Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Kloofhoop

3 december 2017


Best Jaap,

Vorige week beschreef Tom-Jan Meeus in zijn NRC-zaterdagcolumn het begrip kloofhoop. Wat een prachtig woord! Kloofhoop is de wens deel te zijn van een kloof om je daarmee tegen anderen af te zetten. Kloofhoop betekent niet dat er een kloof is, maar dat je graag een kloof wilt, omdat het je de mogelijkheid geeft om zo te kunnen klagen over anderen en je eigen identiteit te versterken.

Meeus laat in zijn column zien dat de kloofreuring groter is dan de kloof zelf.

Hoe herkenbaar is die kloofhoop en het gedoe dat eruit voortkomt!

 

Hebben we in organisaties eigenlijk ook kloofhoop?

Ik bedenk er een paar. De ‘weg met managers’-beweging? De boosheid over grote graaiers, ook als ze niet groot zijn en het graaien wel meevalt? De voor- en tegenstanders van zelfsturing of –organisatie? De terug naar de bedoeling-beweging? De kloof tussen systeem- en leefwereld?

Zou dit allemaal kloofhoop kunnen zijn?

Het zijn allemaal thema’s met voor- en tegenstanders, waar veel kabaal over gemaakt wordt, waarin positie gekozen wordt en waar mensen hun identiteit aan ontlenen. Het zijn ook thema’s die in de praktijk veel genuanceerder liggen dan we op twitter, in blogs, in boeken en op podia van voor- en tegenstanders horen.

 

Volgens Meeus blijft het echte vraagstuk verborgen achter al die schijnkloven en het kabaal dat we daarover maken. Wat zou in organisaties dan het niet-besproken vraagstuk zijn?

Ik denk dat dat ons onvermogen is om organisaties nog goed en ordentelijk te organiseren. Ordentelijk in de zin dat structuur, processen en manier van organiseren goed aansluiten op zowel de omgeving als de kenmerken van het primair proces. Organisaties en hun omgeving zijn complexer geworden. Eenvoudig organiseren wordt steeds moeilijker. Want organiseren is een vak. Kennis van organiseerwetmatigheden helpt nog steeds om goede structuren te bouwen. Maar we organiseren vaak naar de modes die voortkomen uit al die quasikloven. We klatsen slordige structuren in elkaar die samenwerking en besluitvorming alleen maar moeilijk maken. Vervolgens gaan we ervan uit dat de medewerker de problemen die daaruit voortkomen wel oplost met passie en intrinsieke motivatie. Waardoor je medewerkers oneigenlijk veel problemen laat oplossen die je makkelijk had kunnen wegorganiseren.

Ik denk dat dat het echte vraagstuk is.

En dat al die andere kloven dat verbloemen.

Of heb ik nu last van kloofhoop?

 

Groet, Leike

 

Obesitas in Amsterdam

27 november 2017


Beste Leike,

Ik hou van mijn geboortestad. Iedere keer als ik er ben gaat mijn hart een beetje open en geniet ik van de schoonheid, het leven, de veelkleurigheid, de levenslust. Ik gebruik Amsterdam ook weleens als voorbeeld als ik het begrip ‘antifragiel’ probeer uit te leggen: Amsterdam heeft het vermogen allerlei vormen van gedoe om te zetten in oplossingen die de stad leuker en sterker maken. Wat er ook gebeurt, het blijft een levende stad.

Maar nu maak ik me zorgen. Het gaat te goed. Ik zie de stad uit de eigen spuigaten lopen.

Airbnb was volgens veel toekomstvoorspellers een disruptieve gamechanger (met excuses voor de hypetaal). Maar wat blijkt? Inmiddels verhuren particulieren voor grof geld hun huis voor enkele weken. Pandjesbazen proberen daar het hele jaar van te maken. De prijzen van de hotelkamers gaan overigens ook door het dak (met dank aan de koppenmaker van De Telegraaf die graag woordspeelt) en er is grote druk om het aantal hotels uit te breiden. Toerisme zal volgens alle prognoses alleen maar sterk groeien.

Ondertussen stijgen ook de huizenprijzen zodanig dat mijn twee zonen die in Amsterdam huren, nooit het geld op zullen kunnen brengen voor een eenvoudige etage in de stad.

Londense toestanden dreigen. Straks is er in de (binnen)stad alleen maar plek voor de gearriveerden en toeristen. Dan maakt die veelkleurige vrolijke chaos van nu plaats voor dure, aangeharkte appartementen. De stad als levenloos museum. Dan verhuist het leven naar de suburbs en verliest Amsterdam zijn charme en antifragiliteit.

De stad doet pogingen om de druk te verkleinen. In folders voor buitenlanders heet Zandvoort “Amsterdam at sea” en de Veluwe “Amsterdam park”. Slimme en verstandige toeristenspreiding.

Maar wat doen de bestuurders ook? Ze halen met veel bombarie het Europees Medicijnenagentschap uit Londen naar de stad. Argumenten? Werkgelegenheid, ook indirecte banen; aantrekking van farmaceuten; betere hotelbezettingen; goed voor Schiphol…..! Echt!

We kunnen geen verpleegkundigen vinden, onderwijzers, politieagenten, bouwvakkers, maar we willen meer werkgelegenheid. We zien enorme protesten rond de uitbreiding van vliegveld Lelystad omdat Schiphol overbelast is, en we trekken meer vliegbewegingen aan. Amsterdam lijkt bezig om oplossingen te zoeken voor de problemen van het verleden. Alsof onbeperkte groei de problemen in de stad op gaat lossen. Naïef interventionisme zou Taleb het vinden.

De econoom Kate Raworth die ik zag op Tegenlicht, houdt een pleidooi om echt te gaan werken aan een nieuwe economie. Niet langer gebaseerd op groei zonder eind, maar op een balans tussen menselijke behoeften en mogelijkheden van onze planeet.

Ze vertelde haar verhaal aan de hand van de anatomische les van dokter Tulp van Rembrandt. Ze liet zien hoe men in de zeventiende eeuw verkende hoe het lichaam in elkaar zit. Zo moeten we ook onderzoeken hoe de planeet werkt als je intervenieert. Of Amsterdam natuurlijk. Misschien dat als we dat gaan doen, Amsterdam die leuke stad kan blijven. Anders vrees ik met grote vreze.

Groet, Jaap

 

 

 

 

Geen geheugen voor pijn

19 november 2017


Beste Jaap,

We hebben geen geheugen voor pijn (en dat is maar goed ook; er zouden niet veel kinderen geboren worden als het anders was). Van dat wonderlijke fenomeen ben ik me de afgelopen weken weer heel erg bewust geworden. Voor het eerst in jaren heb ik niet meer elke dag pijn. Heel, heel, heel erg fijn. Maar denk je nou dat ik me dat elke dag bewust ben? Welnee.

Als acupuncturist leerde ik al dat je altijd alle symptomen die mensen bij de intake opsomden, bij het vervolgconsult af moest lopen, omdat mensen niet doorhebben wat er aan klachten verdwenen is. Als ervaringsdeskundige ondervind ik het aan den lijve. Ik denk ‘wat fiets/loop/zit ik toch lekker!’. Ik ben de pijn gewoon vergeten. Heel af en toe realiseer ik me dat dat prettige gevoel voortkomt uit de afwezigheid van pijn.

 

Hoe anders is het dan met emoties. Jill Bolte Tayler laat in haar boek My stroke of insight zien dat de fysiologische reactie die wij emotie noemen niet langer dan 90 seconden aanwezig is. Daarna is de emotie fysiologisch uit ons lijf verdwenen. Maar zijn we de emotie na 90 seconden ook kwijt? Nee dus. Juist emoties lijken zich vast te zetten in ons geheugen. Ze ‘blijven’ aanwezig omdat we mentaal, met ons geheugen dus, het emotionele circuitje steeds weer ‘aanzetten’. Het tegenovergestelde dus van ons geheugen voor pijn.

 

Zou iets soortgelijks zich voordoen bij gevoelens over organisatieverandering? Dat we vooral geheugen hebben voor de verandergebeurtenissen die onze emoties raken? En een gebrek aan geheugen voor het stapsgewijs verdwijnen van waar we last van hadden?

Dit weekend sprak ik een vriend van me die heel emotioneel was over een interim-manager die er, volgens hem, een potje van maakte. Hij communiceerde niet, begreep de sector niet, zag niet wat het probleem echt was en behandelde goedbedoelende mensen onheus. Emoties liepen hoog op.

In de verkenning van wat er aan de hand zou kunnen zijn, kwamen heel langzaam ook andere verhalen naar boven. De man had ook ervoor gezorgd dat een aantal zaken beter liepen dan voorheen, dat achterstallige besluitvorming in versneld tempo tot stand kwam en dat er een systeem geïmplementeerd was dat het werkproces een stuk makkelijker maakte. Gewoon vergeten. Verdwenen achter de emotie? Of geen geheugen voor het verdwijnen van ongemak?

 

Zou het met positieve emoties anders zijn? Ik werkte vorige week met een managementteam dat heel blij was met de nieuwe strategie, zich geïnspireerd voelde door de activiteiten die ondernomen werden en zich helemaal op de verandering stortte. Nu moesten de medewerkers nog mee en dat zou niet makkelijk worden. Hun vraag was hoe mensen intrinsiek gemotiveerd konden worden, zodat ze hetzelfde enthousiasme voor de verandering gingen voelen.

Pas na een tijdje kwamen de inzichten dat er eigenlijk al heel veel anders was. Dat mensen al zoekend al richting strategie aan het bewegen waren en oud gedrag loslieten. Weliswaar niet langs de lijn van de inspiratie, maar door gewoon anders te gaan werken, maar toch. Was dit inzicht verscholen geraakt achter de emotie? Of kun je hier ook spreken van geen geheugen voor het verdwijnen van oud gedrag?

 

Ik denk dat door die combinatie van geen geheugen voor de afwezigheid van ongemak en een te groot geheugen voor emoties een blinde vlek ontstaat voor wat er aan het veranderen is.

Ik ga er de komende tijd eens opletten. Maar nu ga ik even een rondje fietsen, want ik weet niet hoe het komt, maar ik fiets zo lekker de laatste tijd.

 

Groet, Leike

Het Raadsel Rutte

7 november 2017


 

 

Beste Leike,

 

Ik puzzel een beetje op wat ik nou vind van Ruttes visie.

Onze premier beweerde ooit dat een visie overbodig is. Dat mensen die er een hebben naar de oogarts moeten. Visieloos handelen en opportunisme liggen dicht bij elkaar. Is Rutte een opportunist? Volgens Van Dale is opportunisme: “het handelen zonder bepaald beginsel, naar de eisen van het ogenblik, waarbij men ernaar streeft iedere omstandigheid ten voordele van zichzelf of zijn partij aan te wenden.”

Dat is Rutte toch niet hè? Hij is niet echt een Berlusconi of een Trump, om eens een paar rasopportunisten te noemen. Rutte is toch meer broodje kaas en glaasje melk en doe maar gewoon dan doe je gek genoeg. Normaal is zijn nieuwe mantra.

Is Rutte dan een pragmaticus?

Volgens Van Dale is pragmagtisme: “opvatting dat mijn zijn handelen niet moet laten bepalen door een ideologie maar door een zakelijke beoordeling van de feiten”. Dat is hem dan alweer veel meer. Met name als het gaat over geen ideologie hebben.

Maar niet als het gaat om een zakelijke beoordeling van de feiten. Kijk eens naar een fragment uit het kamerdebat over de regeringsverklaring over de 1,4 miljard die begroot is voor het opheffen van dividendbelasting voor buitenlandse investeerders. Op vragen naar de wetenschappelijke onderbouwing, of wat het Centraal Planbureau hiervan vindt, of waarom dit punt ontbrak in alle verkiezingsprogramma’s, geeft hij geen ideologische verklaring, maar ook geen afweging op basis van feiten. Hij schakelt eigenlijk naar de overtuigstand. Dat doet hij knap, hoor. Maar de feiten die hij gebruikt, zijn met waterverf aangebracht. Een paar voorbeelden. Volgens hem is het goed voor Schiphol als buitenlandse bedrijven zich hier vestigen. Maar je kunt bijna uittekenen dat hij bij een Schipholdebat overtuigend zal uitleggen dat het goed is voor buitenlandse bedrijven als Schiphol verder uitbreidt. Een andere: het zou goed zijn voor de werkgelegenheid. Maar werkgelegenheid is geen issue meer. De arbeidsmarkt is op veel segmenten al zo overspannen dat er geen personeel te vinden is. Kijk naar ziekenhuisafdelingen die sluiten wegens onvoldoende verpleegkundigen.

Met zo’n gebrek aan feitelijke onderbouwing kom je toch weer dicht bij opportunisme.

Sinds we ons boek Onderweg over pragmatisch veranderen schreven ben ik steeds meer gaan nadenken over de richting van een verandering. Over een goede visie die de koers aangeeft van waarheen de verandering moet lopen. Over waar je op uit bent met je verandering. Hoe geef je vorm aan verandering als je niet weet waarheen? Als je dat niet weet, wordt ieder pragmatisch handelen opportunistisch. Er is richting nodig, koers, een perspectief, iets waar je heen wilt.

Die noodzaak ontkent Rutte. Of toch niet?

Misschien moeten we kijken naar wat Rutte doet, in plaats van wat ie zegt. Misschien krijgen we dan meer zicht op van waaruit hij handelt.

Als we dat doen, dan zien we dat hij in Nederland zegt dat Europa kleiner moet en in Europa dat het sterker moet. Dan zien we dat hij meer uittrekt voor grote bedrijven en Schiphol dan voor de onderkant van de samenleving. Dan zien we dat iedereen graag met hem samenwerkt, maar dat hij steeds aan het langste eind trekt. Dan zien we een ongebroken geloof in de markt alsof er niks gebeurd is in 2007. Dan zien we iemand die schuift van ‘groen-rechts’, via probleemontkenning naar een ambitieus regeerakkoord op klimaat.

Wat we zien is een handige kerel wiens visie is dat een visie je kwetsbaar maakt in het verbinden van mensen met een andere visie. Musil schreef honderd jaar geleden zijn meesterwerk over de man zonder eigenschappen. Opeens snap ik het. En snap ik ook Rutte.

Groet, Jaap

 

 

 

Fipronil en andere ongemakken

29 oktober 2017


Beste Leike,

 

Je schrijft eigenlijk over de risicoloze samenleving, over de illusie dat we het hoofd kunnen bieden aan alles wat ons bedreigt. Dat dat bereikbaar is als we daar maar goed ons best voor doen.

Ik vind daar eigenlijk drie dingen van. Misschien ook wel meer, maar laat ik met deze drie beginnen. Het eerste is het idee van maakbaarheid, het tweede betreft de vraag of we er sterker of juist zwakker van worden en het derde is dat we iets over het hoofd zien.

 

De eerste. Maakbaarheid. Daar kan je best ver mee komen. Lees Brave new world, 1984 en the Circle. Wat je ziet is een compleet beheerste wereld. Wat je ook ziet is een totalitair systeem, inperking aan alles wat afwijkt. En ja, zo’n roman kent natuurlijk ook altijd een held die het door krijgt, maasjes in het web ontdekt, en eruit wil stappen.

De randen van de maakbaarheid zie je mooi aan de sleepwet. Daarin zie je het conflict tussen het recht op privacy en onze veiligheidsobsessie. Tussen voor zekerheid heel veel persoonlijke data opslaan en de digitale variant van het briefgeheim. Opdat wij terroristische aanslagen kunnen voorkomen.

 

De tweede. Fragilisering. Nassim Nicholas Taleb laat in Antifragiel zo mooi zien hoezeer fragiele systemen heel doelgericht zijn, maar ook dat we als het wat anders loopt, direct vastlopen of stuk gaan.

Antifragiele systemen daarentegen worden sterker van aantasting. Ze leren van bedreiging. Je ziet het veel in de biologie en andere complexe systemen. Mensen bijvoorbeeld. Je wordt sterker als je je lichaam op de proef stelt op het sportveld, je wordt slimmer als je je hersens moeilijke dingen laat doen.

Als je dagelijks hele kleine hoeveelheden van een bepaald gif tot je neemt, bouw je er langzaam weerstand tegen op en kan je gaandeweg grotere hoeveelheden aan. Resistente bacteriën weten er alles van. Wat me niet doodt maakt me sterker, zei Nietzsche al.

De paradox is dan dus dat al die bescherming tegen risico’s ons (ook) fragiliseert, kwetsbaarder maakt in plaats van beschermt.

 

Die derde: we focussen ons op kleine dingetjes zoals fipronil-eieren. En tegelijk zijn we niet in staat het klimaatprobleem aan te pakken. Inderdaad, dit regeerakkoord is groener dan ooit in zijn ambities, dat is winst. Maar het ontbreekt aan zicht op instrumentarium. De wenselijke wereld is beschreven in het Parijse akkoord, maar de werkelijke wereld lijdt inmiddels aan instabieler wordend weer, smeltende ijskappen en elkaar opvolgende natuurrampen (klimaatrampen). Het permafrost loost dagelijks krankzinnige hoeveelheden boeikasgassen door de klimaatverwarming waardoor het klimaat zichzelf aanjaagt als een op hol geslagen thermostaat. De wenselijke wereld is in verwarring. Trump stapt uit Parijs, het kabinet laat ons gewoon 130 rijden en koeienvlees eten en we hopen op technologische oplossingen vanuit de industrie en leiderschap uit China. Dus terwijl wij ons bezig houden met minispoortjes gif in eieren of de naamgeving van kunstvlees….

Het ingewikkelde van het klimaatprobleem is dat het zo groot is dat de moed je in de schoenen zakt. Hoe maakbaar is de oplossing?

Het punt is natuurlijk dat we dat –net als met veranderingen in organisaties- pas weten als we eraan gaan werken. Met kleine stapjes. Bijvoorbeeld door minder vlees te eten, betere politici te kiezen en ons kapotte broodrooster te repareren.

En ondertussen gewoon een fipronileitje eten, maar met veel groente!

 

Groet,  Jaap

 

 

Lulkoek

7 oktober 2017


Beste Jaap,

Over vertrouwen gesproken. Zijn we met zijn allen niet een beetje al te angstig aan het worden als het om onze gezondheid en veiligheid gaat? Of beter gezegd geobsedeerd door het voorkomen van risico’s die dat bedreigen? Er ontstaat paniek van piepkleine spoortjes fipronil in eieren. We geloven ‘knappe slanke blonde huppelkutjes’ (Sylvia Witteman deze week in de Volkskrant) die zich voordoen als voedselgoeroes maar echt aperte onzin uitkramen. De NVWA denkt dat wij nepvlees niet van echt vlees weten te onderscheiden en dat we tegen dat risico beschermd moeten worden. Hoe ruig was het dan vroeger! Ik ben echt in een levensgevaarlijke omgeving opgegroeid!

Ik ben groot geworden in de tijd dat pakjes en blikken nieuw en modern waren, dus ik heb nogal wat uit pot, blik en pak gekregen. Het was ook de tijd dat we daar vooral veel kleur-, geur- en smaakstoffen in stopten. Daar werd het lekkerder van. Brood was spierwit en vol van die lekkere broodverbeteraars die het brood eeuwig vers hielden.

Als ik limonade of snoep kreeg (wat nog niet heel gewoon was), dan was het knalgeel, -groen of -rood. Suiker was sowieso geen probleem. Snoepjes zaten er boordevol mee en ooms, tantes en buren vonden het leuk om je ermee vol te stoppen. Sterker, ik kreeg zelfs suiker als ik verkouden was (hoeststillend!).

Verse groenten en fruit waren er in overvloed. Goed bespoten en bemest met spullen die nu niet meer gebruikt mogen worden. En op fruit deed je suiker.

Ik vermoed dat de dieren waar ik het vlees van at onder iets mindere condities geslacht werden dan dat nu gebeurt. Alles klaargemaakt in ruim boter of margarine. Verzadigde of transvetten? Nooit van gehoord!

Over namen deden we ook niet moeilijk. Negerzoenen zonder neger, slavinken zonder vink, kokosbrood zonder brood. Maar wij begrepen prima wat het was.

 

En dat is alleen nog maar eten. Wat dacht je van sigaretten en sigaren? Die stonden gewoon op tafel, voor als gasten er een op wilden steken. De lucht stond regelmatig blauw van de rook en daar sjouwde ik als kind vrolijk doorheen. Ik kan me nog wel herinneren dat ik met tranende ogen en een pijnlijke keel van al die rook in bed lag. En dat een vriendin van mijn moeder lustig doorrookte en dronk, omdat ze geen grote baby wilde.

 

Mijn ouders had ik ook niet de hele dag in mijn nek. Ik liep zelf naar school, mocht fietsen zonder helmpje en buitenspelen zonder dat mijn ouders wisten waar ik precies was. Niemand die zich druk maakte wat ik dan deed. Ik liep regelmatig in een slootje, maar nooit in zeven tegelijk, dus niets aan de hand.

In de auto was het niet veel veiliger. Auto’s van vroeger, die bestonden uit 1 kreukelzone. In die kreukelzone zat je zonder gordels, want die waren er nog niet. En ik mocht gewoon voorin zitten. Of achter, in de kattenbak.

 

Ik vind het goed hè, dat auto’s veiliger zijn, dat ruimtes niet meer blauw staan van de rook, dat er aandacht is voor veiligheid van kinderen, dat we minder vet/zoet/zout/bewerkt eten, en zo. Maar mijn generatie (en die ervoor) zijn het levende bewijs dat de mens tegen een stootje kan.

Dat een beetje fipronil in een eitje tot deze hysterie leidt? Dat de namen van de producten van de vegetarische slager niet naar vlees mogen verwijzen, omdat wij het dan niet zouden begrijpen? Dat totale nitwits onzin uit mogen kramen over voedingsmiddelen (een ei is de menstruatie van een kip!) en dat ze nog volgers krijgen ook?

Wat een lulkoek (zonder lul!)!

 

Groet, Leike

Vertrouwen

2 oktober 2017


Beste Leike,

Ik hoorde deze week op de radio het prachtige ‘als je mekaar niet meer vertrouwen kan’ uit het Schaap met de vijf poten. Destijds een mooi lied. Maar het was ook zo vanzelfsprekend toen. Vertrouwen op elkaar is noodzakelijk in het maatschappelijk verkeer.

“Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer”

In deze tijd krijgen we echter wel heel beroerd voorbeeld over vertrouwen uit Den Haag. 15 maart waren de verkiezingen. Inmiddels wordt er door 4 partijen al vanaf begin juni geformeerd.  Er onderhandelen acht politici en een formateur met elkaar over onze toekomst. In het diepste geheim.

Pas sinds een dag of wat komt er nu af en toe een stukje naar buiten om te kijken hoe de publieke reactie is.

Het is een merkwaardige paradox dat het meest politieke en richtinggevende gesprek in onze democratie achter gesloten deuren plaatsvindt en rustig een half jaar kan duren. Wij moeten maar vertrouwen hebben in de goede afloop.

Waarom ze zolang onderhandelen? Omdat ze mekaar voor geen cent vertrouwen. Daarom wordt alles tot achter de komma vastgelegd en wordt een contract gebakken waaraan ze elkaar straks vier jaar lang kunnen houden. Waarin in alle eventualiteiten is voorzien en niks onverwachts mag gebeuren. Ze snoeren elkaar in.

Waarom ze elkaar niet vertrouwen? Dat is nogal ingewikkeld. Het vorige kabinet zong voor het eerst in tijden de rit uit. Dat lukte omdat men in het formatieproces elkaar wat gunde en omdat Samsom en Rutte elkaar durfden te vertrouwen. Overigens niet makkelijk na een verkiezingsstrijd waarin ze hard op elkaar inhakten. Toch was het een kabinet dat veel hervormde en hun grootste doel, de economie, op gang kreeg.

Maar daarna werden ze keihard afgerekend door de kiezers. Die dat onderling vertrouwen van VVD en PvdA maar bar onbetrouwbaar vonden. En die halverwege het kabinet en het economisch herstel andere onderwerpen belangrijk begonnen te vinden.

Nu zitten ze daar met vier partijen in de onderhandelkamer. Veroordeeld om een kabinet te vormen met de kleinst mogelijke meerderheid. Partijen die menen dat hun kiezers het niet accepteren als zij compromissen maken. Wetend dat buitenskamers sprake is van een  als nooit eerder verenigde oppositie die graag bereid is het wantrouwen in het kabinet aan te wakkeren.  Wetend dat de pers elk compromis framed als kiezersbedrog, als het breken van beloften.

Partijen die –voor alles- niet terug willen naar de kiezer, omdat ze er bang voor zijn en ze niet vertrouwen. Omdat ze ook denken dat de kiezer hen niet vertrouwt. En zo vormen ze met geknepen billen en zonder veel plezier een angstig kabinet.

En leverde het dan nog maar wat op. Maar wat naar buiten komt is niet een nieuw geluid, geen antwoord op een nieuwe tijd. Nee, ik hoor vooral oudemannenteksten die verdacht veel lijken op die van voorgangers.

Het wordt dus een kabinetniet. Want het wantrouwen dat blijkt uit het lange proces wreekt zich vroeg of laat en laat zich niet bezweren in een gedetailleerd contract. Een zielloos angstcompromis, dat is mijn voorspelling.

En ondertussen hervormen Macron en Merkel de EU (wel zo makkelijk zonder die Britten), dreigen Trump en Kim met een kernoorlog, zien we de ene klimaatramp na de andere (onder het motto natuurramp) zich aftekenen, en bouwen en stiekum een muur in Afrika waar Trump jaloers op zou zijn.

groet, Jaap

 

 

Regels

9 september 2017


Beste Leike,

Het is wel een mooie paradox die je beschrijft. Dat je van de regels kunt afwijken omdat anderen dat niet doen. Maar dat als iedereen van de regels zou afwijken een complete anarchie zou ontstaan en weinig meer zou werken. Je ziet dat in de zogenaamde ‘failing states’; als alle gezag en alle regels wegvallen weet je helemaal niet meer waar je aan toe bent. Je aan alle regels houden werkt echter ook niet.

 

Het is echt een interessant vraagstuk. Hoe vaak komen we niet in organisaties waarin ook het hoogste management ziet dat de hoge regeldichtheid het functioneren in de weg zit en waarin medewerkers uitgenodigd worden zich er niet teveel door te laten belemmeren. Managers die medewerkers aanmoedigen eens wat vaker ‘buiten de lijntjes te kleuren’ of die uitleggen dat excuses achteraf makkelijker zijn dan vooraf toestemming vragen? Hoe vaak suggereren we zelf niet om tegenstrijdige regels te benutten voor handelruimte?
Het is natuurlijk een paradoxale boodschap in de orde van ‘Gehoorzaam mij niet’. Dat levert voor de een vrije ruimte op, maar voelt voor de ander als verlammend. Want het is natuurlijk niet zo dat je buiten alle lijntjes mag kleuren hè? En als je vraagt welke wel en welke niet, dan loop je het risico dat je ongeduldig terecht gewezen wordt dat je dat nu juist zelf moet inzien.
Wat dat betreft zijn de regels op het water eigenlijk wel heel mooi. Dat zijn er best veel en soms verschillend voor verschillende soorten water. Maar er geldt altijd een hoofdregel: het voorkomen van een aanvaring legitimeert het afwijken van de regels. Mooi hè? Een soort metaregel die de andere regels in een andere categorie zet. Ik denk dat we die impliciet in organisaties ook vaak hanteren.
Niet voor niets zeggen we vaak dat we moeiteloos snel en volledig zouden vastlopen als iedereen zich aan alle regels houdt, zoals in een stiptheidsactie. Dus zegt het management eigenlijk impliciet voortdurend zoiets als: “Hartelijk welkom in deze organisatie. Dit zijn de regels. Hou je daaraan … tenzij het beter is om dat niet te doen. Even impliciet handelen medewerkers naar deze opdracht. Ze doen hun werk goed ondanks de regels. Constructief negeren zorgt ervoor dat het werk effectief, efficiënt en zonder teveel gedoe verloopt.
Jammer dat niet iedereen dit snapt. Ik herinner me dat Koos van der Steenhoven ooit als Secretaris Generaal van OCW op de radio zei dat er zoveel regels waren op zijn ministerie dat hij zich niet overal aan kon houden. Verstandige man. Maar toen kwamen er Kamervragen, reageerde de minister daarop en kroop de SG de volgende dag door het stof: Hij zou zich aan alle regels houden.

Soms zijn de regels niet voor iedereen duidelijk en dreigt er averij.
Wij voeren deze zomer op de IJssel. De snelststromende rivier van Nederland. Waar je op het meeste water in Nederland stuurboord (rechts) moet houden, gelden op de IJssel andere regels. Omdat het water in de buitenbocht sneller stroomt dan in de binnenbocht mogen schepen die stroomafwaarts gaan de snelle buitenbocht nemen en kunnen degenen die de stroom opgaan de binnenbocht nemen. Voordelig voor beide richtingen.
Dus voer ik op zeker moment tegen de stroom in aan de bakboordswal (links) en kwam er een tegenligger die gewoon rechts wilde houden. Misschien zag hij mij als spookvaarder. Ik vermoedde dat hij de speciale regels die voor de IJssel gelden niet kende. Zo zaten we vermoedelijk ieder in een eigen regelsysteem. We voeren recht op elkaar af. En iedere keer als ik probeerde nog iets dichter op de kant te varen, deed hij dat ook. Tot ik bedacht dat ik een toeter had (in scheepstermen een hoorn) en fiks op die knop drukte. De tegenligger verlegde direct zijn koers en passeerde me aan stuurboord. Die scheepshoorn intimideert geweldig! Alsof de toeteraar ook de regelmaker en spelbepaler is. Het lijkt wel management.

Groet, Jaap

Fietsen in utrecht

27 augustus 2017

bellen op de fiets

Beste Jaap,

Het zomerreces is voorbij, de post-vakantiedrukte weer begonnen. Na een periode van een paar weken waarin ik het vooral druk had met het oogsten van abrikozen, bessen, tomaten, courgettes en vijgen, en het dronken voeren van slakken en fruitvliegjes, is dat ook wel weer lekker. Hoewel geen onverdeeld genoegen. Want met het einde van de vakantie, is ook de verkeersdrukte weer terug. De fietsverkeersdrukte bedoel ik.

Echt, in Utrecht kun je beter in een auto rijden dan fietser zijn. Je bent als automobilist zo goed als uit de stad geweerd, maar je hoeft tenminste niet de terreur van de fietsspits mee te maken. Want dat is niet prettig. Er wordt al append, bellend, muziekluisterend over het fietspad gezwalkt. Ga je niet snel genoeg of kan iemand er even niet langs, krijg je een opmerking naar je hoofd. En als iemand haast heeft, neemt hij het recht om links, rechts, over de stoep of op andere wijze overal langs te vliegen. Het is aan de andere fietsers om daar rekening mee te houden.
Het echte gevaar voor de fietser is niet de automobilist, maar zijn mede-fietsers.

Ik las deze zomer de boeken van Harari, Sapiens en Homo Deus. Hij stelt, met name in Sapiens, dat de vooruitgang voor de mens niet zozeer te danken is aan een biologische evolutie, maar aan een cognitieve. Ons vermogen om te denken en praten, taal en beeld te gebruiken is een cognitief voordeel. Het hier en nu werd door ons taalvermogen aangevuld met een wereld waarin zowel verleden en toekomst, als andere plaatsen een rol konden spelen. Het stelde ons in staat om op grond van abstracte begrippen samen te werken en te organiseren. Zo ontstonden gemeenschappelijke gewoonten (algoritmen) voor hele grote gemeenschappen.

Verkeer is zo’n abstractie. En het werkt. We hebben iets georganiseerd dat voor hele grote groepen betekenisvol is. Iets waarvan het regelstelsel gedrag reguleert en dus betrouwbaar en veilig is. Het werkt zelfs zo goed, dat je als individu vanaf kunt wijken, juist omdat je erop kunt vertrouwen dat anderen dat niet doen.
En daarin zit wel iets ingewikkelds. Want met de voortschrijdende individualisering wordt het collectief steeds minder belangrijk gevonden. Het gaat om Jou, dat Jij je goed voelt, Jouw hart kunt volgen, kunt doen wat voor Jou belangrijk is. Zelfexpressie is belangrijker dan het collectief.
 Als die cognitieve evolutie ons geholpen heeft om grotere en waanzinnig complexer collectieven te bouwen, wat doet de individualisering daar dan mee?
Ik ben Norbert Elias maar eens gaan herlezen. Hij beschrijft prachtig hoe civilisatie werkt, hoe culturen ontstaan omdat aan de randen van gemeenschappen gedrag wordt overgenomen. Aan die randen gaat het schuren en komen nieuwe ontwikkelingen op gang. Volgens mij zie je het in deze tijd schuren rond de zwarte-pietendiscussie, de slavernijdiscussie, de roep van medelanders om echt onderdeel te mogen zijn van deze maatschappij. We hebben de verschillende opvattingen daarover nodig om met elkaar te bouwen aan een nieuwe gezamenlijkheid.

Dat is in een geïndividualiseerde maatschappij wel lastig. Je komt dan in de situatie dat je vindt dat de maatschappij jouw afwijkende gedrag moet accepteren, maar dat je diezelfde maatschappij gaat verwijten dat ander gedrag ook te accepteren. In de individualistische blik, ligt de nadruk vaak op het eigen gelijk.

In de het NRC was een van de zomeravondgesprekken tussen Sylvana Simons en Heleen Mees. Twee mensen die samen een mooi voorbeeld van zo’n schuurvlak genoemd kunnen worden. Mooi gesprek. En ingewikkeld, omdat de dames elkaar maar niet bereikten. Elke keer als de een daar een poging toe waagde, werd ze door de ander verweten alleen maar vanuit het eigen perspectief te kijken. Met zo’n tekst versterk je alleen je eigen gebubbel. De kunst is natuurlijk om je best te doen eens door de ogen van de ander te kijken.
 Mees verwoordde op een gegeven moment mooi wat er gebeurde: „Maar onder die vraag ligt een verwijt. Daarmee, en dat is misschien waar we elkaar kwijtraken, diskwalificeer je mij als gesprekspartner. Je trekt de discussie naar je toe, waardoor het een monoloog wordt in plaats van een gesprek. Natuurlijk hebben wij niet dezelfde ervaringen, ik durf zelfs te wedden dat niemand hier dezelfde ervaringen heeft als ik. Maar samen hebben we de meeste kennis en kansen.”

In zijn tweede boek stelt Harari dat de mens de mens niet meer nodig heeft voor de volgende evolutie. We hebben robots. De mens heeft zich ontwikkeld naar een homo Deus, een goddelijke mens.
 Misschien heeft hij gelijk, maar voorlopig is het fietsverkeer in Utrecht toch echt niet goddelijk te noemen.

Groet, Leike

Don en Kim

9 augustus 2017


 

 

 

 

Beste Leike,

 

Voor mij loopt de vakantie af. En heb ik een neiging om te schrijven over het armpje drukken van Don en Kim. Alsof je in een slechte B-film kijkt naar een thriller die niet echt spannend wil worden. De spanningsboog klopt, maar voelt zo ongeloofwaardig…
Ik hoorde een deskundoloog op de radio zeggen dat Kim van de twee het meest voorspelbaar en rationeel is. En het erge isdat ik denk dat dat waar is.Je hoort weleens dat veel mensen afhaken bij het nieuws omdat het ze teveel wordt. Dat heb ik wel met het eindeloos gezeur over eieren waarin het gif zo gering is dat er niet de minste kans is dat iemand er ziek van wordt terwijl de verkoop van tabak en suiker gewoon doorgaat. Maar die Koreacrisis…, ik volg het wel, maar kijk ernaar als een kip naar het onweer.

Dus wil ik gewoon nog een beetje zomerig reflecteren op wat er helemaal niet toe doet. Gewoon wat verbazing met je delen over het soort dingen die we soms tegen elkaar zeggen?
Laatst was er bijvoorbeeld weer iemand die vond dat je appels niet met peren mocht vergelijken. Dat vind ik zo raar. Want welke twee vruchten laten zich nu zo fijn vergelijken? Het groeit aan bomen, oogst eind van de zomer, met een schil en pitjes, zoet vruchtvlees en lekker gezond. Goed uit de hand te eten. Heel veel overeenkomsten dus en ook een paar verschillen. De vorm, de mate van lekken bij goed rijp, de zoetigheid. Paarden en koeien kan je ook goed vergelijken. Appels en appels ook, bijvoorbeeld Granny Smith en Elstar. Maar paarden en appels wordt al wat gekker. Ik denk omdat ze teveel van elkaar verschillen. Of onweer en kerstmis. Om te vergelijken heb je zowel overeenkomsten als verschillen nodig.
Ook gek vind ik mensen die menen dat over smaak niet valt te twisten. Ik snap wel dat je over zwaartekracht niet kunt twisten of over het feit dat na zomer de herfst volgt. Maar over de schoonheid van Bach, de smaak van wintertruffels of de kwaliteit van het weer kan het juist heel goed! Wat is nou leuker om over te twisten dan over smaak? Recensenten, commentatoren, museumdirecteuren, ze doen niet anders. Ik doe daar graag aan mee. Ik vind bijvoorbeeld die Picasso erg overschat en hou niet van mosselen. Wat jij?
En ik weet niet of de volgende meer taalkundig is of dat het komt omdat mensen niet nadenken als ze wat zeggen. “De een na laatste”, hoor je weleens. Huh?
Er is een laatste en dan komt er nog een na? Dan is dat toch de laatste? Wat is dat voor onlogisch redeneren? Het is gewoon slordige onzin. Ik vermoed dat de het woordje ‘op’ uit ‘de op een na laatste’ wegviel en dat veel mensen dat gewoon niet in de gaten hebben.

Blijft over de vraag of je Don en Kim nu kunt vergelijken? Ja, ze hebben allebei narcistische trekjes, raar haar en voorliefde voor vertoon. En er zijn vast ook verschillen, maar die lopen wat minder in de gaten. Over hun smaak valt te twisten, die is verschrikkelijk en ik hoop van harte dat we door hen niet de een na laatste zullen worden.

Nu maar gauw weer aan het werk.

Groet, Jaap

Organisatievragen