Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Brugwachter

24 juli 2017


Beste Leike,

We zijn met ons bootje op vakantie. Maar ik kan toch niet laten met organisatie-ogen te kijken naar wat ik meemaak. Bijvoorbeeld bij het aanmelden voor bruggen. Op de Vecht zijn sommige bruggen van de gemeenten en andere van de provincie. De gemeentebruggen hebben van die gezellige brugwachters die je zien aankomen en dan de brug voor je opendoen. Toen men vorig jaar in Vreeland de brugwachter wilde laten vervangen door camera’s kwamen de bewoners in opstand. Hij vervulde een mooie rol in het sociale weefsel van het dorp en droeg bij aan sociale controle en gevoel van veiligheid.
De provinciale bruggen Utrecht zijn daarentegen helemaal geautomatiseerd en worden bestuurd met behulp van camera’s. Bij iedere brug staat een telefoonnummer dat je moet bellen als je erdoor wilt. Dan krijg je een bandje waarop een man in diep Limburgse tongval zegt dat je bericht is aangekomen en dat de brug zal opengaan. Laatst was een brug kapot, maar de Limburgse bandinspreker bleef vrolijk aankondigen dat de brug zou opengaan. Op die brug was een mannetje aan het werk, met zijn hoofd in een regelkast met draadjes en schakelingen. Geen spoor van communicatie over de stremming.

Communicatie is sowieso een lastig punt.
We gingen laatst onder een brug in Jutphaas door met zo’n aardige brugwachter in een klein huisje, om vervolgens 100 meter verder voor een sluis van Rijkwaterstaat te komen. Daar was geen aankondiging hoe je te melden, ook niet in de wateralmanak. Bovendien geen enkele reactie op ons hoorngeschal. Dus dan maar naar de kant en erheen lopen. Een slaperige sluiswachter had ons niet gezien. “Ja, sorry”. “Maar geeft de brugwachter van de brug hiervoor dan niet door dat er wat aankomt?” “Nee, nooit, hebben we geen contact mee. Zij zijn van de gemeente.”
Honderd meter Leike! En iedere boot die door de brug gaat moet ook door de sluis. Allemaal!

Wat ook zo interessant is, is het verschil tussen gemeentelijk en provinciaal/rijks-eigendom. Provincies, waterschappen en Rijkswaterstaat laten het geld rollen. Prachtige futuristische verkeerstorens waar architecten zich op hebben kunnen uitleven. De gemeentelijke brugwachters zitten vaak in een heel klein huisje en moeten dikwijls naar buiten om brug of bomen te bedienen. Gemeenten kunnen blijkbaar minder geld laten rollen dan provincies en waterschappen. Om van Rijkswaterstaat maar te zwijgen.

En dan het tempo te water. Ook heel apart. Zo mooi traag als een groot binnenschip een sluis binnenvaart en helemaal geweldloos tegen de kant aan komt te liggen. Geheel ongehaast. Het fijne van dat varen is ook juist dat het zoveel langzamer gaat dan de auto of de trein of zelfs de fiets. Je hebt alle tijd om het landschap in je op te nemen en je gedachten de vrije loop te laten. Heerlijk. Maar ook wel irritant voor een neurotisch type als ik ben. Ik betrap mezelf op ergernis als de brugwachter een vol uur zijn werk neerlegt om zijn boterhammetje te eten. Een uur? Is dat om uit te rusten of zo? Van dat harde werken? Vier keer op een ochtend lampje op groen, bomen omlaag, brug omhoog, lampje op rood, brug omlaag, bomen omhoog? Op de Turfroute van Drenthe naar Friesland beginnen alle brugwachters om half tien en stoppen zijn om half vijf. Zonder lunchpauze….Zeven uur achter elkaar.
En dan erger ik me weer aan mijn ergernissen. Gun die mensen nou die jaloersmakende rust. Waarom zouden ze net zo gestrest met de tijd moeten omgaan als ik? Adem in, adem uit.
Mezelf zo toespreken helpt soms. Ben heel benieuwd of ik wat leer deze vakantie.

Groet, Jaap

Mag ik de paarse krokodil terug?

16 juli 2017


Beste Jaap,

 

Heel bijzonder inderdaad, hoe de aanklacht in Tjeenk Willinks rapportage genegeerd is in de Kamer. De kaasstolp die zich kan veroorloven om de effecten van hun keuzes niet onder ogen te hoeven zien. Misschien ook wel niet kunnen zien, omdat elk abstract besluit vele wegen naar handelen kent. Een niet te overzien aantal wegen, dus helemaal met je eens dat men in reactie op de bijlage van Tjeenk Willink de hand in eigen boezem had moeten steken, maar de effecten zijn ook moeilijk te voorspellen.

Deze week mocht ik zelf weer eens ervaren hoe schrijnend die effecten kunnen zijn. Wij proberen op dit moment goed zorg te organiseren voor onze thuiswonende ouders. Ze hebben allebei andere zorg nodig, maar ze kunnen – mits goed ondersteund – nog prima thuiswonen.
Een aantal jaren geleden heeft het kabinet besloten om de gelden voor ouderen- en thuiszorg te decentraliseren en zo ouderen langer, maar beter ondersteund, zelfstandig te laten leven.
Je zou toch zeggen dat mijn ouders de doelgroep zijn waarvan het kabinet wil dat het voor hen beter geworden is. Nou … da’s niet gelukt.

Ooit zei een chirurg tegen mij dat marktwerking in de zorg kon werken … voor een dertigjarige met een knieblessure. Maar niet voor mensen die complexe zorg nodig hebben. Parallel hieraan zou ik willen stellen dat de decentralisatie van budgetten kan werken … voor een nog flexibele dertigjarige die weet hoe de hazen lopen en met techniek om kan gaan en daardoor de weg weet door het woud dat ontstaan is. En dan is het nog ingewikkeld.

Nu zorg ingekocht mag worden waar je maar wilt, is er een waaier aan partijtjes ontstaan die allemaal mee willen pikken uit de ruif. Een totaal versnipperd landschap, waarin aanbod juist NIET is afgestemd op de cliënt.
Er zijn coördinatoren vanuit gemeente of zorgorganisatie nodig om de mogelijkheden te overzien en een goed aanbod bij elkaar te krijgen. Maar ook zij weten het niet en kunnen niet zoveel. Wij krijgen steeds informatie terug die we zelf al hebben uitgezocht. En dan moeten we het weer zelf uitzoeken. Gevolg: enorm versnipperde zorg, veel te veel mensen over de vloer, van verschillende organisaties.

Als je kijkt waar het om gaat, is het bij mijn ouders nog eenvoudig. Als er elke dag iemand een tot twee uurtjes beschikbaar zou zijn voor persoonlijke hulp en huishouding, is het geregeld. Maar zo werkt het niet: de een mag geen medische handelingen verrichten, de ander zit vast in wisselende diensten waardoor er vier tot vijf verschillende mensen over de vloer komen, de derde wil wel komen maar mag alleen betaald worden uit de ene en niet uit de andere wet. Als het niet zo verdrietig was, zou je je een bult lachen.
Wij hebben wel begrip gekregen voor al die bureautjes die uit de grond schieten die je helpen om dit te regelen.
Maar daar kan het geld toch niet voor bedoeld zijn? Voor al die coördinatieactiviteiten? En toch is dat een groot deel van de activiteit rond mijn ouders.

We hadden ooit een paarse krokodil en daar moesten we vanaf. Was die Haagse maatregel niet juist bedoeld om dat paarse ding te laten verdwijnen? Maar de krokodil is gemuteerd naar een hydra, een veelkoppig monster waarbij voor iedere afgeslagen kop twee koppen teruggroeien.
Ik wil de paarse krokodil terug. Wat een verademing zou dat zijn.

Groet, Leike

De Tjeenk

2 juli 2017


Beste Leike,

Jij maakte je boos over het getut in de kabinetsvorming in je laatste brief; ik heb met bewondering de bijlage bij het eindverslag van formateur Tjeenk Willink gelezen. De man wordt alom bewonderd in Den Haag en ik snap waarom. In gortdroge ambtenarentaal maakt hij een messcherpe analyse van dertig jaar Haags beleid.
Vlak voor het eind staat: “Want hoe legitiem is een openbaar bestuur waarin alleen de meest competente burgers, en dan nog soms met moeite, zelf hun weg kunnen vinden en niet diegenen waarvoor de democratische rechtstaat juist ook was bedoeld? Hoe legitiem is een openbaar bestuur waarin deskundige uitvoerders van publieke taken steeds minder tijd aan hun eigenlijke werk kunnen besteden maar als het mis gaat toch als eersten verantwoordelijk worden gesteld?”

In de paar A4-jtes daarvoor maakt hij een verhaal over beleid en uitvoering. Ik vat de highlights samen in mijn woorden.
• De enorme aandacht voor nieuw beleid terwijl het nieuwe beleid van het vorige kabinet nog niet eens gestalte heeft kunnen krijgen. Uitvoeringsorganisaties komen niet toe aan het ontwikkelen van routines door voortdurende beleidswijzigingen.
• Het onderscheid tussen ‘politieke tijd’ en ‘tijd voor uitvoering’ waarbij de eerste het in de besluitvorming steeds wint. De politiek heeft altijd haast en trekt zich er weinig van aan dat het koken van een ei niet sneller gaat als je het gas hoger zet.
• De saneringen op de publieke sector van 61 miljard zijn in hoge mate bezuinigingen op apparaatsuitgaven. De organisaties worden steeds meer gefragiliseerd zoals zou Taleb zeggen, steeds kwetsbaarder.
• Daarbovenop worden die organisaties fiks door de war gegooid met reorganisaties, schaalvergrotingen, uitbreiding van taken, personele bezuinigingen en digitalisering. En of u dan ook nog alstublieft in ketens en netwerken wilt gaan werken met shared service-organisaties en allerlei andere transactionele relaties.
• Er is een tussenlaag van onbekende omvang gevormd tussen bestuur en uitvoering van ambtenaren en deskundigen, rekenmeesters en onderzoekers, communicatiedeskundigen en toezichthouders, (commerciële) adviseurs en (proces)managers. Een tussenlaag van –volgens de Tjeenk- gelijk denken, gelijk spreken en gelijk doen. Tegenspraak en countervailing power tussen de professionals en beslissers is alleen al onmogelijk omdat het ondoorzichtig is.
• Een ander aspect is het sturen op cijfers, op kwantiteiten dus. Niet gek dat kwaliteit uit beeld verdwijnt. Kwaliteit is volgens Tjeenk een saldo-begrip: het verschil tussen verwachtingen en uitkomsten. Maar we zijn door al die sturing met DBC’s, managementmodellen en targets het zicht op de kwaliteit van de dokter, de leraar en de politieagent uit het oog verloren.

Door al die aandacht voor de organisatie verdwijnt de burger uit beeld. En dat is niet goed voor het vertrouwen van de burger in de overheid.
Tot zover over het prachtstuk van deze ambtenaar pur sang, ik zeg dat met bewondering.

Maar nu komt het ergste. Het stuk is genegeerd door degene aan wie het geadresseerd was: De Tweede Kamer. Geen woord van lof over de klokkenluider, geen teken van spijt of boetedoening. Niets van enige schaamte te merken, zelfs geen voornemen om zich er iets van aan te trekken. Hadden ze maar kritiek gehad op het stuk. Met het negeren ervan doen ze precies waar hij de vinger op legt. Hoe gratuit kan bewondering zijn?

Ik beschouw mezelf als een behoorlijk competente burger. Braaf ook, zo iemand die altijd gaat stemmen en zich goed informeert. Maar van dit soort dingen word ook ik een boze burger.

Grrrr, Jaap

Hou op!

25 juni 2017


Beste Alexander, Emiel, Gert-Jan, Jesse, Lodewijk, Mark en Sybrand,

 

Jongens, jongens, jongens, jongens, wat een toneelstukje voeren jullie toch op! Hou daar eens mee op! Ik ben het in ieder geval behoorlijk beu. Zo beu dat ik deze keer geen brief aan mijn collega Jaap schrijf over jullie, maar me gewoon even tot jullie richt.

 

Natuurlijk, ik heb geen klap verstand van politiek en het zal ongetwijfeld echt beremoeilijk zijn om eruit te komen, maar hallo! Daar hebben we jullie juist voor gekozen. Als het makkelijk was dan hadden we het met zijn 17 miljoen wel zelf gedaan!

Even hoe ik het zie: ik kies (een van) jullie om voor mij zaken op te lossen die we met 17 miljoen mensen niet geregeld krijgen. Dat zijn ingewikkelde zaken die zich niet zomaar op laten lossen. Heel fijn dat we jullie hebben, dat jullie bereid zijn om daar weloverwogen knopen over door te hakken. Dat dat betekent dat niet iedereen zijn zin krijgt, dat snap ik heel erg.

 

Ik was best onder de indruk van hoe jullie al tijdens de verkiezingen voorschotjes namen op dat water dat bij de wijn zou moeten. Dat jullie probeerden te laten zien dat een verkiezingsbelofte iets anders is dan een coalitiebelofte. Ik vond het juist door die realiteitszin en dat gebrek aan hypen en hyperen mooie verkiezingen. Maar nu lijkt die realiteitszin helemaal weg. Allemaal willen jullie je zin, allemaal willen jullie tegen de kiezer kunnen zeggen dat jullie voor jullie standpunten en issues zijn blijven staan.

Ik zit erop te wachten, op die water bij de wijn, maar jullie doen het niet. Is een vorm van verkiezingsbelofte breken, hé? Hebben jullie dat door?

In deze fase van onderhandelen lijken jullie je eigen boodschap aan ons weer vergeten te zijn. Bang als jullie lijken te zijn voor de burger die gaat roepen dat hij teleurgesteld is, omdat jullie niet doen wat jullie gezegd hebben dat je zou doen. Bang dat dat stemmen gaat kosten. Maar die verkiezingen zijn er voorlopig niet en je kunt er geen voorschotje op nemen. En ingewikkelde keuzes maken is precies jullie rol! Dat weten jullie best wel. Dus hup!

 

Natuurlijk zijn er echte breekpunten. Issues die zo politiek zijn dat je er echt niet uitkomt. Ik snap heus wel dat vluchtelingen/migranten- en medisch-ethische kwesties niet zomaar in een akkoordje kunnen. Dat je niet meteen een bruggetje weet te vinden. Of dat Alexander en Gert-Jan er niet meteen uitkomen.

Maar goed, we vragen jullie ook niet om het alleen op te lossen! En het hoeft ook niet nu meteen! Je hebt straks 150 kamerleden die je daarbij kunnen helpen. In mijn vak regel je bij ingewikkelde vraagstukken nooit alles op inhoud. Bij lastige zaken regel je op proces: hoe gaan we dat traject om daaruit te komen met elkaar in?

Ik snap het dan ook niet. Je kunt er toch een vrije kwestie van maken? Waarin je het debat in de kamer bepalend laat zijn?

 

En als we het toch over die issues hebben. Jullie doen of je een probleem aan het oplossen bent, maar je hebt het hier over principes en idealen. Die vragen om oplossingen die er nog niet zijn, soms met partijen met wie je nog niet gesproken hebt. Het zijn zaken die de wereld van de werkelijke oplossing nog niet binnengeknutseld zijn en dat voorlopig ook nog niet zullen worden omdat ze te complex zijn om rechtstreeks van ideaal naar actie te brengen. Ook hier kunnen jullie leren van mensen in mijn vak. Idealen breng je stapje voor stapje dichter bij. Je realiseert ze niet door in een kamertje te proberen of je qua idealen op een lijn kunt komen. Want zelfs als dat zou lukken, dan komen jullie in de echte wereld al die strijdige zaken gewoon weer tegen. Die zijn namelijk niet verdwenen toen jullie bij de thee tot een gezamenlijke visie kwamen.

Nog een reden om gewoon een procesafspraak te maken over hoe je hierin samen op gaat trekken.

 

En als ik het dan over optrekken heb. Willen jullie ook ophouden met te doen alsof je part nog deel hebt aan wat er nu gebeurt, of er part nog deel aan wilt hebben? Je kunt jezelf niet van deze foto verwijderen. Je doet namelijk mee aan wat er nu gebeurt, ook als je niet meedoet.

Dus Sybrand, je kunt niet tegen de pers zeggen ‘Het duurt al veel te lang.’ Je was er zelf bij!

En Lodewijk, kun je mij uitleggen waarom jouw 9 zetels minder waard zijn omdat jullie zoveel zetels verloren hebben? Met die negen zetels hebben heel veel mensen op je gestemd die vinden dat je er wat mee moet. Dat koketteren met je verlies is het grof negeren van de kiezer. Laat dat!

Oh, en Jesse, een beweging voelt lekker, maar met een beweging los je de moeilijke dingen niet op. Die moet je oplossen waar het schuurt, niet waar je bewonderd wordt.

 

Wat mij betreft, ga aan de slag! Idealen krijg je niet tot praktijk door eindeloos standpunten uit te kauwen en te proberen om binnen te halen wat je binnen wilt halen. Ik schreef met mijn collega Jaap een boekje over hoe je lastige veranderingen echt werkend krijg. Ik ben niet van eigen waar aanprijzen, maar in dit geval: ik zou het eens lezen als ik jullie was.

 

Hartelijke groet,

Leike

Roddelen

20 juni 2017


Beste Leike,

Oei, wat herkenbaar. Die neiging om op van alles commentaar te leveren. In het verkeer, maar bijvoorbeeld ook op de radio of TV. Ik kan bijvoorbeeld vrij dodelijk het accent van Connie Keessen, correspondent in Griekenland, nadoen. En ik kan interviewers ook uitstekend verbeteren in de vragen die ze stellen; ik weet vaak betere vragen te bedenken dat wat dan ik hen hoor doen. Of politici helpen in debatten: wat een beter argument of een betere reactie zou zijn.
Het is misschien wat zelfingenomen, maar volgens mij helemaal niet schadelijk. Ik vind het leuk om te doen, ik scherp er soms mijn eigen gedachten mee aan en niemand heeft er last van. Het is een soort twitteren zonder op send te drukken. Iets tussen denken en hardop zeggen in.

Jij maakt het onderscheid tussen commentaar- en betekenisgeven. Het eerste is iets roepen vanaf de tribune, het tweede is het reduceren van onzekerheid en duidelijkheid creëren. Het eerste vrijblijvend, het tweede opbouwend. Mooi onderscheid. Maar hoe zit dat nu met roddelen, is dat ook een soort commentaar vanaf de zijlijn? Of is het betekeniscreërend?
Roddelen heeft een heel ongunstige klank. Het is al gauw kwaadspreken en volgens Wikipedia in zijn zuiverste vorm zelfs een misdaad in ons Wetboek van Strafrecht.
Waar je op Twitter nog kwaadspreekt in het openbaar, doe je roddelen in het geniep; de beroddelde weet niet wat er gezegd wordt, heeft er geen invloed op. Dat klinkt als achterbaks en oneerlijk. Hoe vaak horen we niet het voornemen in organisaties om voortaan mèt elkaar en niet meer óver elkaar te zullen praten?
Toch praten mensen op hun werk de hele dag door wel over anderen waar ze niet bij zijn. Over wat ze leuk maakt of juist onaangenaam, over wat ze beter en minder goed kunnen. En soms slaan we vrolijk aan het psychologiseren. We leggen elkaar uit waarom Kees zo onzeker doet of hoe het komt dat Hilda zo hard werkt. Daarmee toetsen we onze eigen ideeën bij die van anderen, reduceren we onze onzekerheid daarover en creëren we meer duidelijkheid. Als leidinggevende helpt ons dat het functioneringsgesprek voor te bereiden, als medewerker leer je de gebruiksaanwijzingen van je collega’s en als projectleider vorm je je idee over wie je waarvoor vraagt. Heel nuttig ook dat roddelen.

Het probleem van dat roddelen is eigenlijk vooral dat het achter je rug om gebeurd, dat je er geen enkele controle over hebt. Daardoor kunnen verhalen een eigen leven gaan leiden en kun je met de effecten geconfronteerd worden zonder dat je snapt waar dat vandaan komt.
Daarom vind ik roddelen in intervisie altijd zo mooi. Je maakt een situatie waarin er over iemand geroddeld wordt die er deze keer bij zit. Die precies kan horen wat anderen over hem zeggen alsof hij er niet bij is. Een soort feedback via de losse band. De beroddelde zit met zijn rug naar de anderen zodat er ook geen non-verbale communicatie plaatsvindt en de anderen geven zo goed en eerlijk mogelijk betekenis aan het gedrag van de beroddelde. De hele setting maakt dat ‘de anderen’ ongeremder spreken dan wanneer het rechtstreeks zou gaan. Dat geeft meer informatie. Vaak heel zinvol. De berodddelde komt zo heel veel te weten.
Ook zo mooi is het circulaire interview zoals dat in de systeemtherapie is ontwikkeld. Je vraagt niet rechtstreeks aan iemand waarom hij iets doet of wat hem beweegt, maar je vraagt in aanwezigheid van alle betrokkenen dingen als “Kees, voor wie denk jij dat Hilda zo hard werkt?”. Hoe informatief voor Hilda om te horen welke betekenis anderen geven aan haar gedrag (ook al denkt ze zelf dat ze misschien heel andere motieven heeft).
Het mooie van dit soort vormen is dat ze dus ook niet gericht zijn op beledigen, bashen en beschuldigen, maar op elkaar helpen om betere chocola van de wereld te maken.
Over anderen praten lijkt me dus heel zinvol. Het gaat erom te weten wanneer je op send drukt, lijkt me.

Groet, Jaap

Commentaar vanuit de coulissen

13 juni 2017


Beste Jaap,

Een van mijn grootste ergernissen is het beledigen, bashen en beschuldigen via social media. Waarom zijn we zo hard, zo gemeen, zo onder de gordel? Daar wil ik niet bijhoren. Niet dat ik niet af en toe met mijn jeukende handen boven het toetsenbord zweef. Even lekker uithalen naar een stomme tweet van een ander. Maar wat is het nut van met elkaar die enorme stroom ongenuanceerde bagger produceren? Ik doe er niet aan mee.

Maar is dat wel zo? Laatst sneed een fietser die niet om zich heen keek, mij in een smal straatje. Wat ik toen zei, zal ik maar niet herhalen. En sowieso zit ik gezellig in de auto commentaar te leveren op sukkels, lomperds, blinden, bumperklevers en ander volk dat op de weg mag, maar niet kan rijden.

Af en toe steek ik een middelvinger op. Wel op een manier die maakt dat anderen het niet kunnen zien, het blijft onder raamhoogte, zeg maar.

En ik heb zelfs commentaar op mijn navigatie. Die neemt namelijk heel vaak hele stomme routes. En dat leg ik dan even aan haar uit. Dat heb ik niet eens meer door. Laatst zei mijn moeder, die naast mij zat, heel fijntjes: ‘Je hebt het wel heel druk met je navigatie uitleggen hoe ze moet rijden, hè?’. Touché!

En is er nou veel verschil tussen mensen virtueel een kat geven, of vanachter de autoruit? Ik vrees dat het gedrag hetzelfde is. En ik doe het dus ook …

Zou ik me nou ook zo gedragen als er geen raam tussen die mensen en mij zou zitten? Nee. Dan zou ik beleefder en voorzichtiger zijn. Beledigen doe je niet, dat is niet fatsoenlijk. Ruzie maken ook niet zomaar. In het echte leven houden we relaties bij voorkeur goed. In sommige gevallen zelfs niets zeggen, want hoe erg is het nou?

Ik moest aan Goffman denken en hoe hij in de dramaturgie van het dagelijks leven beschrijft hoe we ons allemaal gedragen naar het publieke/maatschappelijke script van het toneelstuk waar we ons in bevinden. In de coulissen mogen we uit onze rol. Een raam (in mijn geval), een schermpje (bij social media) maakt dat we ons in de coulissen bevinden. We leveren ons commentaar off stage. Lekker veilig en makkelijk, want daar staat voor jou (en voor mij daar in de auto) niets op het spel.

Laatst kwam ik in mijn werk zo’n situatie tegen die zich kenmerkte door off-stage commentaar. Ik werkte met een managementteam van een organisatie die al een tijd in verandering is. Hoewel er veel geïnvesteerd werd in mensen meenemen, samen betekenis geven en bouwen aan een nieuwe betekenisvolle werkomgeving, kwam de verandering maar niet op gang.

Toen we beter naar de situatie keken, bleek dat er helemaal geen sprake was van betekenisgeven, maar van commentaargeven. Eigenlijk twitterde iedereen bij voortduren naar elkaar over de verandering. Wel iets vinden, niet meedoen. Iets de lucht in slingeren en denken dat je zo bijdraagt aan het bouwen van de organisatie.

Het interessante was dat iedereen ook echt dacht bij te dragen aan de verandering! Maar in feite werden er vooral twitterdraadjes over de verandering geproduceerd.

Echte betekenisgeving gaat niet (alleen) over praten, maar ook over doen; gaat over samen, in interactie, in complexe (nieuwe) situaties onzekerheid reduceren en duidelijkheid creëren op zo’n manier dat er een betekenisvolle context ontstaat. Je staat zelf op het spel. Ik vraag me af of we in het echte leven niet ook steeds meer en vaker in die twitterende commentaarpositie terecht komen. Ook als we niet op twitter zijn. Daar ga ik de komende tijd eens op letten.

Groet, Leike

Leiding geven en leiding nemen

26 mei 2017


Beste Leike,

Ik kreeg een uitnodiging van Jesse Segers. Deze Vlaamse professor, en collega bij Sioo brengt half juni een nieuw boek uit: De kleren van de leider.
Zo leuk dat Vlaams, het boek wordt binnenkort ‘voorgesteld’. Jesse definieert leiderschap als dat wat mensen tot groep maakt en voor richting, betekenis en steun zorgt. Daarmee laat hij mooi zien dat leiding een functie van de groep of organisatie is. Iets dat nodig is voor samenhang en richting. En dat leiderschap dus niet iets is dat volgt uit een functieomschrijving, persoonlijke competentie of glansfoldertaal. “Je bent pas leider als anderen je zo zien”, zegt Jesse verder. Ook hier weer het verleggen van het zwaartepunt van een individuele leider naar de groep die hem die rol gunt. De groep geeft de leider zijn leiderschap. Of misschien wel: de groep geeft leiding.

Gek eigenlijk. Als we spreken over leidinggeven bedoelen we vaak leidingnemen. Zoals dat vaak gaat, je hebt een verantwoordelijkheid en dan neem je hem ook. Je bouwt een team, je geeft richting en betekenis en je zorgt voor steun. En dan hoop je maar dat degenen wiens baas je bent dat accepteren. Als ze dat niet doen hebben zij een probleem, want zij houden zich niet aan de spelregels. Dus onderneem je disciplinerende acties als ernstige gesprekken en dossieropbouw. Jij hebt immers de leiding en verantwoordelijkheid dus neem je die allebei.
Toch noemen we dit leiding nemen vaak leiding geven.

De klassieker “leidinggeven aan professionals, niet doen” van Matthieu Weggeman is misschien wel vooral zo populair omdat hij erin geslaagd is een boek met rijke redeneringen bondig samen te vatten in de titel. Hij legt uit dat je bemoeien met het werk van professionals helemaal niet helpt; ze zijn immers heel gemotiveerd. Voorkom liever dat ze steeds lastiggevallen worden met bureaucratische rompslomp. Het gaat erom een collectieve ambitie en voortdurend leren te organiseren. De inhoudelijke besturing komt daar als vanzelf uit voort.

Toch is het mij als interim-manager heel vaak overkomen dat ik klassiek ging leidingnemen terwijl ik weet dat leidinggeven niet alleen effectiever is, het is ook leuker.
Ik trok de verantwoordelijkheid naar me toe, ging van alles organiseren, zorgde dat ik in control kwam.
Waarom ik dat deed?
Ik denk omdat iedereen in het systeem dit van me vroeg: mijn opdrachtgever, collega’s en de mensen waaraan ik leiding gaf. Je bent toch wel een echte manager?
In een cultuur waarin iedereen leidingnemen normaal vindt is het niet zo makkelijk leiding uit handen te geven. Voor leidinggeven zoals Segers en Weggeman dat bedoelen, heb je de anderen nodig. Het betekent samen doen.
Maar dat samen kun je natuurlijk niet afdwingen. Dus als anderen niet instappen in een andere manier van het verdelen van verantwoordelijkheden, kom je in een rare paradox. Je wilt als leidinggevende eigenlijk dat medewerkers meer verantwoordelijkheid nemen, dat ze zelfstandiger, volwassener, autonomer zijn. En ik schoot af en toe in de reflex om ze dat op te leggen.
Het is eigenlijk de klassieke paradox: wees nou eens een beetje spontaan! Wordt een wat zelfstandiger! Neem toch eens initiatief! Heb toch eens wat meer zelfvertrouwen, loser!
Je vraagt de ander iets te doen, terwijl gehoorzamen precies is wat je niet vraagt.

Groet, Jaap

Werk-privé, een balans?

14 mei 2017


Beste Leike,

Die false balance vind ik toch een beetje vals beeld. Balans gaat over een juiste verdeling van gewichten over twee zijden van een weegschaal. Vrouwe Justitia, de dame die goed en kwaad afweegt, schuld en verontschuldiging, wraak en opvoeding, die godin van de gerechtigheid, zij heeft altijd een balans in handen. Een klassiek instrument waarbij je het ene tegen het andere kunt afwegen. Een manier om tegengestelde krachten te vergelijken. En daarna een wijs oordeel uit te spreken.
Middenstanders gebruikten een balans vroeger voor alles elektronisch en digitaal was. Dan legde je een blok kaas op de ene kant en legde je op de andere kant net zoveel gewichtjes tot de kaas en de loden blokjes in evenwicht waren, in balans.

Maar soms is juist de metafoor van een balans verkeerd. Bijvoorbeeld als er geen echt tegengestelde krachten zijn.
Zo hoor ik vaak mensen spreken over de balans tussen werk en privé. Een hevig thema voor alle dertigers die tegelijk carrière willen maken, een privéleven opbouwen, liefst met kinderen, ondertussen de cultuur willen blijven volgen, van festivals tot de actuele literatuur, en dat terwijl ze het liefst op een terras zouden zitten om ontspannen te kijken hoe anderen zich haasten. Je kunt er zelf testjes over maken. Maar gaat dit wel over een balans, over tegengestelde krachten vergelijken? Betekent meer werk minder privé en omgekeerd? Het zoeken van balans wordt een soort schipperen tussen twee dingen die belangrijk zijn.

Misschien moet je daarom anders kijken naar het vraagstuk. Is het werk-privé-vraagstuk dan bijvoorbeeld een dilemma? Bij een dilemma heb je niks aan evenwicht. Volgens Van Dale is een dilemma “een toestand tussen twee wegen die beide bezwaren opleveren waarin een keuze moet worden gemaakt.” Geen balans dus, maar kiezen.

Maar ook dat is te eenvoudig voor het vraagstuk werk-privé. Want je kunt marchanderen met de tijd die je aan werk en aan privé besteedt.
Een vals dilemma dan? Daarvan is sprake als twee alternatieven worden voorgesteld als de enige mogelijkheden, terwijl er nog andere zijn. Het is of/of. De NSB bood zo’n vals dilemma met hun Mussert of Moskou als verkiezingsleuze. Een variant op ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’. Er werd gesuggereerd dat je moet kiezen tussen een van deze alternatieven, er is geen derde mogelijkheid.
Het vraagstuk tussen werk en privé is ook geen echt vals dilemma. Je hoeft immers niet helemaal voor werk of helemaal voor privé te kiezen. Het vraagstuk wordt nu juist vaak als een doseringsvraagstuk gepresenteerd. Vandaar die balans.

Ik zie het als een valse balans. Vals omdat het suggereert dat je tussen die twee moet kiezen of marchanderen.
Terwijl er een derde mogelijkheid is. Als je nou eens denkt in termen van synergie? Dat werk en privé elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar versterken? Het lukt mij bijvoorbeeld al jaren ze vrolijk door elkaar te laten lopen. Iets leuks doen met collega’s, werkboeken lezen ’s avonds op de bank, een wandeling maken tijdens een conferentie, en bovenal werk doen dat me plezier geeft. Ik probeer werk en wat ik verder doe congruent te maken. Waardoor het elkaar versterkt, waardoor het samenvalt. Waardoor het geen ‘tijd van de baas’ en ‘eigen tijd’ is, maar allemaal eigen tijd die ik ook besteed voor het brood op de plank. Niks geen balans, niks geen dilemma: synergie.

Groet, Jaap

Vals Yang?

9 mei 2017


Beste Jaap,

Mooi thema snijd je aan. Zeker voor ons vak. Ik denk dat waken voor false balance voor ons vak ingewikkelder is dan voor de journalistiek. In de journalistiek kun je nog iets doen met feiten en de (wetenschappelijke of statistische) weging ervan.

Maar een organisatie is een dynamisch ding, zonder eenduidige wetenschappelijke waarheid. Wat waar is, wordt mede bepaald in een spel van continue beïnvloeding. En hoe weeg je daarin wat meer of minder waar(d) is?

Voorbeeldje. Jij hebt gestudeerd in de tijd dat Marx hip was. Een tijd waarin jullie de docenten naar huis stuurden en besloten dat jullie het zelf wel konden. Een tijd waarin de emancipatie van onderdrukten belangrijk was om een nieuw evenwicht te realiseren. In de ogen van de machtige was wat jullie deden vast een gevalletje false balance. Denk je niet? In ons vak heb je emancipatoire aanpakken die gericht zijn op het geven van een stem aan hen die geen of weinig stem hebben. Wij noemen dat niet false balance, maar het emanciperen van groepen, of het in evenwicht brengen van het debat of de machtsbalans.

Ander voorbeeld. We organiseren in veranderingen vaak de dialoog tussen verschillende gezichtspunten in de organisatie. We willen dan de wijsheid van de groep of de wijsheid van de minderheid te benutten. Daarvan wordt de (organisatie)wereld mooier en beter. Door de verschillende perspectieven in een systeem in dialoog te brengen met elkaar kom je tot betere oplossingen. Is het versterken van zwakke signalen, stem geven aan de minderheid creëren van false balance? Of is het juist goed dat we dat doen?

Een voorbeeld aan de andere kant van het spectrum. We staan vaak aan de kant van/ten dienste van het management. We adviseren hen over organiseren en veranderen. Helpen we dan om false balance voorkomen? Of hebben we dan te weinig oog voor de zwakke signalen, en helpen we alleen maar het dominante verhaal versterken?

Een paar dagen geleden hield Macron zijn overwinningstoespraak. Toen hij naar Le Pen verwees, werd er boe-geroepen. Hij maande tot stilte en gaf aan ook de stem van de ontevreden Fransen te begrijpen en te willen vertegenwoordigen. Maar natuurlijk geeft hij hen niet evenveel gelijk. Gevalletje false balance?

 Hier komt de acupuncturist in mij naar boven. ‘Evenwichtsvraagstukken’, en dus ook false balance, zijn niet zwart-wit. Je hebt altijd yin en yang, waarbij yang bestaat bij de gratie van yin en vice versa. Ze bestaan niet zonder elkaar. Ze zijn gelijkwaardig, maar zelden gelijk.Ik denk dat we in organisaties heel vaak vals yang of vals yin organiseren: te veel meebewegen met het ene of het andere. Met het idee dat we het juist goed doen om een specifieke stem te versterken.

Maar op grond waarvan beslissen we dat? Wie geven we die autoriteit? Zijn wij die autoriteit? En op grond van wat dan? Wellicht is het tijd om in ons vak te zoeken naar een nieuwe normativiteit hiervoor. Hoewel ook dat nog niet zo eenvoudig is.

Al hoorde ik vanochtend op de radio een prachtig voorbeeld. Een groep bestuurders en commissarissen uit grote beursgenoteerde bedrijven heeft een voorstel gedaan aan minister Kamp om een time-out mogelijk te maken voor bedrijven om, in geval van vijandige overname, alternatieven te kunnen ontwikkelen. Directe aanleiding is Unilever, die zegt goede alternatieven te hebben, maar die niet de tijd heeft om ze uit te werken. Van der Veer, vanochtend op de radio, gaf prachtig aan hoe zo’n time-out recht zou doen aan het meer Rijnlandse karakter van Nederlandse bedrijven om met alternatieven te komen waarin niet alleen shareholders, maar alle stakeholders en hun belangen worden meegenomen.

Waarom ik het een mooi voorbeeld vindt? Omdat het recht blijft doen aan het primaat van de aandeelhouder, maar tegelijkertijd er voor zorgt dat de stem van degene die in het geweld van het dominante verhaal dreigt te verliezen een kans krijgt.

Al denk ik dat Trump het een gevalletje false balance zou noemen …

Groet, Leike

False balance

30 april 2017


Beste Leike,

Ken jij het begrip ‘false balance’?
Het wordt gebruikt als in de media twee standpunten tegenover elkaar worden gezet waarvan het ene op veel meer bewijs rust dan het andere.
Nog geen tien jaar geleden was de katholieke Maria van der Hoeven minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Zij was er voorstander van dat ‘intelligent design’ onderwezen zou worden. Een opvatting die ervan uitgaat dat de complexiteit van de natuur alleen begrepen kan worden door een superintelligente ontwerper te veronderstellen. In de serieuze wetenschap doet men dit af als een teleologische pseudowetenschap en houdt men vast aan de evolutietheorie. Haar voorstel om dit in het lespakket op te nemen, heeft het niet gehaald. Maar haar redenering was curieus: er is geen keihard bewijs voor de evolutietheorie, het kan dus net zo goed anders zijn en dus haalde zij haar persoonlijke geloof en wetenschappelijke data een beetje door elkaar. Zij maakte een valse balans tussen de overeenstemming in de wetenschap enerzijds en haar persoonlijke overtuiging anderzijds.
Een false balance is ook klassiek rond de opwarming van de aarde. Trump ontkent dat er überhaupt sprake is van klimaatverandering en wijst naar het weer van die dag. Maar dat het klimaat verandert, daarover zijn wetenschappers het wel eens. De vraag die nog speelt is hoe dat komt. Een paar dozijn wetenschappers beweert dat er geen enkele relatie is. Zij wijzen erop dat het klimaat in de geschiedenis wel vaker is veranderd. Tienduizenden anderen (meer dan 95%), en met de grootste reputaties, gaan ervan uit dat het gedrag van de mens daarop van invloed is en.
Als je als journalist die twee tegenover elkaar zet als ‘gelijke’ meningen dan maak je een valse balans. Alsof het 50/50 is. De lezer denkt als gauw: Dit kan ik zelf niet narekenen of controleren, zie je wel ze zijn het niet eens, de waarheid zal wel in het midden liggen. En omdat gemak de mens dient is de opvatting dat je er geen verantwoordelijkheid voor draagt en dus ook niets hoeft te veranderen, wel zo aantrekkelijk.

Hoe kan het nu dat journalisten zoveel ruimte geven aan dit soort merkwaardige geluiden uit rommelzoldertjes van ideologisch gedreven wetenschappers? Ik denk dat het te maken heeft met een –op zichzelf- prachtbeginsel uit de journalistiek: Hoor en wederhoor. Het juiste vertrekpunt dat een verhaal meestal meerdere kanten heeft en dat –door die meerdere kanten te belichten- de lezer zelf de veelkleurigheid van de werkelijkheid ziet en zo veel beter geïnformeerd wordt. Hoe vaak gebruiken wij in ons eigen werk niet precies dit principe van meervoudigheid om nieuwe perspectieven te ontwikkelen op de vraagstukken van onze klanten? Bij conflicten gebruiken we zelfs begrippen als meervoudige partijdigheid juist omdat de verschillende perspectieven op zichzelf waardevol zijn en een goed conflict kan leiden tot vernieuwing, ontstoffing en ontstopping.

Dus vroeg ik me af of wij soms ook in zo’n false balance terechtkomen. Ik ben nu zelf bijvoorbeeld als adviseur bij een diep conflict betrokken geraakt. Iedereen die ik spreek probeert zo ongeveer mij in zijn kamp te trekken; dat is immers het meest logische perspectief voor de betrokkene. Voor hem of haar is duidelijk dat hij zelf heel redelijk is, maar dat de andere kant wel enorm fout bezig is.
Straks kom ik met de resultaten van mijn onderzoek. Daarin probeer ik de logica van alle standpunten goed te verwoorden. Om zichtbaar te maken dat ze allen een logische eigen waarheid verdedigen, maar ook om te laten zien dat iedereen eigenlijk op zijn eigen manier redelijk is. Ik zoek de balans. In de ogen van sommigen misschien ‘false’. Maar ik geef de inhoudelijke redeneringen van de verschillende betrokkenen weer; ik doe niet alsof het een tegen het ander wegvalt.
Kennen we eigenlijk voorbeelden van dat dat wel gebeurt in ons vak?

Groet, Jaap

Organisatievragen