Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Zomer

28 juli 2016


Beste Jaap,

Wat een Europaleed daar in Italië. Hier in Nederland is mijn grootste zorg de merelfamilie die zich genesteld heeft in mijn blauwe regen. De kinderen worden op dit moment door hun ouders een voor een uit het nest gegooid. Dat gebeurt niet zachtzinnig en onder luid gekrijs. Die kleintjes kunnen nog niet vliegen, dus ze landen met een grote plof ergens in mijn tuin. Daar scharrelen ze een paar dagen als happy campers in het rond. Dat is niet erg, zegt internet, dus ik bekijk het met grote belangstelling.

Paps en mams blijven in deze fase heel zorgzaam. Ze voorzien hun kroost nog van eten en houden de boel nauwlettend in de gaten. Ik heb nog nooit zo’n goede reden gehad om mijn tuin niet te doen. Zij zitten namelijk argwanend op het muurtje of in de boom als ik me maar in de buurt van zo’n jong waag. Niet dat die zich ergens iets van aantrekt. Zit gewoon met zo’n breed smoeltje rond te kijken, en leert ondertussen vliegen. Probeert tussen de planten weg te vliegen, maar die zijn te hoog en te dicht, dus dat lukt niet. Na een tijdje kan ie op een steen springen en na nog weer een tijdje op mij tuinbank fladderen (om vervolgens daar vrolijk piepend de boel onder te schijten). Tegen de tijd dat het zover is, wordt t volgende jong het nest uit gebokt.

In het zonnetje, onder genot van kopjes thee en koffie, volg ik dit familiedrama over groei en ontwikkeling. Europa is ver weg. Net als Turkije, Nice, München, de republikeinen in Amerika en het feit dat we dankzij Melania Trump nu een wel heel sprekend voorbeeld hebben van wat plagiaat is. Dankzij de door jou zo verafschuwde ‘sport-soooom-uuuuh’ die denkt dat t belangrijkste nieuws hun ‘oneerbiedwaardige’ (zo noemen ze t zelf!) verslaggeving over de niet meer zo okselfrisse benen van Laurens ten Damme (zo noemt hij ze zelf!), de val van Bauke, en de breuk van Tom is.

Dan liever mijn merels.

Wat dit met organisaties of de wereld te maken heeft?

Helemaal niks. Ik heb vakantie.

Groet, Leike

PS: Ik weet niet of je t meekreeg, maar er loopt een petitie tegen die Sportzomer! Radio 1 eat your heart out!

PS2: een van de jonkies heeft het niet overleefd. Trof het na een weekendje weg half gecomposteerd aan in de tuin 🙁

Meer Europa

20 juli 2016


Beste Leike,

Ik ben op vakantie in Europa. Via België en Luxemburg een weekje in het Duitse Saargebied, en toen leidde mijn TomTom me via Frankrijk en Zwitserland naar Italië. Zelfs van de Zwitserse grens heb ik niet veel gemerkt.
De discussie die loskomt over de EU naar aanleiding van het Brexit lijkt een soort kerntakendiscussie te worden zoals die ook jarenlang in gemeenten is gevoerd. Wat moeten we echt doen en wat kunnen we beter niet doen of aan anderen overlaten is dan de vraag.
Want over ‘Europa’ of nog erger ‘Brussel’ wordt veel geklaagd. Over de enorme regelzucht die zich uitstrekt over komkommermaten of het ontladderen van de glazenwasser. Hebben we daar nu Europa voor nodig? Kan je dat nu niet aan de lidstaten overlaten zodat Europa zich met de grensoverstijgende vraagstukken van veiligheid, milieu en internationale handel kan bezighouden?
Ik voelde altijd wel wat voor die redenering. Laat alsjeblieft de Fransen hun rauwmelkse kazen houden en de Sicilianen die kaas met die levende wormpjes erin. En bemoei je niet met onze kromkommers.
Maar nu ben ik in Italië en wil ik graag even klagen over stekkers. Kamperen met meer dan 30 graden vraagt om een koelkast. Een koelkast vraagt om stroom. Stroom bij een tent vraagt om verlengsnoeren. En als je dan toch stroom hebt is een verdeeldoos ook fijn zodat je je telefoon kunt opladen, je laptop, ook een lamp in de tent en ja, als je dan toch stroom hebt is ook een waterkoker fijn.
Een paar jaar geleden kocht ik in Frankrijk een superlang verlengsnoer omdat ik wel heel ver van de stroompaal af kampeerde. Zo’n ding heeft Franse stekkers. Die combineren aardig met de Nederlandse, omdat ze, hoewel deels verschillend, toch op elkaar passen.
Maar ik vermoed dat dit jaar thuis in de keuken de stekkerverdeeldoos is blijven liggen. Dus wij naar de plaatselijke electrawinkel op zoek naar een verdeeldoos. Die hebben ze, maar ze hebben helemaal afwijkende stekkers (drie pootjes op een rijtje). Maar toen kwam het echte probleem: hebben jullie ook tussenstukjes tussen Franse snoeren en Italiaanse doosjes? Nu bleek dat zij hun eigen driepootstekkers ook in verschillende breedtes hebben en ….. na heel veel Italiaans handen en voetenwerk bleek er een tussenstuk te zijn dat op het oog leek te passen. Later bleek: past wel op Nederlands, maar niet op Frans. Uiteindelijk ben ik maar zelf gaan knutselen met behulp van de voorraaddoos van de campingeigenaar. En kan ik dit stukje maken.
Mogen we nog wat meer Europa alsjeblieft? Dat we allemaal dezelfde stekkers krijgen en dat we voor gewone kosten kunnen bellen en mailen (wat al een eind op weg is trouwens)? Dat we ondanks ondergekapitaliseerde Italiaanse banken gewoon Euro’s uit de muur kunnen trekken? En dat we hier ook die heerlijke rare kaasjes kunnen eten? En van die beestjes uit de zee die God toch nooit voor consumptie bedoeld kon hebben?
Welke partij zou de volgende verkiezingen in willen met ‘meer Europa’?

Zonnige groet, Jaap

Europa antifragiel?

4 juli 2016


Beste Leike,

In mijn overmoed heb ik toegezegd in de komende systeemweek van Sioo een middag te organiseren over Antifragiel van Nassim Nicholas Taleb. Een prachtboek, waar ik, nu ik het herlees steeds enthousiaster over wordt.
Heel kort gezegd wijst Taleb erop dat veel systemen fragiel zijn. Ze zijn mooi doelgericht en efficiënt ingericht, maar een verstoring brengt ze direct uit evenwicht. Ze gaan dan stuk. Hij zet dit naast robuuste systemen. Daarvoor geldt het tegenovergestelde: die zijn nauwelijks te beschadigen, doen altijd hetzelfde.
Maar Taleb ziet nog een derde soort systemen: antifragiele. Deze systemen hebben juist baat bij verstoring. Ze worden er sterker van. Zoals Nietsche al zei: “Wat me niet doodt, maakt me sterker”.

Vanmorgen las ik (via Blendle) in De Tijd een mooi interview met Joris Luyendijk over Brexit. Joris die (nog) in Londen woont en intensief onderzoek deed naar de werking van ‘the City’ (Het kan niet waar zijn) is blij met Brexit. Hij ziet het als een kans omdat de Britten, sinds ze in de EU zitten, steeds bezig zijn geweest om van alles en nog wat te frustreren in Europa. Het vertrek van het VK geeft ruimte om nu met de overgebleven 27 constructief te werken aan de vormgeving van Europa.
Hij zegt wat ik dacht. Maak het uittreden niet te makkelijk! Laat ze flink bloeden voor de keuze die ze gemaakt hebben. Niet primair om de Engelsen te pesten, maar vooral om te zorgen dat anderen niet lichtvoetig het Britse voorbeeld volgen. Zou je de Britten een aftocht bieden in de sfeer van wel de lusten, niet de lasten, dan zet je de deur open voor een complete desintegratie van Europa.
Ik ben heel benieuwd hoe hier binnenskamers in de hoofdsteden over gesproken wordt. Beperken we de schade op korte termijn (zo min mogelijk conflicten met de Engelsen en zoeken naar pragmatische oplossingen die de pijn wederzijds verlichten), of zien we het risico van precedenten en nemen we nu de pijn van reeksen conflicten en gedoetjes? Aan de oppervlakte zie je, na aan aanvankelijke woede, nu redelijkheid, en schadebeperking de overhand krijgen. Die redelijkheid kan overigens ook heel goed theater zijn. Bikkelhard zijn onder een vernislaagje welwillendheid. Zodat Europa straks kan zeggen dat ze er alles aan gedaan hebben om de schade te beperken. Dat alle ellende dus helemaal aan de Britten zelf ligt.
We gaan het zien.

Je haalde het prachtboek van Luuk van Middelaar over de geschiedenis van Europa al aan. Hij beschrijft minutieus hoe Europa altijd knutselend en worstelend bovenkwam. Gek dat Europa. Een knutselparadijs waaraan iedere architectuur lijkt te ontbreken. Meer chronologisch dan logisch. En toch al zestig jaar geen oorlog op een continent dat er daarvoor van aan elkaar hing.
Waar Van Middelaar enkele jaren geleden eindigde in zijn boek, zijn we sindsdien een Eurocrisis, een Griekse crisis en een vluchtelingencrisis verder.

Het anti-Europa geluid is, naar ik vermoed, nog nooit zo groot in grote delen van de Unie. Niet zo gek als alle regeringen in eigen land zeggen dat het goede van hen komt en de narigheid uit ‘Brussel’. Zie je voor je hoe onze premier in Nederland uitlegt dat we minder Europa willen en in Brussel telkens het inzicht krijgen dat heel veel alleen maar samen met anderen kan?
Ik denk dat veel mensen afhaken bij de EU omdat het zo onbegrijpelijk in elkaar steekt dat je het erudiete proefschrift van Van Middelaar nodig hebt om er iets van te begrijpen. Met iets onbegrijpelijks kun je je niet verbinden.

De antifragiliteit van Europa is gebaat bij conflict met de Britten. Taleb pleit voor vaak en veel kleine verstoringen. Dat maakt je minder kwetsbaar voor grote verstoringen. Een serie crises met de Engelsen over de vormgeving van Brexit past prachtig in de Europese traditie van voortdurende existentiële worsteling. Het zou volgens mij niet zo gek zijn als we die conflicten eens zouden benutten om een visie op de (democratische) vormgeving van Europa te ontwikkelen. Dat we niet alleen maar opportunistisch – en vrijblijvend – knutselen, maar ook in een richting prutsen. Zodat Europa ook voor gewone mensen begrijpelijk en aantrekkelijk wordt.

Groet, Jaap

Brexitnabrander

26 juni 2016


Beste Jaap,

Nog even een Brexit-nabrander op mijn blog van twee dagen geleden. Ik moet toch even reageren op alle ‘ze zijn het contact met de burger kwijtgeraakt’ –bullshit die nu losbarst. Europa zou vervreemd zijn van zijn burgers. Het lukt Europa niet om te laten zien wat het doet. Het lukt regeringen niet om over te brengen wat ze in Europa doen. Duuuuhuuuu!

In alle georganiseerde situaties – op school, in (sport-)teams, in organisaties – zijn we er als de kippen bij om mensen uit te leggen dat het niet passend is om de schuld van je eigen ongemak te leggen bij een ander. We hebben het over het verschil tussen je cirkel van invloed en je cirkel van betrokkenheid. We hebben het over verantwoordelijkheid nemen voor je eigen geluk.

Maar als we het over Europa hebben, dan telt dat allemaal blijkbaar niet. Dan mag je vol op het orgel van je onvrede. Sterker, dan word je gesterkt door de politiek dat het goed is dat je dat doet.

Ik zag dat Danielle Braun op Twitter Europa een ‘sloom concept’  noemde. Nou, inderdaad, dat is het en dat moet het blijven. Hoe kun je anders met al die landen tot overeenstemming komen en zoeken hoe samen te werken? En omdat het zo’n sloom concept is, dat zich over zo’n groot en complex geheel uitstrekt. Je geeft geen invloed uit handen. Het zit gewoon niet binnen je cirkel van invloed. En dat moeten we ook niet willen.

Europa zit in je cirkel van betrokkenheid. En daarvoor geldt vooral een haalplicht: interesse in wat er gebeurt, proberen het te begrijpen, niet denken dat alles wat daar gebeurt voorziet in al je particuliere wensen.

Of geef ik nu teveel invloed uit handen?

Groet, Leike

Brexit

25 juni 2016


Beste Jaap,

Ze gaan eruit, de Britten. Jemig! Het zat er – neck a neck – aan te komen, natuurlijk. Maar als het dan gebeurt, is het toch nog onverwacht. Ik vind het nogal wat en ik ben heel benieuwd wat er in de komende dagen en maanden gaat gebeuren. Nou ben ik van het kamp ‘als ze niet meer willen, dan is het beter als ze eruit gaan’, maar we hebben natuurlijk met elkaar geen idee wat het betekent. Noch binnen Europa, noch voor andere landen. Laat staan dat we weten wat het effect is van de manier waarop – te blonde – politici met deze gebeurtenissen aan de haal gaan.

Het is wel bijzonder dat verkiezingen ertoe leiden dat ten aanzien van zo’n complexe context, zo’n platgeslagen conclusie kan worden getrokken. Hoe kan het dat we onze democratie zo georganiseerd hebben dat mensen die echt niet kunnen overzien wat er allemaal speelt in Europa, die niet in het systeem Europa kunnen kijken, dit soort besluiten kunnen afdwingen?

Want laten we wel wezen, wat weten we nou van Europa? Hoe goed snappen we hoe het daar werkt? We vinden het traag, maar hoort dat niet gewoon bij de lange lijnen die er zijn als je zoveel landen met elkaar wilt verbinden? Oplossingen door middel van de korte klap bestaan daar zelden. Problemen moeten met veel partijen verkend worden, mogelijkheden moeten met voorzichtige pasjes gezocht worden, oplossingen moeten stapje voor stapje ingevoerd worden. Daar zie je de effecten niet snel van.
Maar het lijkt wel of we ieder vanuit ons eigen hoekje van de wereld denken dat de reactiesnelheid van Europa dezelfde is als de reactiesnelheid van de bakker op de hoek. Logisch in ons eigen wereldje, maar om de lange lijnen van Europa te kunnen overzien, is het wel een kortzichtige blik.

Bovendien heeft onze landelijke politiek op die kortzichtige neigingen van de burger heel weinig corrigerend vermogen. Sterker, de politiek gebruikt het maar wat graag. Daar waar wij burgers roepen om onmiddellijke behoeftebevrediging, schieten zij in de reflex ‘we moeten luisteren naar wat er leeft bij de burger’. Maar wij burgers kunnen onvoldoende overzien wat onze stem echt betekent. Extra complicerend is het dan dat we in ons democratische systeem hebben ingebouwd dat onze percepties – door middel van onze stem – zo invloedrijk kunnen zijn.

Ik schreef al eerder over Elliot Jaques, die ooit stelde dat de mate waarin mensen situaties waarin sprake is van uitgestelde feedback aankunnen, de enige indicator is om functieniveau te bepalen. Is hier niet ook zoiets aan de hand? We overzien de uitgestelde feedback van de landelijke politiek al nauwelijks. Laat staan die van de Europese politiek. En toch mogen we met ons korte feedbackloopje, gekoppeld aan ons korte lontje, keuzes maken over processen met zo’n lange lijn. Geholpen door de politiek zelf.

Luuk Van Middelaar beschrijft in zijn boek Passage naar Europa prachtig hoe Europa knutselend, prutsend en modderend geworden is wat het geworden is. Hoe kleine handelingen of (niet-)ontmoetingen helpen om stapjes verder te komen. Het is eigenlijk een menselijk wonder, dat Europa. Door toevalligheden in elkaar geknutseld. Sinds ik zijn boek gelezen heb, ben ik een Euro-optimist. Omgaan met wat er nu gebeurt, da’s de kerncompetentie van Europa! Dus … als het lukt om dat knutselen en je niet gek laten maken, vast te houden, dan komt het wel goed, dan knutselen we dit ook wel weer uit (of opnieuw in-?) elkaar zonder grote gevolgen.
Ik vertrouw daar maar even op. Dat lijkt me beter dan meebewegen met politici die mij graag willen laten geloven dat mijn bijziendheid de maat der dingen is.

Groet, Leike

Sportificering

15 juni 2016


Beste Leike,

Ja, als je over de media begint….
We zitten nu opeens in een SPORTZOMER. Op radio1 is de toch al merkwaardige combinatie ‘nieuws, achtergronden en sport’, voor de komende maanden omgetoverd in ‘sport en tussendoor af en toe iets over het nieuws’. Het is alsof men in Hilversum de wereld even op vakantie heeft gestuurd. Dus krijgen we het EK-voetbal, de Olympische spelen, de Tour de France en Wimbledon, met tussendoor onderbrekingen over minder belangrijke onderwerpen zoals vluchtelingen, klimaat, aanslagen, Brexit, economische stagnatie, vertrumping en de opmarsen van Erdogan en Putin.

Ik heb het altijd al een beetje gek gevonden dat als die verslagen van (toch eigenlijk) commerciële activiteiten en de woorden-in-de-mond-leg-interviews eromheen worden gemaakt door mensen die zich (sport-)journalist noemen. Evenals de eindeloze praatprogramma’s daaromheen, waarin iedere schijn van onpartijdigheid wordt vermeden.

Nu zou je kunnen denken dat sport’journalistiek’ geen goed voorbeeld is voor de collega-journalisten die het wereldleed verslaan. Dat zij afstand zouden nemen van deze vorm van journalistiek. Maar als je goed kijkt …

René Gude muntte het begrip ‘sportificering’ van de samenleving: de wereld zien als een wedstrijd. Ik vind dat een interessant perspectief. We zijn steeds uit op vergelijking met anderen, willen er beter afkomen, willen winnen. Dus drukken we van alles uit in cijfers, die maken dat ‘objectief’.
De peilingen geven politici wekelijks feedback op hun mediaprestatie, de wetenschapper houdt zijn citatiescore bij, de zzp-er zijn omzet, de ondernemer zijn kwartaalcijfers en beurskoers.
Kijk eens naar (het verslag van) de presidentsverkiezingen in Amerika: een race tussen twee kandidaten. Of volg de race in Groot-Brittanië tussen Cameron en Johnson over een eventuele Brexit. Het verslag van een kamerdebat gaat steeds vaker niet over de inhoud, maar over de vraag wie heeft gewonnen. Wie heeft wie hoe klem gezet?
Herinner je je hoe Balkenende Bos wegzette als een draaier? Waarschijnlijk wel. En weet je nog waarover het ging? Waarschijnlijk niet meer. Balkende–Bos 1-0.
Zie hoe de zwarte Pietendiscussie verslagen wordt als een wedstrijd tussen twee partijen en en wie er aan de winnende hand is. Het lijkt er bijna op dat journalisten in de leer zijn gegaan bij de sportliefhebbers die zich als hun collega’s voordoen.

Voor een wedstrijd zijn altijd tenminste twee deelnemers nodig. Dus creëert de journalistiek een tegenpartij om de wedstrijd mogelijk te maken. Is er onder wetenschappers nagenoeg overeenstemming over de opwarming van de aarde, dan gaan de journalisten op zoek naar een dissident die –al dan niet gefinancierd door Exxon- meldt dat het bewijs op drijfzand berust. De argeloze krantenlezer concludeert dat de wetenschap het niet eens is en draait de verwarming nog eens wat hoger. Door deze truc konden tabaksfabrikanten jarenlang wegkomen met het idee dat de relatie roken-kanker dunnetjes was.

En spreek de verslaggever er eens op aan. ‘Hoor en wederhoor’, hoor je dan. Mooi als het over meningen gaat, maar dodelijk als het feiten betreft. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar toch niet op zijn eigen feiten?
Omgaan met kritiek is niet de sterkste kant van de media. “Oh, krijgen wij weer de schuld!” ligt in veler mond bestorven. De journalist als een soort neutrale figuur is die geen verantwoordelijkheid draagt voor wat hij vertelt of in zijn straatinterviewtjes laat vertellen.
En toch selecteert hij de hele dag wat hij wil melden, maakt hij keuzes, maakt hij het spannend en probeert hij zijn eigen wedstrijd te winnen. Die van kijkcijfers, oplagen, of een Tegel- of Pulitzerprijs.
En de sportjournalist? Even googelen en:
“De Nederlandse Sport Pers heeft drie nieuwe onderscheidingen in het leven geroepen, naast de bestaande NSP Sportpersoonlijkheidsprijs 2015 en NSP Sportfoto van het Jaar. Aan de prijzenreeks worden Sportjournalist van het Jaar, De Sportnext Prijs voor het Sportjournalistieke Talent van het Jaar en het Sportevenement van het Jaar toegevoegd. De prijzen worden uitgereikt op 11 januari tijdens het Sport & Media Nieuwjaarsdiner 2016 in Rotterdam. Producties kunnen worden ingestuurd tot 23 december.”

Ik bedoel maar.

Groet, Jaap

Meervoudig kijken?

2 juni 2016


Beste Jaap,

Nederland lijkt een raar land geworden. Ik voel me een soort Alice in Wonderland, die niet begrijpt wat er om haar heen gebeurt. Door welk venster kijk ik eigenlijk naar het land waar ik in leef? Is het echt wat ik zie?

In ons vak is meervoudig kijken belangrijk. Blijvend diagnosticeren, en beseffen dat elk verhaal dat je vertelt een uitsnede van de werkelijkheid is, die noodzaakt tot onderzoeken van andere uitsneden. Maar hoe kan ik onderzoeken, als al die uitsnedes al zorgvuldig voor me gedaan zijn? Als alles wat spontaan lijkt, getypecast is? Er was deze week een prachtig fragment op de radio van Blair die een speech hield net na het overlijden van Diana. Het leek spontaan, hij zag er ontroerd uit. Alles vooraf geoefend, blijkt. Politici bereiden elk statement zorgvuldig voor, afgestemd op hoe je veel kiezers kunt winnen. Ze moeten wel, want de media geven hen niet veel tijd en kans om hun verhaal te doen. Dus oefenen ze catchy oneliners en gaat een kamerdebat voor een – groot? – deel om het voor de media uitspelen van ingenomen en geharnaste zienswijzen. Improvisatietheater waarin de verhaallijn vooraf goed is afgesproken.

Die Media! Ook zij zijn erg goed in tendentieuze uitsnedes. Zij hebben de camera en microfoon. Waar zij hun beeld op richten, dat is wat wij zien. En ook zij willen onze aandacht. Dus richten ze op wat het meeste reuring levert. Ik kan me herinneren dat ik – in een interim-klus – te maken had met media. Rook hadden ze gezien, de persmuskieten. Vuur moesten ze vinden. Wij reikten feiten aan waarmee ze konden zien dat er geen echt vuur was. De pers kwam opdagen, kreeg de uitleg … en concludeerde dat het geen nieuws was. Goed nieuws is immers geen nieuws.

En wij, burgers dan! Want waarom doen die media dat? Omdat wij onze aandacht niet lang vast kunnen houden, omdat wij sensatie willen in plaats van nieuws. Alsof het leven bestaat uit een grote spannende thriller, waarin je steeds complotten moet zien te achterhalen. Een tijdje terug viel ik –terwijl ik in de auto zat – in een radio-interview. Heerlijk interview, kon niet meteen plaatsen wie er aan het woord waren, maar genoot van elke zin. Na een tijdje vroeg ik me af waarom ik eigenlijk zo zat te genieten. Interviewer en geinterviewde lieten elkaar uitpraten! Waren belangstellend naar elkaar! Onderzochten met elkaar het thema, gingen uit van elkaars antwoord in plaats van het halverwege een zin al te betwisten. Kom daar nu nog maar eens om. Zeldzaam geworden.

Oh ja, en wij, burgers en onze eigen ‘sociale(?)’ media! We vinden onszelf zo belangwekkend dat iedereen ons geschreeuw mag horen. Lopen met onze eigen uitsnedes van ons verhaal te koop. Ons beroepend op ons recht van vrije meningsuiting beledigen we Jan en alleman. Hoorde laatst Jörgen Rayman zeggen dat je vroeger, als je boos was, een brief schreef. De tijd die dat kost, maakt dat menig brief niet meer verzonden wordt. Die tijd is er niet meer op sociale media. En dus krijgen we te maken met de resultaten van acute buikloop, in plaats van een goed verteerd betoog.

En dat is weer nieuws voor de Media. Want daar zit een verhaal, reuring, daar kun je weer even mee stokebranden. En dat is weer voer voor politici, want het is een gelegenheid om je gunstig in het cameralicht te plaatsen.

Het lijkt niet uit te maken dat het daarna in het niks verdwijnt. Het gaat om het effect.

En als Alice in Wonderland vraag ik me steeds maar af: is dit nou echt zo of houden ze me ook hiermee voor de gek?

Groet, Leike

Alfa, Beta, Gamma

19 mei 2016


Beste Leike,

Ja, dat praten zonder handelen is wel een kwaal van onze tijd.
Tekstverwerken noem ik dat praten weleens; dat ziet niet iedereen als een compliment.
En je held, Henny van der Most, heeft gelijk. Handjes kunnen praters worden. Omgekeerd niet. Ik dacht direct aan wetenschappers. Beta’s kunnen Alfa worden of doen, maar een Alfa wordt zelden een Beta. Alexander Rinnooy Kan is een wiskundige die zich in de politieke wereld begeeft, evenals kernfysicus Diederik Samsom of bioloog Plasterk. Maar zie je voor je hoe Rutte, Lubbers of Kok ooit een voet aan de grond zouden kunnen krijgen in de snaartheorie, onderzoek naar virussen of nanotechnologie? Ronald Plasterk is wel een mooi voorbeeld. Was een meer dan briljante moleculair bioloog en wist al direct na zijn overstap naar de politiek dat een terugkeer naar zijn vak onmogelijk zou zijn: hij zou teveel ontwikkelingen gemist hebben.
Dus Beta’s kunnen soms wat Alfa’s kunnen, maar omgekeerd is zelden het geval.

Ik verkeerde ooit onder professoren, in de tijd dat ik interimde bij de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Het is al sinds 1808 een eerbiedwaardig instituut waar alleen hele knappe professoren lid van worden. Je kunt je niet aanmelden, je wordt gevraagd. En ik weet niet of er ooit weleens iemand nee heeft gezegd.

De KNAW heeft twee afdelingen: natuurkunde en letterkunde. Beta’s en Alfa’s. (even voor de jonge lezers: Alfa is zoiets als talen, cultuur en geschiedenis. De sociale wetenschappen, zoals psychologie tot aan economie heten Gamma. Voor het stokoude KNAW een soort nieuwigheid die gemakshalve bij de letterkunde werd ondergebracht; duidelijk geen harde wetenschap). Als amateur-antropoloog, een soort hokjesman avant la lettre, heb ik zitten kijken hoe die twee soorten wetenschappers (Beta enerzijds en Alfa en Gamma aan de andere kant) met elkaar omgingen. Mooi wel. De Beta’s waren de mensen van de harde bewijsvoering, oerdegelijke methoden om hun objecten te onderzoeken, met witte jassen in labs werken aan heilbrengende doorbraken waar de mensheid beter van wordt. Met herleidbare effecten voor herstel van kanker, bruggenbouw of de aanwezigheid van water op Mars. De Beta’s waren ook handig in het bij elkaar schrapen van geld: “met nog twee miljoen kwam de doorbraak nu echt onder handbereik.” Ze stonden altijd op de rand van een doorbraak.
En dan de Alfa’s. Die wisten het allemaal niet zo zeker. Konden zichzelf ook uitstekend relativeren. En reflecteren. Altijd kleine stapjes, hier een daar iets onverwachts, maar nooit eens een Higgs-deeltje ontdekken. Ze waren ook lang niet zo gehaaid. Toegewijd, dat wel, maar niet zo fanatiek. En het onderzoeksgeld ging vaak naar de Beta’s.

En ondertussen groeien we van een economie waar spullen gemaakt werden, naar een van diensten en informatie. Van Beta naar Alfa en Gamma, van handjes naar praters.
Gaat dat wel goed?

Groet, Jaap

Goeroe van der Most

11 mei 2016


Beste Jaap,

Deze week hoorde ik Henny van der Most op de radio. Het onderwerp betrof het inzicht dat steeds meer kinderen in armoede opgroeien. Hij werd geïnterviewd, omdat hij ooit arm was en nu puissant rijk en succesvol. Markante man ook: enorm streetwise, wars van gelul.
Hoe was arm zijn voor hem en wat had hij gedaan om daaraan te ontkomen? Zijn pleidooi: grijp alles aan, doe klusjes, zoek je weg door middel van ervaring.
Volgens hem raken huidige generaties dat vermogen om aan te pakken en al werkend jezelf een toekomst te geven kwijt, terwijl het – volgens hem – essentieel is. Hij had in dat interview een markante uitspraak: ‘Van handjes kun je wel praters maken, maar van praters nooit handjes.’ Prachtige uitspraak! Ook omdat het – volgens mij – iets zichtbaar maakt van hoe we mensen in organisaties inzetten. We krijgen steeds meer praatbanen: banen waarvoor je niet eerst ambachtelijk aan de slag hebt moeten gaan. We krijgen steeds meer praatstudies: studies die geankerd zijn in theorie en die opleiden tot praten. Voor die praatbanen zoeken we mensen die een praatstudie hebben gedaan. Ouders willen dat hun kinderen goed terecht komen, en qua salaris en kansen heb je meer aan een praatstudie. Levert dat mechanisme eigenlijk niet een soort doe-onhandigheid op? Een eigenlijk niet weten hoe werken echt werkt?
Wat me vaak opvalt, is dat (hoogopgeleide) mensen die ooit in hun loopbaan – maakt niet uit wat voor een soort – handwerk gedaan hebben, beter snappen hoe werk gedaan wordt en hoe je het organiseert. Ook als dat in een ander vakgebied is dan waar ze later – als prater – in zijn gaan werken.

Er bleef een tweede uitspraak bij me hangen: ‘Met handen creëer je waarde, met praten meer waarde, met te veel praten bureaucratie.’ Ziehier het drama van onze organisaties in een notendop. Want wat doe je als je een praatfunctie hebt? Op zoek naar een hogere of betere praatfunctie. Opwaartse druk naar steeds meer praten. En dus ook met een steeds grotere afstand naar doen en hoe werken werkt.
Met als gevolg dat een organisatie stuurt door te praten, zonder wortels in de werkpraktijk te hebben. Dat is een ingewikkelde bedoeling. Omdat je niet weet wat voor het werk zelf nodig is, kun je alleen maar praten over hoe je het kunt beheersen. Zo krijg je schijncontrol over een werkelijkheid waar je alleen maar vage beelden bij hebt.

We leven in een tijd dat de roep om minder managers (of geen) nadrukkelijk klinkt. Ik denk dat ‘t eigenlijk de roep is om minder praten. En om meer mensen die snappen hoe werken werkt en het er niet gecompliceerder op maken dan nodig is. Dat lossen we niet op met minder managers. Die hebben we nou net nodig. Maar wel managers die zelf iets met hun handen kunnen.
Ik ben het denk ik wel eens met Van der Most: we lossen het alleen op met meer aandacht voor doen, je handen gebruiken en je poten in de modder hebben, ergens in je loopbaan. Daarna kun je altijd nog praatjesmaker worden.

Groet, Leike

Cor Boonstra

27 april 2016


Beste Leike,

Ja, vaste zekerheden verliezen hun geldigheid in de loop der tijd. Ik herken ook wel dat ik als kind hoopte dat er ook vast principes zouden zijn; richtlijnen die helpen voor een goed en consequent leven. Consequent, dat was ook zo’n deugd die ik paplepelgewijs toegediend kreeg. En waarvan ik ook lang dacht dat dat een hele mooie waarde was. Inmidddels weet ik beter. Luther, of Goethe, of Brecht zei: “Jeder Konsequenz führt zum Teufel”.

Soms donderen die waarden opeens van hun voetstuk. Ik had ooit een erg Amsterdamse vriendin die in ruzies enorm kon doorslaan; in inhoud en volume. Ik herinner me dat ik ooit bij oplopende emoties tegen haar zei dat ze toch redelijk zou moeten blijven. “Waarom zou ik niet onredelijk mogen zijn?” misthoornde ze terug …. en ik zoek nog altijd naar het antwoord.

Ik geloof ook dat de vaste waarden van een puber op dat moment de ankers bieden in een onbegrijpelijke wereld, maar dat ze hun houdbaarheid verliezen naarmate je levenservaring toeneemt. Als ik al mijn voornemens als jongere had volgehouden droeg ik nooit overhemden, zou ik nooit iemand ontslaan en rookte ik nog steeds halfzware shag.

Agelopen week kwamen de memoires van Cor Boonstra uit (overigens wel een gekke omslag. Iets met 19 lessen en groot de letters BOONSTRA. Lijkt erg op het boek van Jaap Boonstra; die op zijn beurt 29 lessen nodig heeft J).

Cor Boonstra was hoogste baas bij een groot aantal bedrijven waaronder Philips, dat hij ingrijpend reorganiseerde. Hij stond bekend als een houwdegen, een botte betweter en een grootgraaier. Quote noemde hem deze week de Bokito van het kapitalisme. Een man van vaste zekerheden, een grote gelijkhebber. Naar nu blijkt toch ook een man die op zijn ouwe dag opeens veel genuanceerder naar de wereld kijkt dan tijdens zijn actieve loopbaan. De man die miljoenen aan opties en bonussen ophaalde zegt nu: ‘Iedere keer dat weer een forse bonus betaald wordt, is dat een stimulans voor onlustgevoelens’.

Of neem Jan Terlouw, ooit voorman van het toch niet bepaald socialistische D’66 die onlangs een vlammend betoog tegen het doorgeslagen neo-liberalisme hield. Dries van Agt die tijdens zijn leven als premier vierkant achter Israël stond en nu de Palestijnse zaak bepleit. Lubbers die geheel naar links is geschoven rond thema’s als milieu en vluchtelingen…

Ik vroeg me af of dat een vaste regel zou zijn, een zekerheid, dat dit soort mannen op oudere leeftijd opeens nuances gaan zien, terugkijkend ontdekken dat ze wel erg eenzijdige accenten hebben gelegd. Of zou ook dat geen zekerheid zijn?

Groet, Jaap

Organisatievragen