Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Ongezonde zekerheden

21 april 2016


Beste Jaap,

Vroeger dacht ik dat er zekerheden in het leven bestonden over wat goed en minder goed was. Dat je, naarmate je volwassener werd, beter wist hoe dat dan zat. Stomverbaasd en verontwaardigd was ik dan ook dat de ene zekerheid gewoon voor de kon worden ingewisseld. Als kind heb ik bijvoorbeeld van de schooltandarts drie keer geleerd hoe je je tanden moest poetsen. Elke volgende keer deugde – tot mijn kinderlijke verbazing – de vorige methode niet. Onbegrijpelijk vond ik het.
Kreeg ik als prille acupuncturist misprijzende blikken als ik de in de alternatieve wereld heersende voedingsrichtlijnen besprak, vrijwel alles wat we toen zeiden, is nu volledig normaal. Enige gevoel van triomf hierover is mij niet vreemd.
Zekerheden zijn aan tijd onderhevig, dus.

Een paar weken geleden was in het nieuws dat de generaties na ons ongezonder zijn dan wij. Omdat ze dikker zijn en minder bewegen. Interessante selectie van criteria om ongezond te duiden. Want volgens mij is die generatie een enorme klap gezonder dan de mijne. Ik ben opgegroeid met groente waarop nog lustig de nodige, ook voor de mens giftige, pesticiden (DDT!) en meststoffen werd gespoten. Dat vonden we goed. Want je kreeg er mooie, gezonde, grote groenten van. Onze moeders maakten van poeder eten: prachtige roze saromapudding en helrode tomatensoep met een gevriesdroogd balletje. Echte slagroom was achterhaald, want er was Klop-Klop.
Ik gok dat ik menigmaal over een stoffig paadje gehuppeld heb waar asbest gestort was, want dat vulde zo lekker de kuilen. Ik mocht zonder helmpje fietsen, ging naar de schooltandarts in plaats van de orthodontist, liep alleen naar school of sportclubjes over gevaarlijke wegen zonder drempels. Mijn eerste horecabaantje, ik was toen ongeveer 14, liep ik letterlijk door de blauwe damp van de sigaretten. ’s Nachts lag ik wakker van de pijn in mijn voeten, maar meer nog van de tranende ogen en de pijn in mijn longen.
Niemand in mijn klas ADHD, PDD-NOS of dyslexie, je moest maar gewoon mee zien te komen. En psychologisch leed, dat hoorde er gewoon bij, niet zeuren. Eigenlijk is het best een wonder dat we overleefd hebben als je het naast de huidige normen legt.

Dus ik dacht dat we het voor de kinderen van nu echt veel beter voor elkaar hadden. Dat ze echt veel gezonder waren en in een veel gezondere omgeving met meer aandacht voor hen als kind, opgroeiden. Blijken ze toch ongezond, want er is te veel te eten en te weinig te bewegen.

Zekerheden kunnen worden ingewisseld voor andere zekerheden op grond van nieuwe inzichten, nieuwe modes maar ook met een volstrekt gebrek aan historisch besef. We realiseren ons weinig dat deze nieuwe zekerheden centraal kunnen staan, omdat die oude er niet meer toe doen. Een beetje als bij vrouwenemancipatie: die gaat niet meer over stemrecht (want dat is geregeld), maar over de Opzijbox met welnessproducten.

Interessant dat nieuwe zekerheden zelden met de nodige slag om de arm of relativering worden gebracht. We zouden toch moeten weten dat deze zekerheid op termijn weer net zo inwisselbaar wordt? In organisaties doen we niet anders. We wisselen de ene hype in voor de andere en doen net of dat de enige volgende zekerheid is. Het andere is uit en wat ermee verbonden was, wordt verguisd. Nu zijn we helemaal van zelfsturende teams, communities of practice, ketengericht, in verbinding met de omgeving. Heel erg 3.0. Dus weg met sturing, structuren en managers. Die zijn aan het einde van hun houdbaarheid. Maar is de organisatie de afgelopen periode niet ook veel ‘gezonder’ geworden? Is het niet zo dat we over organisaties 3.0 kunnen spreken dankzij de eerdere releases? Moeten we de waarde van wat bereikt is niet wat meer koesteren?
Ik ben inmiddels ‘sadder, older, wiser’ als het om zekerheden in het leven gaat. Zullen we dat voor organisaties ook worden? Ik denk dat veranderingen daar een beetje minder hijgerig van worden. 

Groet, Leike

De Haanhack

12 april 2016


Beste Jaap,

Tuurlijk, prima als je me met een haan vergelijkt, ik sta mijn mannetje in een systeem. J

Toch blijft het een intrigerend verschijnsel, dat systeembashen. Feit is dat een systeem een rotding met een eigen leven is: groter dan de som der mensen, met eigen regels en handhavers, met mechanismen van in- en uitsluiting en grenzen waar je als individu niet altijd overheen kunt. Maar we zijn er zelf onderdeel van. En dat is mijn bezwaar tegen veel systeembashers: ze plaatsen de mens erbuiten, als slachtoffer van het systeem, in plaats van mede-vormgever. Volgens mij kun je het systeem dan niet veranderen.

Ik vraag me af of het systeem niet heel vaak als schaamlap fungeert voor de eigen imperfectie, een manier om met onze eigen onvermogensom te gaan. Want is het niet fijn als je het systeem de schuld kunt geven? Als je de onaangename spanning die ontstaat als je eigen handelen niet overeenkomt met je overtuigingen, kunt wegredeneren door naar het systeem te wijzen?

Of zou systeembashen ons helpen te blijven voldoen aan de sociale eisen die – volgens Chris Argyris – aan de basis liggen van het verschil tussen ons denken en ons doen? Volgens Argyris willen we in control blijven en zorgen we dat noch wijzelf nog de ander gezichtsverlies lijdt. Wat heerlijk dat we dan het systeem als excuus hebben!

Mijn gok is dat beide mechanismen meespelen in het gemopper over het systeem.

Systeembashen geeft ook taal aan de onvrede die mensen voelen. Ik vraag me daarom af of protoprofessionalisering (De Swaan) niet ook een rol speelt. Protoprofessionalisering is het verschijnsel dat leken zich de basisbegrippen en grondhoudingen van de professional eigen maken en hun problemen op basis daarvan interpreteren en ervaren. Heeft niet iedereen immers verstand van organisaties en van veranderen? Iedereen gebruikt de begrippen, vaak zonder ze echt goed te kennen of te doorgronden, zeker als het resoneert met waar mensen last van hebben. Ik denk dat daarom begrippen als ‘terug naar de bedoeling’, ‘systeemverandering’, ‘zelfsturing’, ‘ontmanagen’ en ‘ruimte voor de professional’ zo aanslaan. Omdat ze taal geven aan het probleem zonder dat we er zelf onderdeel van hoeven zijn.

Al die verschijnselen zetten de mensen buiten het systeem, met oordelen en opvattingen over dat systeem. Het voordeel is dat je je eigen bijdrage, je eigen imperfectie en je eigen ongemak niet onder ogen hoeft te zien. Maar het helpt niet om als je het systeem wilt veranderen. Jouw beschrijving van de rol van de haan brengt me op een nieuwe term: de haanhack. Als je de haanhack doet, kijk je goed hoe het systeem werkt en waar het zich vastdraait om er vervolgens in je handelen IN het systeem net genoeg van afwijken om het voor je te laten werken terwijl jij het tegenwerkt. Je ontregelt het systeem net genoeg om te zorgen dat het niet automatisch de meest gebruikte paden neemt, maar nieuwe moet zoeken. Maar met de haanhack blijf je in het systeem, want alleen terwijl je je erdoorheen prutst, kun je zorgen dat het systeem anders wordt.

Groet, Leike

DIJK

31 maart 2016


Beste Leike,

Zojuist “Dijk” uitgelezen, nieuw boek van H.M. van den Brink. Eerder schreef hij de veelbejubelde novelle “Over het Water”. En mooi is die Dijk!
De ik-figuur vertelt over zijn collega Dijk, een figuur die me sterk deed denken aan het werk van Bordewijk. “Karakter” heeft ook zo’n rechtlijnige hoofdpersoon. En ook in stijl is het verwant met Bordewijk. In Dijk komen we, net als in “Bint” van die karaktervolle namen tegen als De Bree, Taas, Daamde en Ten Hompel. Prachtige voorbeelden van Hollandse bonkigheid. En ook Bint heeft niets met souplesse of meervoudigheid.

Dijk werkt voor het IJkwezen. Hij gelooft in de ordenende werking van vaste meetwaarden: een kilo is een kilo en een liter een liter. Belangrijk, want de maat bepaalt de waarde van het product. In de loop van zijn werkzame jaren ziet hij dat de zorg van de overheid voor deze hoeksteen van de handel stap voor stap erodeert. Waar vroeger bij de slager de weegschaal iedere twee jaar geijkt werd en je als consument precies wist of de cervelaatworst een onsje meer werd, dien je er nu op te vertrouwen dat de voorverpakte waren echt wegen wat ze wegen.
Het boek geeft prachtige bespiegelingen over wat verandert en wat niet. Het kenmerk en de waarde van onze meeteenheden zoals de kilo is natuurlijk dat het onveranderlijk is. Het is niet zo dat jij maar een beetje postmodern een andere visie op de kilo kunt hebben dan ik (“ik zie een kilo meer als iets van zeven ons”) of dat een kilo meel iets anders is dan een kilo lood. Nee, de waarde van de kilo zit in zijn ONveranderbaarheid. De kilo is geen intersubjectief begrip, maar de regelmatig geijkte kopie van de standaardkilo die goed beschermd in Parijs ligt.
En tegelijk beschrijft Van den Brink hoe het werk bij het IJkwezen verandert. Als een soort Voskuil schetst hij het functioneren van het kantoor aan de Brouwersgracht en hoe het zich stapsgewijs ontwikkelt. Hoe de directeur destijds een pure vakman was en hoe die vervangen werd door een dame die veel meer waarde hecht aan het werkplezier van mensen. En ondertussen wordt het kantoor verhuisd naar de rand van de stad, wordt het IJkwezen gecentraliseerd en daarna geprivatiseerd. Objectieve meting en feitelijkheid maakt plaats voor klantgerichtheid. Controle wordt dienstverlening, handhaving wordt advies. Zelfs de afdeling Personeelszaken wordt vervangen door een afdeling Menselijke Grondstoffen (wat een dodelijke vertaling!). Verandering en ontwikkeling wordt de constante. De kilo blijft een kilo, maar de vaststelling ervan lost op. Daarmee is het een mooi inkijkje in de verandering van de economie en van onze samenleving.
De rechtlijnige Dijk komt steeds meer in de marge terecht; hij wil het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen niet snappen (IJken is natuurlijk ook het ultieme gelijkhebben). Waar hij ooit de beoogde nieuwe directeur was, komt hij nu op een achterafkamertje terecht en weet niemand nog wat hij eigenlijk doet. Een ding is duidelijk. Als bewaker van een niet langer bestaand fort schrijft hij regelmatig brieven aan de directie om te waarschuwen tegen de teloorgang. Een jaar voor zijn pensioen wordt hij –overtollig en overbodig geworden- tenslotte ontslagen.

Er worden niet zoveel boeken geschreven over werkende mensen. Dit is er gelukkig weer eens een. En een absolute parel!

Groet, Jaap

Hoenderevolutie

13 maart 2016


Beste Leike

Ja het systeem of het gedrag, ze veroorzaken elkaar, maar waar zit het begin? Het is een beetje het klassieke kip- of ei-probleem. Verander je het systeem, de kip of begin je bij het gedrag van het individu, het ei?

Zo werkt het. Herhaald gedrag leidt tot gewoonten en handelingspatronen. Die zijn daardoor voorspelbaar. Anderen kunnen hun gedrag hier vervolgens op afstemmen. Gevolg: nog meer herhaald gedrag. En voor je het weet heb je een systemisch patroon te pakken. Dat patroon raakt verankerd in alle structurele zaken waarin we onze gewoonten vastleggen: agenda’s, software, parkeergarages, de aanvangstijd van het journaal of organisatiecultuur bijvoorbeeld.
En al die structurele zaken, richten op hun beurt weer gedrag. Daarom kun je alleen dinsdag om twee uur afspreken vanwege de agenda van de ander, daarom moet je je belastingaangifte voortaan online doen, en daarom probeer je je eten om acht uur op te hebben, zodat je het journaal kunt zien. Systeem en gedrag lokken elkaar dus uit en zijn elkaars voorwaarde.

Je hebt natuurlijk gelijk als je zegt dat het eigenlijk een zwaktebod is om steeds het systeem de schuld geven, zoals veel mensen doen. Hoeveel kan er immers binnen de bestaande marges?
Maar het geloof in het individu die alle maatschappelijke logica aan zijn laars lapt is volgens mij –hoe romantisch ook- niet zo realistisch. Het is mooi voor de Amerikaanse droom en een enkele Ghandi of Mandela. Maar zó autonoom en onafhankelijk zijn, dat is voor velen van ons beslist onmogelijk. Hoezeer de positiviteitsgoeroes ons ook willen doen geloven dat we dat dan niet genoeg willen.

Als je een PGB nodig hebt, of een werkende mobiele telefoon, of je bent een bejaarde autistische man, dan kun je maar beter handig zijn en je weg vinden in dat systeem. Als het mis gaat moet je heel slim zijn, vasthoudend als een pitbull of kunnen dreigen met een beroemde neef die alles in de krant zal zetten. Maar heel veel mensen kunnen dat niet, of raken uit het veld geslagen. Als je zes keer bot hebt gevangen worden de zevende keer het zelfvertrouwen en ook de slagingskans alsmaar kleiner. Je willetje krimpt tot een machteloos frummeltje. Die bejaarde en autistische oom van jou is met zijn zorgvraag kansloos tegen het anonieme malen van de molens van de grote instituties.
Val jij, of wat je wilt, niet binnen de marges van het systeem, dan ligt Kafka op de loer. Vervreemding, machteloosheid en de ziekte van onze tijd: woede. Het systeem veranderen lijkt al helemaal op de missie van Don Quichot: vechten tegen windmolens. Die molens van het systeem hebben hun eigen noodzakelijke logica van rechtsgelijkheid, transparantie, beperkte budgetten en de keuzemogelijkheden op het formulier. Als iets het systeem ontregelt is het wel het precedent! Kip en ei bieden dus zo te zien allebei geen oplossing. Het een leidt tot het ander tot het een.

Wat ik altijd zo gek heb gevonden aan het kip-of ei-probleem is dat de haan geheel buiten beeld wordt gehouden. Want zonder de haan wordt het ei nooit een nieuwe kip. De kip en dus ook het ei zijn evolutionair kansloos zonder de haan. Is het niet wonderlijk dat daar steeds aan voorbij wordt gegaan? En dan nu de persoonlijke vraag: Vind je het goed dat ik je met een haan vergelijk, met de derde die de vastgelopen situatie loswrikt?

Interessant is namelijk wat jij deed. Vasthoudend blijven bellen, mailen, schrijven. Geduldig argumenteren, aardig blijven en pas in woede uitbarsten nadat je de telefoon hebt opgehangen en niemand je meer kan horen. Via, via aan een goede geriater komen, haar bereid vinden ook een stapje buiten de gebaande paden te maken. Zo maak je al wrikkend toch een ruimte voor die oom van je. Zo wring je als derde partij iets tussen je machteloze oom en het blinde systeem.
Misschien is het wel zo dat een enkeling van die mensen die jij in beweging probeerde te krijgen en die geen ruimte zagen, nu ook beter snappen waar die ruimte zit. Waardoor ze het systeem op een minimaal punt oprekken, menselijker maken, toepasbaarder maken. En als nu maar genoeg mensen dat met dat grote systeem doen verandert dat in hele kleine stapjes toch van karakter.

Groet, Jaap

Geef het systeem maar de schuld

4 maart 2016


Beste Jaap,

We worden ermee doodgegooid: het systeem moet anders. Politieke partijen, Tegenlicht, managementgoeroe’s, boze burgers: allemaal geven ze het systeem de schuld. Alle oude structuren, oude bazen, oude ideeën over bezit, oude ideeën over burger en maatschappij, alles wat in die oude systemen verankerd ligt, belemmeren de transformatie. Want we kantelen naar een ander tijdperk (Jan Rotmans) en we evolueren naar de participatiesamenleving (Willem-Alexander). Deze tijd vraagt om organiseren 3.0, in netwerken, waarin professionaliteit tot bloei kan komen en zelfsturing ervoor gaat zorgen dat we allemaal autonoom, individueel en maatwerk gelukkig worden Het systeem houdt dat tegen. Het systeem beknot, onderdrukt professionele ruimte, houdt mensen klein, geeft te weinig ruimte aan de burger, kost te veel geld, vertraagd.

Dus moet het systeem anders. We halen graag grote voorbeelden aan om dat te bewijzen. Jos de Blok – van Buurtzorg – voorop. Nou doet de man echt revolutionaire dingen, krijgt hij veel voor elkaar, lost problemen op waar we in bestaande structuren lang in vastliepen. Zijn visie sluit heel knap aan bij hoe we de problemen die we nu ervaren op willen lossen. Maar we vergeten vaak dat hij dat allemaal binnen het systeem doet. Hij bouwt wel een andere structuur, maar die functioneert binnen het systeem. Hij weet het systeem goed te hacken, maar hij verandert het niet. Hij vindt er zijn eigen revolutionaire plek in, en organiseert zichzelf handelingsvrijheid, en holt het systeem misschien uit, maar pakt het systeem zelf niet aan. Nou zeg ik niet dat het systeem geweldig is, dat er niets hoeft te veranderen. Integendeel, ook ik vind dat er heel veel anders moet. Maar hebben we met dat systeembashen nou eigenlijk het echte vraagstuk wel te pakken?

Ik heb een behoorlijk oude oom met een hersenbloeding en een aandoening in het autistisch spectrum. Dat laatste heeft hij al zijn leven lang, maar toen hij klein was bestond autisme nog niet. Daardoor was hij iemand die als kind al niet in ‘het systeem’ paste en voor wie nu, nu hij het systeem hard nodig heeft, een groot probleem ontstaat. Ik sjouw me suf in dat systeem om met en voor hem een goede woon/zorg-oplossing te vinden. We zijn al negen maanden onderweg en een oplossing is nog niet gevonden.Tot mijn eigen verrassing en misschien wel ontgoocheling merk ik dat dat niet zozeer aan het systeem ligt, maar vooral ook aan de mensen binnen dat systeem die niet in staat blijken wat in het systeem mogelijk is ook mogelijk te maken, maar die veel meer de belemmeringen van het systeem gebruiken. Ze kijken niet goed naar mijn oom, kijken alleen naar hun eigen stukje taak, wijzen naar elkaar als de oplossing niet nabij is, niet creatief mogelijkheden verbinden. Ik weiger dit fout te laten lopen, ik ga het voor elkaar krijgen. Maar wat ik voor elkaar moet krijgen is geen wijziging van het systeem, maar het verbinden van mensen binnen dat systeem die wat ik nu doe ook zelf voor elkaar hadden kunnen krijgen.

Aan de basis van die nieuwe wereld, dat andere systeem, waar de Jan Rotmansen zo hoog van opgeven, ligt het ruimte geven aan de professional, aan eigen initiatief, leunend op het vermogen om in dialoog en in verbinding tot resultaten te komen en over grenzen heen met elkaar samenwerken. Maar die mensen kunnen dat nu al niet! Waarom kunnen ze dat straks dan wel?

Met mijn oom komt het wel goed, daar ga ik persoonlijk voor zorgen. Maar of het met het systeem goed komt?

Groet, Leike

Trump, Sanders en Wilders

16 februari 2016


Beste Leike,

Ja, die korte klap, die instantbehoeftebevrediging, dat niet denken maar voelen, die angst om iets te zeggen wat geen draagvlak heeft, dat ongeduld, die trots op geen visie hebben en daar dan weer mee koketteren, dat is wel een heel erg bedreigende kwaal van deze tijd.
De samenleving scheurt in tweeën, tussen Trump en Sanders, tussen Wilders en … ja wie eigenlijk?
In ‘Onderweg’ braken we een lans voor de pragmatiek bij veranderen; voor heel goed kijken wat er precies gebeurt en ervoor zorgen dat wishful thinking je blik niet vertroebelt. Te vaak zien we in organisaties dat ideeën de blik op de werkelijkheid vertroebelen. Te vaak zien we ook veranderaars handelen naar wat ze denken of willen dat er gebeurt in plaats van te kijken hoe het feitelijk gaat. Het pragmatisme kijkt naar het daadwerkelijk werkende (‘wat werkt is waar) en is daarom een prachtige filosofie voor het dagelijks handelen. Het is ontzettend effectief in het hier en nu. Maar is pragmatisme ook een goede leidraad bij het kiezen van de richting en strategievorming?

In jouw vorige blog haalde je Elliot Jaques aan die stelt dat de de tijd tussen actie en resultaat bepalend is voor de zwaarte van een besluit en van de verantwoordelijkheid daarvoor. Hoe fuzzier die relatie is, hoe moeilijker het wordt.
Beslissingen waarvan je pas op heel lange termijn kunt zien wat de effecten zijn, vragen om iets anders dan pragmatiek. Ze vragen om het vermogen om niet ongeduldig te worden of gefrustreerd als we de effecten die we in de toekomst verwachten in het nu nog even niet zien. Je weet nog niet of het echt zal werken. En omdat je dat gewoon niet kunt weten, moet je vertrouwen hebben in je eigen inzichten. Je moet naast werkelijkheidszin ook over mogelijkheidszin beschikken. Je moet ideeën hebben over hoe het op de lange termijn anders kan èn je moet weten welke acties je daar nu voor in gang moet zetten. Dat zijn lang niet altijd acties die korte termijn-tevredenheid opleveren.

Die ideeën over de toekomst hebben tenminste twee functies. Ze geven een richting voor het dagelijks handelen. En door mensen aan idealen te binden, bind je ze ook aan elkaar. In een samenleving die uit elkaar spettert, waar de lontjes kort zijn, waar traditionele structuren oplossen, waar het politieke midden verdwijnt, waarin de verschillen groter worden en waarin de pers van hype naar hype trekt op zoek naar oplages en kijk- en luistercijfers, zijn samenhang en verbinding meer dan ooit nodig. Aan samenhangende visies lijkt het bij velen te ontbreken en aan het vermogen om op lange termijn-effecten te kunnen wachten ontbreekt het nog veel meer…
Een kabinet dat laveert tussen pragmatisme en opportunisme, partijen die met meel in de mond spreken als het gaat over de vraag hoe het verder moet met Europa. Het ontbreekt aan aantrekkelijke vergezichten, aan idealen over waar ons land heen moet. Verder dan zielloze ideeën over een immer aantrekkende economie komen de meesten niet. En iedereen die iets van de geschiedenis weet of gewoon nadenkt, weet dat dat niet kan en zal gebeuren.

Weg dus met dat pragmatisme in de politiek! Weg met dat korte-baanschaatsen rond de waan van de dag. Waar willen we zijn in 2050?
Hoe groot willen we de inkomensverschillen? Hoe energieneutraal? Een federatief Europa? Hoe omgaan met migratie? Hoe worden we weer de baas van de banken? Blijft democratie een systeem met verkiezingen? Is kapitalisme eindig? Hoe ziet leiderschap eruit? Welke rol vervult werk van mensen naast dat van robots?
Hoe zouden we dit allemaal willen? En pas dan de vraag hoe te reageren op de vraagstukken die hier en nu om een pragmatische aanpak vragen. Zodat je de aanpak kan richten op waar je heen wilt.
Zou dat niet heel veel ruimte en richting geven?

Groet, Jaap

Time span of discretion

6 februari 2016


Beste Jaap,

Ik merk dat ik Nederland niet zo’n leuk land vind op dit moment. De lontjes zijn kort, de meningen worden hard en gepolariseerd gepresenteerd. De media kiezen voor het zichtbaar maken van de extremen, in plaats van de nuance en elke mening wordt gepresenteerd als een feit. De politiek drukt zich ferm uit over onderwerpen die die fermheid niet verdragen als we tot een oplossing willen komen.We hebben te maken met onderwerpen die ingewikkeld en niet zomaar oplosbaar zijn. Onderwerpen die het verdienen dat we naast de wens en ambitie ook de pijnlijke kanten ervan zichtbaar maken. Onderwerpen waarvan we weten dat we keuzes moeten maken die ons raken en die geen instant-satisfactie opleveren.

De vraagstukken waar we voor staan, vragen om een visie waarin lange termijn en breder kijken dan het lokale vraagstuk belangrijk zijn. We lossen ze niet op met ad hoc-besluiten of korte-termijnoplossingen. Dat bedenk ik niet, dat zeggen politici en de media zelf. Maar dat is niet de teneur van het maatschappelijke debat. Wat diezelfde politici en media doen, is precies het tegenovergestelde. Al dan niet gedwongen door de waan van de dag, reageren ze ad hoc, op incidenten en actualiteiten.En dus rijden we straks met zijn allen 130 terwijl we weten dat het fileprobleem noch het milieuprobleem helpt oplossen, staat de zoveelste rel over de komst van een AZC centraal, en wordt iedere emotie over korte-termijnincidenten breed uitgelicht.

Elliot Jaques, een Canadees organisatiepsycholoog en psychoanalyticus, beschreef ooit het begrip ‘time span of discretion’: het vermogen dat iemand heeft om het eigen handelen in het licht van lange tijdlijnen te zetten. Iemand met een grote time span, handelt in het nu met een lange-termijnblik naar de toekomst. Zo iemand weet dan ook dat het effect op zijn handelen niet in het hier en nu ligt, maar in het daar en dan. Bijsturen op feedback in het hier, vindt plaats met effect dat je op langer termijn wilt bereiken in het achterhoofd.Die time span of dicretion is een vermogen, een competentie. Als we Jaques volgen, dan hebben we politici en media nodig die dat kunnen, willen we de vraagstukken van vandaag aankunnen. Mensen die niet op ieder incident inspelen, maar blijven handelen vanuit een breed perspectief en een lange-termijndoel. Die dus ook kunnen verdragen dat ze vandaag dingen moeten doen waar mensen niet blij van worden.

Het valt me op dat er niet zoveel mensen in media en politiek zijn die dat vermogen tentoonspreiden. En als ze het wel doen, dat ze dan worden afgestraft in het publieke debat. Want daar is geen geduld voor die lange lijn. Dat is geen nieuws. Daarmee worden onze onmiddellijke behoeften niet mee bevredigd.Ik vrees dat er sprake is van een neerwaartse spiraal. We stemmen niet op partijen die ons die onmiddellijke behoeftebevrediging niet bieden. De media willen geen nieuws zonder emotie en sensatie. En dus moeten politieke partijen mensen aantrekken die van de ad hoc-reactie zijn in plaats van de lange lijn.

Er zijn assessments waarin die time span of discretion gemeten kan worden. Hoeveel Haagse politici zouden hoog scoren denk je? Ik geloof dat ik het niet wil weten.

Groet,

Leike

We want it all and we want it now!?

20 januari 2016


Beste Leike,

Ben bang dat het ik het weer met je eens ben. Dat het goed is om gewoon te accepteren dat het soms gaat zoals het gaat.
Maakbaarheid was vroeger iets van links. Ik was zelf ook in de jaren zeventig een idealist die meende dat heel veel maakbaar was als je maar durfde te kiezen. Toen leek ook alles nog de goede kant op te gaan. Meer persoonlijke vrijheden, volop maatschappelijke experimenten, werken aan een betere samenleving waarin welzijn belangrijker was dan welvaart. Daar is niet veel van terecht gekomen.
Inmiddels is maakbaarheid iets van rechts. Zoveel mogelijk overlaten aan de markt; afbreken van van alles dat de samenleving bijeen houdt. De participerende particulier lost het wel op. En ondertussen richten we de ene na de andere ‘autoriteit’ op die dat dan weer in de gaten moet houden. Allerlei transacties met de overheid moeten vooral los van relaties en persoonlijk contact plaatsvinden. Transparant omdat het anders al snel corrupt is. En dat alles in de diepe overtuiging dat dit beter is, ook als er signalen zijn dat we inmiddels in een losgeslagen samenleving terechtkomen.

En wij onszelf maar opvoeden in het idee dat we allemaal autonome en zelfstandige wezens zijn. Die moeten opkomen voor hun wensen en verlangens. Die zich als mondige maatschappijconsument moeten roeren in onze participatiesamenleving. We emanciperen ons een ongeluk. En we willen alleen maar topsport. Het beste, het mooiste, het goedkoopste, het nieuwste, het meest ecologische. We want it all and we and we want it now!

En wat we niet meer doen of dreigen te vergeten is dat topsport niet zonder breedtesport kan. Ik schreef er najaar 2015 een column over op Communicatieonline.nl. Dat je duizenden amateurs nodig hebt om een middelmatige prof voort te brengen en dat je er honderdduizenden nodig hebt voor een Cruyff of een Bergkamp (of, bij de dood van David Bowie, dat je duizenden bandjes nodig hebt om één Ziggy Stardust voort te brengen).
Dat het meeste dus van nogal gemiddelde kwaliteit is. Bij het voetballen, bij het telefoonbedrijf, de gemeenteambtenaar, de jeugdzorger en de CEO. Statistiek voor beginners.

Breedtesport dus. Dat is wat we doen. We doen ons best, proberen er plezier in te hebben, proberen misschien wel beter dan onszelf te zijn. Maar leggen ons er hopelijk ook bij neer als de tegenstander heel veel sterker is. Van windmolens kun je niet winnen.
En ik hoop met jou dat we dan wat vaker coulance kunnen opbrengen. Beetje begrip voor het eten dat niet tegelijk voor alle gasten wordt uitgeserveerd, voor het pakje dat niet de volgende dag door de post werd gebracht, voor de caissière die nu eenmaal niet zo snel is, voor de collega die het buskruit niet heeft uitgevonden.
Dat we snappen dat het meeste niet perfect is, of mooier nog, dat we ons realiseren dat pure perfectie op den duur dodelijk saai is. Dat juist het rafelige, het onaffe, het tegenstrijdige, het menselijke van het menselijk tekort, de wereld interessant en leefbaar maakt.
In de wereld, in de organisatie, op de sportclub, met je vrienden en bij je thuis.
En echt tevreden ben ik met dit stukje trouwens ook niet….maar het wordt wel duidelijk wat ik wil zeggen he?

Groet, Jaap

Portie pech

10 januari 2016


Beste Jaap,

Enorm eens met je pleidooi van vorige week. Ik kies al jaren niet. Blijf gewoon loyaal aan de verzekeraar, energiemaatschappij, dokter, telefoonmaatschappij en internetprovider waar ik jaren geleden voor gekozen heb. Gewoon, omdat ik niet in al dat kiezen geloof. Omdat ik denk dat je er dan vooral alleen maar druk mee bent. En omdat ik denk dat het voordeeltje dat je denkt te behalen, heel vaak geen voordeel is. En dan moet je natuurlijk opnieuw kiezen, want je hebt nog niet de perfecte keuze gemaakt. Keuzes hebben impliceert dat het altijd beter kan, en dat je ook je best moet doen om het beter te hebben. Daar ben ik te lui voor.

Minder hoeven kiezen, betekent echter ook dat we moeten kunnen leven met dat het leven niet eerlijk is, en dat jij geen recht hebt op alles. Als je loyaal blijft aan die- of datgene waar je je aan verbindt, dan moet je ook durven zien dat daar fouten gemaakt kunnen worden, of dat het daar niet helemaal perfect is. Loyaliteit betekent ook dat je daar tegen kunt. En kunnen we dat nog wel?

We leven inmiddels in een wereld waarin we recht hebben op geluk. Waarin we, als ons portie pech ons overvalt, op zoek gaan naar de schuldige. Gaat er iets fout, moet er iemand worden aangewezen die het gedaan heeft. Die transparantie die je noemt, werkt twee kanten op: het geeft die keuzemogelijkheden die jij noemt, en het zorgt ervoor dat we – als we niet tevreden zijn – schuldigen aan kunnen wijzen.

Ik weet nog dat dit verschijnsel in Amerika heel normaal was, en dat ik er met grote verwondering naar keek. En met nog grotere verwondering zag dat het hier in Nederland ook zijn intrede deed. En nu hebben we hier sneeuwgarantieverzekeringen, klagen we gemeenten aan als we schade lijden van een gebroken tegel, eisen we smartengeld van de buren als we door hen gestoord worden in onze slaap, en kunnen organisaties publiek aan de schandpaal worden genageld omdat we ontevreden zijn over hun service.

Een tijdje terug bemiddelde ik in een conflict bij een gemeente. De handhavingsafdeling was in conflict met de afdeling die grote gemeentelijke projecten leidde. De reden van de ruzie: de projectleiders hadden er nog wel eens een handje van om een beroep te doen op de handhavers om met de termijnen te schuiven zodat het project geen vertraging opliep. Zij vonden de handhavers star. En de handhavers? Die wisten dat ze persoonlijk door burgers konden worden aangeklaagd als er door een fout in de procedure iets mis zou lopen. Persoonlijk, hè. Niet hun afdeling, of de gemeente, maar zij als personeelslid. Dan zijn we wel ver doorgeschoten met transparantie, traceerbaarheid en accountability.

Jij wilt minder keuzevrijheid, gewoon weer de nutsbedrijven en daar met zijn allen loyaal aan betalen zodat je best goede service krijgt? Dan moeten we ook met best goede service uit de voeten kunnen, en niet bij iedere particuliere onvrede genoegdoening eisen. Want nu is transparantie er niet alleen voor ons om keuzes te kunnen maken, maar is het er ook om steeds precies te kunnen aanwijzen wie waar een fout heeft gemaakt. Zodat we weten wie tekort is geschoten en moet bloeden. Zolang dat nodig is, kunnen we jouw wens om op vertrouwen en loyaliteit te organiseren, niet realiseren.

Groet, Leike

Organisatievragen