en kleine zaaltjes, maar minstens even intensief in allerlei wandelgangen. De kunst is om gelijk te krijgen, meerderheden voor je ideeën te organiseren, maar ook om duidelijk te maken hoe inferieur de opvattingen van tegenstanders zijn en dat breed uit te meten. Hordes journalisten lopen rond om toneel en coulissen te verslaan en waar mogelijk ook nieuws te maken door tegenstellingen te vergroten, verhalen op te blazen en achtergronden smakelijk te kruiden. Er wordt wel gezegd dat politici eigenlijk geen vriendschappen kennen omdat de politieke resultaten zwaarder wegen dan de onderlinge verhoudingen.
Als dit het werkproces in de Tweede Kamer beschrijft, dan vraagt dat bij de ondersteuners, de ambtenaren, dat zij dat spel een beetje snappen, dat ze weten dat de regels van het spel soms op spanning komen met de behoefte aan gelijk krijgen.
Gelukkig is er dan de scheiding tussen de ambtelijke en de politieke leiding. De griffier moet in deze bijzondere organisatie zorgen dat politieke processen de neutrale ambtelijke organisatie niet te veel infecteren en zo het ambtelijke werk onveilig maken. Dat moet die griffier doen in de tandem met de Kamervoorzitter. Gezamenlijk zijn zij ervoor verantwoordelijk dat de politieke en ambtelijke processen elkaar versterken door rolvastheid van beide kanten. Rolverwarring ligt voortdurend op de loer. Het is aan de griffier om dat te voorkomen door waar nodig te begrenzen, ook naar de voorzitter. Als dat niet lukt kun je het vraagstuk agenderen bij het Presidium en als dat niet lukt kun je ontslag nemen.
 
Dit stuk heeft meer vragen dan antwoorden. En dat is precies wat nodig is om het vraagstuk wat speelt echt te begrijpen en veranderen. Daar helpt geen rechercheur aan. Er is een bredere blik nodig van iemand die organisaties en hun dynamieken echt begrijpt om te voorkomen dat er Barbertjes gehangen worden. De politieke neiging om een ‘schuldige’ te zoeken lost het veiligheidsprobleem niet op, maar vergroot het.
 
Groet, Jaap
 
 

Verantwoordelijkheid kunnen nemen

31 oktober 2022


Beste Leike,
 
Onlangs had ik op Twitter een waardevolle gedachtewisseling met Marije van den Berg. De aanleiding was dat er weer eens een topman na ernstig falen succesvol anderhalf miljoen naar binnen harkte voor zichzelf. Ons gesprek kwam op het begrip ‘skin in the game’ van risicodenker Taleb. Als sprake is van skin in the game dan betaal je net zo hard voor je falen als je mag profiteren van je successen. Precies de reden waarom ik zo’n fan van dit begrip van Taleb ben. Hij laat in zijn verhaal zien hoe weinig skin in the game er juist in de top is. Topmanagers van grote bedrijven kunnen onverantwoord grote risico’s nemen met hun onderneming, want als het goed gaat lonken de superbonussen en als het verkeerd afloopt volgt een gouden handdruk en wat versluierende teksten over verschil van inzicht in het te voeren beleid. Ze nemen risico’s met geld en belangen van anderen. Daarom pleit Taleb ervoor om niet alleen in bonussen te denken, maar ook in forse malussen. Zoals dat vaak het geval is bij familiebedrijven. Als de topbestuurder daar onverantwoorde risico’s neemt, kost dat hem niet alleen zelf geld, ook zijn familie levert kapitaal in en zal hem wel iets van feedback geven.
 
Marije schreef me dat ze juist een hekel heeft aan dat begrip ‘skin in the game’. Zij wees erop dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt mensen juist teveel skin the game hebben. Zij zijn enorm kwetsbaar waar het continuïteit van werk en inkomen betreft en een kleine wijziging wordt hard gevoeld. Niet voor niets spreken sommigen over het ‘precariaat’, een groep mensen met een precaire maatschappelijke positie. Marije pleitte juist voor minder skin in the game voor hen. Daar heeft zij natuurlijk een goed punt.
 
Nog even doordenkend hierover denk ik dat er meer aan de hand is dan alleen veel of weinig skin in the game. De socioloog Hartmut Rosa beschrijft dat onze zich alsmaar versnellende tijd onnavolgbaar is en tot vervreemding leidt: het gevoel dat jouw handelen toch geen effect heeft en zo zonder betekenis blijft. Waarschijnlijk precies dat wat de groep mensen waar Marije voor opkomt ervaart.
Rosa ziet resonantie als antwoord op de vervreemding die in onze maatschappij gaande is. Resonantie gaat over de productieve verbinding die je ervaart met de wereld om je heen. Met wereld bedoelt hij hier alles om je heen: anderen, je werk, de geschiedenis, muziek, de natuur, alles wat je kunt bedenken. Resonantie kent twee kanten: in de verbinding met je omgeving, bijvoorbeeld je werk, ervaar je het vermogen dat je ertoe doet, dat je iets teweegbrengt (self efficacy). De andere kant is dat je de wereld niet als een instrument voor je eigen doel ziet maar als iets waar jij onderdeel van bent, waar je een verantwoordelijkheid in hebt en waar je je ook door kunt laten raken. Als self efficacy ontbreekt ben je een instrument van anderen. Als je niet meer door de wereld te raken bent, wordt alles en iedereen in je omgeving een door jou te beheersen instrument.
 
Wat ik interessant vind, is dat precies die tweezijdigheid van resonantie tussen de wereld die Marije schetst en die Taleb bedoelt uit evenwicht is. De topmannen van Taleb ervaren een grote mate van self efficacy, maar hebben zichzelf losgezet van de wereld om hen heen: hun succes is van hen, hun falen niet. Bij de kwetsbaren is het precies andersom. Hun vermogen iets in de wereld teweeg te brengen is gering: zijn vaak het instrument in andermans plannen en doelen. En ze kunnen zichzelf niet loszetten van de wereld die anderen voor hen bepalen. Met de rug tegen de muur beweeg je niet zo makkelijk.
 
Wel een trieste constatering dat de ‘haves’ zoveel self efficacy ervaren dat de rest van de wereld hen onverschillig kan laten, terwijl de kwetsbaren gevangen zitten in een wereld die ze niet kunnen verlaten terwijl ze er ook weinig invloed op hebben. Eigenlijk allebei slachtoffer in een eenzijdige vervreemde wereld.
 
 
Groet, Jaap
 

De falende HR-manager

23 september 2022


Beste Leike,
 
De meeste HR-managers zijn kinderen van hun tijd. Toen ik er in de jaren 70 voor werd opgeleid, beloofden we elkaar op de opleiding Personeelswerk van de Sociale Academie dat we nooit iemand zouden ontslaan. Dat zou machtsmisbruik zijn en we zouden ons moeten richten op een machtsevenwicht tussen werkgevers en werknemers. Those were the days…
 
Mark Rutte kwam via de universiteit als HR-manager bij Unilever, terwijl hij ondertussen, vanaf zijn peutertijd ongeveer, carrière maakte bij de VVD. Nu is hij al zolang premier, dat hij fors de hand heeft gehad in hoe het land er nu bijstaat. In zijn bewind is ook Rutte een kind van zijn tijd.
 
Een tijd van een diep geloof in de markt. De markt als een ‘invisible hand’ die de verdelingsvraagstukken neutraal en rechtvaardig oplost, dat was de belofte. Minder overheid, meer markt. Maar de markt is ook het mechanisme dat uitgaat van concurrentie en competitie, van het najagen van eigenbelang, van ‘greed is good’. Het is een mechanisme dat eigenbelang stimuleert in de keuzes die mensen maken. Egoïsme als het motorblok voor meer welvaart. “Samen voor ons eigen.” En dat noemen we dan vrijheid.
Het is niet gek dat een moraal van solidariteit, gezamenlijkheid en gemeenschapszin afkalft als de overheid zichzelf uitlevert aan een systeem dat ankert op individueel eigenbelang. De burger/consument moest voortdurend ‘geprikkeld’ worden tot gewenst calculerend gedag.
 
We zien de resultaten van eigen belang centraal stellen in de toenemende polarisatie, verharding en verruwing van het maatschappelijk debat en in het najagen van eigen- en groepsbelangen zonder oog voor die van anderen. We zien ook dat de markt de mogelijkheden om betaalbaar (of überhaupt) te wonen voor velen onmogelijk heeft gemaakt. Collectieve belangen zoals klimaat, biodiversiteit, bodemkwaliteit, dierenwelzijn en bijvoorbeeld eerlijk delen, hebben geen plek in die markt. Zo escaleerden ook de verschillen tussen rijk en arm, stad en platteland, theoretisch en praktisch opgeleid. 
 
Terug naar Rutte als kind van zijn tijd. Hij nam een mode over die al startte in de kabinetten Lubbers. Hij werkt keihard, is niet uit op zelfverrijking, lijkt een aardige man. Dus wat zou je hem kwalijk nemen? Ik was toch ook een kind van mijn tijd destijds op de Sociale Academie? Maar als je dan kijkt naar hoe het met de menselijke grondstoffen (human resources) in ons land gaat, moeten we vaststellen dat het geen feest is. Wantrouwen en polarisatie alom. De grondstoffen zelf geven Rutte het rapportcijfer 4,5. Alleen nog zijn partijgenoten hebben meer fiducie in zijn leiderschap.
 
Mijn kritiek zit er niet in dat ook hij een kind van zijn tijd is. Dat zijn we allemaal. Mijn kritiek zit in het overnemen van wat in de mode was (en die nog verder uitvergroten), zonder zichtbare reflectie op de effecten ervan. Die zit in zijn strategieloze briljante tactiek van problemen klein maken, in stukjes hakken en als probleempje oplossen, die zit in zijn onvermogen om vooruit te kijken en vooral steeds knap te reageren op de waan van de dag. Een richtingloze handige donder, een zichzelffeliciterende windvaan, een man zonder eigenschappen.
 
Wat we nu echter nodig hebben, is iemand die verbanden en systeemsamenhangen doorziet; niet alleen in de analyse van wat aan de hand is, maar ook in de wijze van aanpakken. Iemand die complexiteit niet schuwt, maar als vertrekpunt neemt. Iemand die lange zichtlijnen heeft en daar anderen in kan meenemen. Niet zoeken naar waar er draagvlak is, maar dat draagvlak creëren door visie en perspectief. Juist nu overal gure winden opsteken. Iemand die leert van het verleden, de bestaande tijd doorvoelt en perspectieven zoekt die daarbij passen.
Ja, Leike, nu ik er zo over nadenk, we zouden eigenlijk een premier moeten hebben die de mode van de tijd overstijgt, een goede historicus misschien.
Oh, wacht …
 
 
Groet, Jaap
 
 
 

Altijd positief…tegen de klippen op

9 september 2022


Beste Leike,

Hoorde je de column van Pieter Derks deze week? Prachtig verhaal over de afgetreden minister Staghouwer die maar geen perspectief voor de boeren kon bedenken. Pieter Derks lijkt dat ook een onmogelijke opdracht. Wie van de ministers zou op zijn terrein wel perspectief kunnen schetsen? Een perspectief ontbreekt in Den Haag sowieso, laat staan een wenkende toekomst.
Ik bladerde net door managementboek-magazine, het blad van de grote internetboekhandel op het gebied van managementboeken, en ik werd getriggerd door de titel van een besproken boek: De klimaatalmanak, het is nog niet te laat.
 
Het is nog niet te laat???
 
“Leg dat de Pakistani maar uit”, dacht ik, “een derde van hun land onder water, duizenden doden! Allemaal slachtoffers met een co2-footprint van twee keer niks. Een van de vele effecten van de onomkeerbare klimaattragedie.”
Niet te laat? Het is al veel te laat! De verandering van het wereldwijde klimaat is al jaren aan de gang. Het is helemaal geen vijf voor twaalf; het loopt al ruimschoots tegen enen. De vooraanstaande wetenschapsantropoloog Bruno Latour stelt dat we niet in een crisis zitten, maar in een mutatie.
 
Op een of andere manier hebben we elkaar wijsgemaakt dat we altijd positief moeten blijven denken, dat positiviteit een goede eigenschap is. We waarderen iemand die het glas altijd halfvol ziet meer dan iemand die het glas halfleeg ziet. Als iemand negatief is of doet, dan is het een lastpak, een partypooper, een zeurkous, een dwarsligger. Positief, dat moeten we zijn. Je kent wel van die managers die van hun mensen vragen geen problemen, maar oplossingen aan haar voor te leggen.
En we zien de gevolgen. Nare berichten bereiken de minister (of de kamer) niet, de top van talloze organisaties komt in een schijnwereld van succes terecht. De eenzijdige positieve schets van plannen, beleid of strategie laat ons de ogen sluiten voor de altijd aanwezige nadelen.
Ook op Linkedin, Insta en Tinder is positiviteit troef. Iedereen schetst zichzelf en zijn CV als louter succesvol. We zijn reclame geworden. Ongeloofwaardige leugens, toegestaan omdat de markt het niet afstraft.
 
Draagt die nadruk op positiviteit misschien bij aan het ontstaan van die hausse aan complottheorieën? Omdat die verhalen schuren met onze ervaring en ons wantrouwen gevoed wordt? Omdat die eenzijdige focus op positiviteit een gevoel geeft dat het verzwegen tegendeel wordt weggelakt? Nodigt dat uit om te fantaseren wat onzichtbaar is gemaakt?
 
Die nadruk op het positieve heeft er ondertussen toe geleid dat we de wereld verjubeld hebben. We hebben onbeperkt fossiele brandstoffen gebruikt om de productie en consumptie aan te jagen. We hebben tal van gemeenschappelijke voorzieningen aan marktpartijen verkocht en de opbrengst opgesoupeerd. We gingen uit van een onophoudelijke groei (over tomeloos optimisme gesproken) en ons vermogen om alle toekomstige nadelen technisch op te lossen.
 
En ‘now the shit hits the fan’, en stevenen we af op een metacrisis (een crisis x een crisis). Niemand kan nog snappen wat er allemaal tegelijk stuk loopt en hoe dat in elkaar grijpt.
 
Ik roep niet op tot huilend in een hoekje gaan zitten. Ik zou willen dat we het weer moeilijk maken, de moeite zoeken, niet weglopen voor wat stuk is, stuk gaat of fragiel is. Ik zou willen dat we handelend optreden vanuit het besef dat het tegen enen loopt en dat het nooit meer voor twaalven zal zijn. Dat geeft de optimist in mij de meeste hoop.
 
Groet, Jaap
 
 
 
 
 
 

verschillen en schijnverschillen

1 september 2022


Beste Leike,

Zullen we het eens hebben over verscheidenheid tussen verschillen?

Er is blijkbaar een verschil tussen protesterende boeren en willekeurig welke andere protestbewegingen. Boeren mogen gevaarlijke situaties veroorzaken, Extinction Rebellion wordt na een paar uur zitten zonder gevaar voor anderen verwijderd. Opkomen voor je eigenbelang wordt meer geaccepteerd dan opkomen voor het algemeen belang. Egoïsme is in deze tijd begrijpelijker dan altruïsme.

Er is een verschil tussen lid zijn van de regering en politiek leider zijn. Hebben we eindelijk een regering die voor een moeilijke maatregel wil staan (hulde aan Van der Wal!) komt er iemand uit die regering die vindt dat hij het kan maken om als politiek leider afstand te nemen. Dan ben je, excusez les mots, wat mij betreft een ruggegraatloze lul die van de mogelijkheid tot verschil gebruik maakt om electoraal verlies te voorkomen. Dan stel je de toekomst van je partij boven -de toch al wankele- besturing van het land. Dan hoop je erop, door onbetrouwbaar te zijn, je aanzien bij je achterban te herstellen.

Er is blijkbaar ook een verschil tussen jongens en meisjes, want Hoekstra komt weg met de rol van regering en oppositie in één persoon en Mona Keijzer niet. Misschien zit Wopke zo hoog in de pikorde dat hij Mark meesleurt als hij zou vallen. En Wopke hielp Mark natuurlijk tijdens de formatie de “onbetrouwbare linkse partijen” uit het kabinet te houden, dus daar hoort een wederdienst bij. Maar ik denk eerlijk gezegd ook dat Mark Wopke beter begrijpt en meer geneigd is om voor hem een ingewikkeld soort draai te maken dan voor die Volendamse Mona.

Er is een verschil tussen een crisis en een crisis. En ja, we hebben er veel van stikstof en klimaat, tot energie, inflatie, wonen en armoede. Structurele crises waar we lange-termijnoplossingen voor moeten vinden. Maar de huidige asielcrisis is niet zo’n crisis. Het is een acute noodsituatie omdat IND en COA doelbewust zijn verwaarloosd door achtereenvolgende VVD-staatssecretarissen of -ministers. Maar de VVD gebruik het frame van de structurele crisis om dit vraagstuk te duiden. Alsof het onheil van buiten komt.

Er is een verschil tussen Lowlands en Ter Apel, want bij Lowlands mogen tenten en in Ter Apel niet. Bij Lowlands kunnen we dat heel snel opzetten, in Ter Apel kunnen we het heel snel afbreken. En even los van dat ik heus wel snap dat de veiligheid met tentjes lastiger te garanderen is, het verschil tussen hoe we omgaan met die twee tentenkampen is me te schrijnend.

Alle voorbeelden boven zijn schijnverschillen, geframede fata morgana’s die we zien omdat de makers ervan willen dat we ze zien. Bewuste en vileine framing van mensen die belang hebben bij een bepaald beeld. Sociale media versterken dat frame, prikken er niet doorheen, maken zelf gebruik van de fijne reuring die voor kliks en kijkcijfers zorgt. Er wordt ons een spiegelpaleis voorgeschoteld.

Niks nieuws natuurlijk. Sterker, in de samenleving moet plaats zijn om vraagstukken uit te vergroten, het debat aan te wakkeren en op te komen voor verschil. Ook de Kamer is zo’n plaats om de verschillen te benoemen en om erover te discussiëren.

Maar onze bestuurders hebben we niet voor eenzijdige kleuring. Ministers, staatssecretarissen, wethouders en burgemeesters zijn om door de frames heen de lastige vraagstukken aan te durven, en lastige keuzes te maken omdat we dat onderling niet kunnen oplossen. Daarvoor zijn bestuurders nu eenmaal benoemd.

Maar ja, partijbelangen en angst voor peilingen en publieke opinie lijken steeds zwaarder te wegen dan wat goed is voor het land. Besluiten lijken meer gericht op de volgende verkiezingen, dan op inhoudelijke afwegingen. En dat onvervalste opportunisme keert zich een keer tegen hen. Kan niet anders.

Groet, Jaap

 

Ondergrens

29 augustus 2022


Beste Jaap,
 
Van Marijke Spanjersberg leerde ik dat systemen een ondergrens nodig hebben. Die ondergrens gaat over wat nog ok is, wat je met elkaar nog acceptabel vindt. Het is de vanzelfsprekende (en vaak onbewuste) grens waar je niet onder gaat. Waarvan je weet dat dat sociaal niet meer ok is. Doe je dat wel, dan wordt dat niet getolereerd.
 
De vergelijking die ik nu ga maken, gaat theoretisch niet helemaal op, maar wat mij betreft ethisch wel. Ik zie onze maatschappelijke ondergrens verbrokkelen, alleen maar omdat we bezig zijn te voorkomen dat er aan de bovenkant van de samenleving verlies gevoeld wordt. Gegijzeld door een klein aantal schreeuwers die nogal wat te verliezen hebben, heeft de overheid de ondergrens verwaarloosd en de effecten ervan worden steeds schrijnender zichtbaar.
 
We hebben een stikstofprobleem en we gaan met zijn allen (letterlijk) door het ijs als we niks doen, maar waar vooral aandacht voor lijkt te zijn, is de zorg dat het de gevestigden raakt. Als de dood dat het de agro-industrie zeer gaat doen. Als de dood dat ongemakkelijke maatregelen electoraal verlies opleveren. Landsbelang verliest het van partijbelang.
 
De inflatie is torenhoog, het gas is duur, en de armoede die erdoor ontstaat schokkend. Toen de benzine duur werd, compenseerden we met een verlaging van de accijns voor iedereen in plaats van voor de minst-draagkrachtigen. Het lukt dit jaar sowieso niet meer nog wat te compenseren voor de laagste inkomens.
We zijn als land schathemeltjerijk, maar stel je voor dat mensen daarop moeten inleveren.
 
Ondertussen slapen er 200, oh nee 300, oh nee 700 (!) vluchtelingen onder mensonterende omstandigheden buiten en werkt Artsen zonder grenzen binnen onze grenzen. De VVD komt per omgaande met een campagne waarin ze de situatie framen als een asielcrisis om in een adem instroommaatregelen te bepleiten. Terwijl we niet zozeer te maken hebben met een crisis maar met effecten van gericht beleid.
 
Steeds vaker is het juist de politiek die zichzelf legitimeert om de sociale ondergrens niet meer te respecteren. Steeds vanzelfsprekender wordt geaccepteerd dat de have-nots nu eenmaal pech hebben in deze harde tijden. Regeringspartijen praten het verlies van onze maatschappelijke ondergrens goed met redeneringen over de middeninkomens.
Wat mij betreft is dat een soort systemische doel-middelverschuiving. Zo’n overheid wil ik niet. De overheid als institutie hoort de hoeder te zijn van onze ondergrens, niet de belangenbehartiger van onze maatschappelijke bovenlaag. Als hoeder van die ondergrens sta je voor wat daarin voor ons als maatschappij belangrijk is. Als hoeder bescherm je zwakkeren, maak je een goed vangnet, en zorg je dat je Nederland leuker, prettiger en rechtvaardiger wordt voor iedereen.
Mag ik daar acute aandacht voor van onze regering? Want een verbrokkelde sociale ondergrens betekent verbrokkeling van de samenhang van onze maatschappij en daarmee van de kwaliteit van leven voor iedereen. En dan hebben we niks meer.
 
Groet, Leike

Dood tij  

22 juni 2022


Beste Leike,
 
Jij bent, terug uit Rome, alweer aan het werk. Ik zit inmiddels weer op mijn bootje. We zijn door allerlei gedoetjes wat later gestart dan het plan was, dus hebben we het vaardoel ‘Via binnenwateren naar Berlijn en het merengebied’ omgebogen naar ‘Duitsland’. Dan hebben we het doel snel bereikt en laten we ons verder leiden door het weer, ons humeur en suggesties die andere schippers ons doen over waar het mooi of leuk is. Zo kwamen we, op weg naar Bremen, terecht in de buitengewoon vriendelijke, lossige universiteitsstad Oldenburg. Daar raakten we aan de praat met mensen die veel in Duitsland varen en er de weg kennen. Volgens hen moesten we ook Bremerhaven zien.
 
Bremerhaven ligt aan de monding van de Weser en aan de Noordzee; een serieuze zeehaven met heel grote schepen. Om daarheen te varen vanuit het binnenland moet je niet alleen weten dat je de stroming van de rivier mee hebt, maar moet je ook op het tij letten. Eb en vloed komen tientallen kilometers het land in. De kracht daarvan kan vele kilometers per uur zijn en op het water is dat heel veel.
 
Het zou om 11.15 uur laagwater in Bremerhaven zijn, dus we moesten zorgen er te zijn voor de opkomende vloed een tegenstroom zou geven. Dat betekende vertrekken met hoogwater in Oldenburg. En we moesten rekening houden met de spoorbrug bij Oldenburg. Om daar onderdoor te varen, moet het water juist niet te hoog staan. Een goed vaarplan betekent dus flink rekenen. Onze berekening: als we om zeven uur vertrekken is de brug net te doen en komen we ongeveer rond kwart over elf in Bremerhaven aan.
 
Het mooie is, dat lukte allemaal precies. We voeren met stroom en tij mee in grote snelheid de Weser af en kwamen mooi op tijd op de bestemming. Maar voor je de haven in kunt moet je door een sluisje. Je moet dan buitengaats wachten tot de sluis je kan schutten.
Daar lagen we. Het was doodtij: het water is op zijn laagste punt, eb is voorbij en vloed is nog niet begonnen. Maar ondertussen stroomt de rivier gewoon door en de zeewind blies met windkracht 4 de bovenstroom de andere kant op. Die tegengestelde krachten leiden tot vrij hoge korte golfslag en onvoorspelbare stromingen. De stabiele werkzaamheid van een eb- of vloedstroom maakt plaats voor een vrij spel van wind, stroming in een rommelig delta-achtig rivierbed. Ondertussen komen zeeschepen langs met een forse zuigkracht en boeggolf en loodsboten die met hoge snelheid ook veel water verplaatsen. Zulk water hanteer je normaal het beste door koersvast enige snelheid te houden zodat je kunt anticiperen op wat zich voordoet. Maar als je voor de sluis moet wachten kun je alleen maar zo manoeuvreren dat je de golven zoveel mogelijk op de kop neemt om nog enig comfort en bestuurbaarheid over te houden. Dus improviseer je met heel goed kijken naar wat het water doet, en dan veel sturen en beetjes gasgeven in vooruit of achteruit.
 
Diezelfde dag kreeg ik toevallig een mailtje van een collega. Hij sprak daarin zijn zorgen uit over de wereld waarin we terecht zijn gekomen. Een stapeling van crises en de toenemende onwaarschijnlijkheid dat we die als mensen de baas kunnen.
 
Ik zag opeens de overeenkomst met mijn geklooi voor de sluis met al die ongerichte, onvoorspelbare en duistere krachten onder de oppervlakte. De hoofdstroom waarop we als samenleving voeren (fossiel, neoliberale markten, hyperindividualisering, Amerika als grote broer, etc.) is uitgewerkt en het is niet duidelijk wat een nieuwe hoofdstroom zal zijn. Tot die tijd hannesen we in verwarring en zoeken we naar mogelijkheden om al die golven, die als incident op ons afkomen, het hoofd te bieden. De politieke leiding reageert met een defensieve mengeling van oude antwoorden, rondjes draaien en uitstellen.
Maar deze week zag ik een lichtpuntje. Een minister van stikstof die de koe bij de hoorns vat en een doortastend beleid in de steigers lijkt te zetten. Waar nodig tegen de keer in. Een stoere vrouw die de kwetsbaarheid van haar blote voeten weet in te zetten tegen ruw trekkervolk. Zou dit het begin zijn van dingen echt aanpakken waar jarenlang van is weggekeken? Dat het dode tij weer levend wordt?
 
Vandaag gaan we weer terug richting Bremen. Met opkomende vloed naar buiten en dan mee met de stroom. Bestaande krachten goed gebruiken en oppassen voor die grote schepen.
 
Groet, Jaap
 
 
 

Romeintje spelen

19 juni 2022


Beste Jaap,
 
 Ik leefde een maand in Rome. Een maand in de Eeuwige Stad waar, waar je ook staat, de lagen van een paar eeuwen zichtbaar zijn. Oudheid, middeleeuwen, renaissance in een straat of buurt tegelijkertijd zichtbaar, met de verhalen die daarbij horen. In welke stad wordt er een congrescentrum gebouwd over antieke resten? Waar loop je een aan de buitenkant volstrekt onbetekenende kerk in en sta je oog in oog met Caravaggio, Bernini, Titiaan, Tintoretto? Mijn favoriete busritje? In een overvolle bus met te gladde stoeltjes over het Piazza Venezia racen (en dus van je stoeltje schuiven) met uitzicht op zowel het Colloseum als het monument voor Vittorio Emmanuele. Wat een genot om gewoon even naar de Sint-Pieter te lopen en daar – steeds weer ontroerd – naar de Pieta te kijken. Gewoon bij je om de hoek! En dan heb ik het nog niet over die prachtige markten – elke wijk heeft er een en ik heb er heel veel gezien – waar de mooiste producten liggen. Ik was een maand in een stad waar je makkelijk nog een paar maanden door kunt brengen.
 
Maar Rome is niet alleen historisch een stad in lagen, het is ook een stad van gescheiden werelden.
Ik weet inmiddels ook dat Rome leuker is van dinsdag tot donderdag. Dan zijn er nog steeds veel toeristen, maar echt heel veel minder dan vrijdag tot maandag. En dat Rome voor 9 uur leuker is dan erna. De stad is voor 9 nog van de mensen die er leven. Voordat de toeristische facades het overnemen zie je ‘s morgens vroeg poorten die openen naar een garage, vallen kleine doe-het-zelf-zaakjes en huishoudwinkels je op, blijken er in de palazzo’s kantoren, en is het Campo dei Fiori nog even vooral een groente- en fruitmarkt. Mensen voor wie deze stad gewoon de stad is waar ze wonen, reppen zich naar het werk, maken een praatje bij een koffietje. De dame die vanaf 9 uur op ‘mijn’ pleintje bedelt, stapt om 7 uur op station Termini in de bus. De stad wordt ontdaan van de enorme troep die wij als toeristen achterlaten. Na 9 uur transformeert de stad naar het toeristenoord dat ze ook is. Het toneel is in stelling gebracht. De Romeinse soldaten staan voor de Engelenburcht klaar om mensen op de foto te lokken. De bedeldame zit op de hoek van het pleintje. Het Campo dei Fiori heeft nu naast groentekramen ook kramen met limoncello in flessen in de vorm van een piemel. De stad is er klaar voor. En vanaf 10 uur trekken de groepen met fluisteroortjes in, de vrijgezellenfeestjes, de verliefde paartjes, de cultuursnuivers en alle andere toeristencategorieën de stad in. De stad als openluchtmuseum, openluchtrestaurant en -bar en winkelcentrum.
 
Voordat ik naar Rome ging, las ik het boek van Anna Lowenhaupt Tsing, De paddenstoel aan het eind van de wereld. In haar boek maakt ze door de weg van de Matsutake – een paddenstoel – te volgen, prachtig zichtbaar dat op vernietigde plekken weer nieuw leven en nieuwe gemeenschappen ontstaan. Patches noemt ze die plekken. Ze laat ook zien dat patches lichtjes met elkaar gekoppeld raken en zo grotere gehelen vormen. De Matsutake, waar het in haar boek allemaal om draait, is de verbindende schakel. Die Matsutake vertegenwoordigt in iedere patch iets anders. Het object transformeert als het ware naar iets met een andere waarde en een ander doel. Daarmee blijven de patches los van elkaar, het zijn andere subystemen. En ze zijn verbonden.
Een heel hoopgevend boek vond ik het.
 
Het was dit boek waar ik steeds aan moest denken in Rome. In de hele stad kun je zien dat op een vernietigde laag, een nieuwe laag ontstaat. En je ziet de losse koppelingen tussen werelden. Werelden die niet en ook weer wel gekoppeld zijn. De wereld van de toeristen is verbonden en niet-verbonden met de gewone leefwereld van de Romeinen. De bedelende dame is er een voorbeeld van: in de bus is ze echt iemand anders dan op dat pleintje. Op de markten loop je als toerist in dezelfde context maar echt in een andere werkelijkheid dan de gewone Romein. En die Romein gaat daar ook vanuit. De puntarelle, cime di rape of uien uit Calabrië worden jou als toerist niet aangeprezen.
 
Het leuke van een maand in Rome, is dat je niet alleen maar in de toeristenbubbel kunt rondlopen. Je moet die wereld in die normaal niet voor jou als toerist bedoeld is. Want waar haal je anders in vredesnaam wasknijpers voor je Romeinse waslijntje? Of mierenlokdoosjes tegen de mieren die bij die grote hitte ineens door je appartement lopen? En je kunt toch niet een hele maand zwijgend langs je buurman lopen die drie keer per dag zijn kat uitlaat? Maar de doorgang vinden tussen de toeristenbubbel en de bubbel van het gewone leven is in Rome best lastig. Taal speelt een rol, het nog steeds verplichte mondkapje ook, maar meer nog het vanzelfsprekende gegeven dat jij niet tot die andere wereld hoort, dat je er niks te zoeken hebt of wilt hebben.
Het duurt even voordat je het gangetje tussen twee werelden vindt en ook in die andere wereld zichtbaar wordt. In mijn favoriete cafeetje valt het op een gegeven moment op dat ik er langer bent dan de gemiddelde toerist. En het duurt een paar weken voor de dame van mijn favoriete groentekraampje tegen mij een lofzang begint op haar agretti en cicoria.
 
Nu met andere ogen weer thuis. Want die patches, de vanzelfsprekendheid waarmee ze gescheiden zijn, de lichte koppeling waardoor ze toch hecht verbonden zijn en het smalle gangetje dat je moet leren begrijpen? Wij hebben ze ook. Ik kijk ernaar uit om me daar eens wat meer in te gaan verdiepen.
 
Groet, Leike

Organisatievragen