Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Onderweg

11 april 2018


Beste Leike,
 
We zijn echt op weg. Gisteren tot Schoonhoven gekomen en nu in the middle of nowhere bij een piepklein dorpje op een Zuid-Hollands eiland. Nooit bij aardrijkskunde begrepen waarom ze niet al die eilanden bij Zeeland hebben ondergebracht. Zuid-Holland is toch groot genoeg zonder die Zeeuwse eilanden?
Wat ik ook nooit begreep is hoe die grote rivieren lopen. Waar blijft de Rijn als ie een tijdje door ons land stroomt? Waar gaat ie dan in zee? Katwijk? Kampen aan de Zuiderzee? Waar komt de Waal vandaan? Wat een onbegrijpelijke delta! Al varend wordt het me duidelijker. De Rijn gaat gewoon halverwege de Lek heten en bij Rotterdam heet het dan de nieuwe Maas. Gewoon rechtdoor varen en alle rivieren komen voorbij.
Ik zit nu in een haventje met zeven bootjes. Binnen een half uur, met een boekje en een kopje thee, en mensen komen kletspraatjes maken. Niet zo gek, zondag in de bible belt, de stilte suist om je oren.
 
Onze boot leek wel op de zijne. Ja, dat is een mooie aanleiding voor een praatje, maar toen we naar het type van zijn schip vroegen, gaf hij de zelfgekozen naam. Stormvogel of zoiets. Doorvragen durfden we niet. Hoeft ook niet. Het gaat om het praatje. Hij vertelde dat hij uit een geslacht van binnenschippers kwam, maar dat bij een crisis in die branche zo’n dertig jaar geleden moest kiezen. Hij had een schip èn een huis de op de wal en kon niet langer beiden betalen. Dus verkocht hij zijn schip en zocht werk op de wal. Zo werd hij schipper op de heen en weer.
Dat was het veer waar we eerder verbaasd naar hadden gekeken. Een fors ding, half zo lang als het water breed was. Iets tussen een brug en een pontje in. Alsof ze ooit een tweedehands koopje op de kop hadden getikt. Oversized, maar  voor een mooie prijs.
 
Dertig jaar voer hij nu op dat pontje. Drs P. passeerde mijn gedachten terwijl hij het vertelde, maar daarbij dacht ik ook dat de drs over ‘de overkant’ sprak, een nogal overdreven voorstelling van zaken bij die oversized pont. Voor ik het in de gaten had vroeg ik de pontschipper of dat niet saai was… (Is dat onaardig om te vragen? Of misschien wel een heel eerlijke en empathische vraag? Geen idee, maar mijn associatie met drs P. vroeg zoveel aandacht dat de vraag eruit was voor ik er erg in had.)
“Boven was het wel eens saai, vooral op zondag wist je soms niet wat je aan het doen was” was het montere antwoord. “Maar de laatste jaren was ik ook vaak beneden, kon je met de mensen kletsen, gebeurde er wel eens wat.” Grappig, je zou zeggen dat de schipper boven het mooiste baantje heeft, maar beneden bij de passagiers is het blijkbaar leuker.
Hij had later nog wel teruggewild de binnenvaart in, maar de vrouw voelde daar niet meer voor.
 
Nu ik toch een echte -weliswaar voormalige- binnenschipper sprak, wilde ik wel eens weten hoe het kon dat we stroom tegen hadden, terwijl we naar het westen voeren. Dat had met eb te maken, maar ook met het stromen van de rivieren en de mate waarin de rivieren hoog staan en de mate waarin het spuien van het Haringvliet nodig is. Ook de wind speelt een rol. Ik gaf het snel op. Dit was te moeilijk.
Dertig jaar heen en weer in het midden van niks, stilte en leegte. Maar qua identiteit nog altijd binnenschipper, ook al liep het leven anders.
Meestal eindig ik zo’n briefblog aan jou met een pointe. Iets dat het verhaaltje rond maakt. Lukt me nu niet, ik denk dat ik een goed begin maak met mijn sabattical!
 
Groet,  Jaap

Het empathisch teveel

8 april 2018


Beste Jaap,

Nog niet zo lang geleden las ik het boek Het empatisch teveel van Ignaas Devisch. De ondertitel: Op naar een werkbare onverschilligheid. Devisch maakt in zijn boek zichtbaar hoe empathie niet de handigste drijvende kracht is om complexe vraagstukken op te lossen. Empathie is selectief van aard – je kunt je onmogelijk in iedereen inleven – en dus te eenvoudig om structurele problemen van grote complexiteit aan te kunnen. Empathie is onmisbaar in persoonlijke relaties, maar vormt volgens Devisch niet de basis voor de moderne staat, die zowel rechtsstaat als verzorgingsstaat wil zijn. Zo’n staat moet gebouwd zijn op de neutrale beginselen van rechtvaardigheid en solidariteit, beginselen die zonder aanzien des persoons dienen te gelden.

 

Het boek laat zich lezen als een kritisch weerwoord tegen de steeds sterkere roep om empathie als stuwende kracht voor moreel handelen. Het boek bracht mij een mooi tegenwicht tegen al die verontwaardiging, passie, woede en emotie waar we elkaar steeds vaker mee bekogelen om de ander te overtuigen, mee te slepen, voor je kar te spannen, in beweging te komen.

Het boek zet me ook aan het denken over hoe we dat in organisaties en organisatieverandering doen. Ook daar doen we vaak een beroep op passie, op intrinsieke motivatie, gedrevenheid en inzet vanuit gevoel. Hoe vaak doen we dat oneigenlijk of te makkelijk?

 

Ik lees bijvoorbeeld vaak dat mensen intrinsiek gemotiveerd moeten zijn voor een geplande verandering. Vanuit de aanname dat die vorm van betrokkenheid leidt tot gedragen veranderingen. Het lastige is alleen: intrinsiek gemotiveerd voor wat? Voor een verandering die iemand anders bedacht heeft. Vroeger heette zoiets extrinsieke motivatie. Toch? En dus lijkt dat appel op intrinsieke motivatie soms ook wel op sugar coating van de verandering.

 

Feedback is ook zo’n ingewikkeld ding. Alsof het delen van wat iets met jou doet, altijd helpend is. Laten we wel wezen: feedback waar je niet om gevraagd hebt, heet gewoon kritiek. En dat is toch wel heel vaak wat het is: iemand moet zijn eigen emotie of ergernis  over de ander kwijt, in plaats van dat hij feedback geeft op iets waar die ander wat van wil leren. En dan vinden we het gek dat elkaar aanspreken maar niet wil lukken.

 

Datzelfde geldt wat mij betreft voor teams waarin mensen denken dat als ze hun gevoelens delen, dat dat helpend is voor het groepsproces of de teamontwikkeling. Omdat ze ervan uitgaan dat hun gevoel een uiting is van iets wat op betrekkingsniveau in de groep speelt. Gevoelens benoemen = betrekking bespreekbaar maken. Zoiets. Maar is dat zo? Mijn gevoelens komen zeker vaak voort uit iets wat er in de groep speelt, maar ze zeggen lang niet altijd iets over het betrekkingsniveau in de groep. Ze zeggen veel vaker iets over mijn eigen hang ups, hickups en onzekerheden. Die hou ik maar beter bij mezelf. Ik help er een groep niet mee.

 

Een avondje reflectie op een mooi boek, levert mij zo een flink aantal voorbeelden die wijzen op empathische incontinentie in organisaties. Situaties waarin we empathie en gevoel als instrument inzetten in complexere contexten dan persoonlijke relaties en daarmee wellicht het vraagstuk eerder ingewikkeld maken dan tot een oplossing brengen. De komende tijd ga ik eens nadenken over hoe we daar als organisatieprofessionals iets meer hygiëne in kunnen aanbrengen. Hoe we het een beetje meer kunnen indammen, zodat we ook in organisaties kunnen werken vanuit een werkbare onverschilligheid.

En daar word ik dan weer heel vrolijk van. Of is nou te empathisch?

 

Groet, Leike

Marktisme

17 maart 2018


Beste Leike,

Die arme Ralph Hamers, krijgt hij zijn salarisverhoging van 50% niet. De ING-bank is nu door de kleinburgerlijke jaloersheidsmoraal veroordeeld tot de Jupilerleague van het bedrijfsleven. 
Een oranje leeuw die in zijn hempie staat….

Voorzitter van de Raad van Commissarissen Jeroen van der Veer (VdV) was toch zo duidelijk in zijn uitleg van het voorstel van zijn Raad aan de aandeelhouders: de arbeidsmarkt van top-CEO’s vraagt om een inkomen van 3 miljoen, dat is nog aan de bescheiden kant. Een Messi vraagt gewoon dat soort bedragen.

Echt interessant werd het in een radio-interview waarin de interviewer VdV vroeg waarom het andere ING-personeel er slechts 1,7% op vooruitging. Dat was volgens VdV omdat hun arbeidsmarkt anders is dan die van Lionel Messi en Ralph Hamers. Daarmee was volgens hem alles gezegd wat je erover kunt zeggen. Hij verwachtte wel wat gedoe, maar hij had goede argumenten, de waarheid aan zijn kant en het zou wel weer overwaaien.

Kort na zijn mededeling laaide een mediastormpje op. Koppen in kranten en politici die behoorlijk eensgezind uitspraken dat dit niet zou moeten mogen.

In commentaren was er niet alleen verbazing over de inhoud van het besluit: “Heeft wel men enige maatschappelijk antenne in die commissarissenbubbel?”, “Het lijkt meer op een provocatie dan een inhoudelijk slimme afweging.”, maar ook bij de timing. Want twee weken voor de gemeenteraadsverkiezingen hebben alle partijen er belang bij het Gesundenes Volksmepfinden te omarmen. En dat is, dat dit een schande is. Dus je kon erop wachten dat dit een storm zou worden.

Ook spaarders verrichten een beetje werk. Klanten van de ING stapten in veel grotere mate dan VdV verwacht had, over naar banken als Triodos en ASN. Zelf overwoog ik het ook. Ik heb – uit pure heimwee – nog altijd een rekening van de oude Postbank. Een waarvan ik het nummer nog uit mijn hoofd ken. Er staat bijna niks op. Dus misschien moest ik ook maar een statement maken.

Na vier dagen keerde de ING op zijn schreden terug. De onrust die was ontstaan was groter dan verwacht. Ralph Messi Hamers moest het met 2% doen. Een klein beetje meer dan de gewone ING-ers. Een groot deel van Nederland zag het besluit met tevredenheid aan. Niet alleen was een onbegrijpelijk besluit teruggedraaid, het is fijn om te zien dat de publieke opinie enige invloed heeft op deze uitvreters.

Eigenlijk gaat het mij in deze kwestie vooral om de dominante functie van de markt in onze samenleving. We zien hierboven een internationale arbeidsmarkt voor CEO’s, een nationale arbeidsmarkt voor gewone mensen, een kiezersmarkt waarin politieke partijen als ware marketingmachines opinies produceren om gaten in die kiezersmarkt te vullen. Dit alles verslagen door media, die in de strijd om oplages en kijkcijfers verhalen maken waarvan ze hopen dat er een markt voor is. En dat met gebruikmaking van een metafoor uit de sport waarbij de sport gemakshalve ook een markt wordt: de prijs van een topspeler en de biernaam van een competitie. En ondertussen doet de spaardersmarkt een onbekende duit in het zakje.

De markt is door de neoliberalen zo knap is geframed dat we marktwerking bijna zien als een neutrale natuurwet. Als onvermijdelijke ordening van sociale verhoudingen. Even onafwendbaar als de biologie, de zwaartekracht en het feit dat water nat is.

Hans Achterhuis schreef een aantal jaren terug zijn prachtige De utopie van de vrije markt. Hij laat daarin zien dat de markt geen natuurwet is, maar een door mensen gemaakt mechanisme. Een mechanisme waarvoor ook alternatieven te bedenken zijn. Denk eens aan al die productieve activiteiten die je doet omdat je het leuk vindt, die je doet van uit een intrinsieke motivatie. En hoeveel dingen komen niet tot stand zonder dat er geld tegenover staat of zonder dat er een marktaandeel moet worden veroverd?

Er is best veel niet-markt, niet alles is ruilen. Het zou mooi zijn als we dat wat meer in het snotje zouden krijgen en ons zouden realiseren dat de markt geen natuurwet is, maar een van de manieren waarop je maatschappelijke en economische verhoudingen kunt vormgeven.

groet, Jaap

 

Ayn Rand-achtige tijden

5 maart 2018


Beste Jaap,

‘If you don’t have steel, you don’t have a country’ twitterde Donald Trump afgelopen vrijdag in het kader van zijn voornemen om handelsbeperkingen op te gaan leggen aan andere landen. Door die tweet ben ik ineens in de utopische distopie (of distopische utopie, wat je wilt) van Ayn Rand terecht gekomen. Wat een rare gewaarwording!

Ayn Rands boek Atlas Shrugged (De kracht van Atlantis in het Nederlands) gaat over staal en spoorwegen. En vooral over het recht van de sterkste om onafhankelijk keuzes te kunnen maken en de schuld die zwakkeren hebben aan het feit dat ze zwak zijn. Het is een distopie en een utopie ineen. Veel Amerikanen lezen het als een utopie, maar voor mij is het minstens even deprimerende als 1984 of De Cirkel. De hoofdpersonen leven in een wereld waarin zwakkeren worden geholpen en om hulp mogen vragen. De helden in het boek streven naar een wereld waarin het recht is aan de sterksten die onafhankelijk hun keuzes kunnen maken, daarin niet belemmerd door wat dan ook. De mythische hoofdpersoon John Galt saboteert situaties waarin dat niet het geval is. Hij verricht ware heldendaden (of terreurdaden, het is maar hoe je het bekijkt) en laat zo zien dat als de sterksten voor zichzelf kiezen, de zwakkeren vanzelf verliezen. En dat is goed, medelijden en empathie zijn zwaktes.

Ik vind het een eng boek. Als empathie, zwakte, toeval en pech, en altruïsme en hulp niet meer kunnen, dan wordt de wereld heel eng. Het klinkt ook wel bizar in onze Europese ogen. Maar Rand is een van de meest invloedrijke filosofen in Amerika. Veel overheidsbeleid en het economisch beleid zijn op haar gedachtengoed gebaseerd. Alan Greenspan heeft in de tijd dat hij de baas van de Federal Reserve was, zijn hele handelen op het gedachtengoed van Rand gebaseerd. Ook Trump is in hoe hij praat en handelt schatplichtig aan dit denken. Ook bij hem geen meelij met de zwakkere. De sterken verdienen zijn respect (en hij is de sterkste van iedereen). Zijn voorliefde voor win-verlies-strategieën past hierin.

Dus wat gebeurt er nu ineens? Hij pleit voor handelsbeperking in staal? In Atlas Shrugged zouden Dagny (de hoofdpersoon), Hank en de geheimzinnige John Galt onmiddellijk een sabotage-actie bedenken om dit te voorkomen. Dat is namelijk ingrijpen!

 

Ik vind het boek van Rand om een tweede reden eng. Het is een eendimensionale wereld. De personages in het boek zijn karikaturen. Zo erg zelfs dat je aan de persoonsbeschrijvingen kunt zien of ze zwak of sterk zijn. De zwakken herken je aan uiterlijk (ze hebben zwakke trekken en geen krachtige lichaamsbouw), ze kijken je niet rechtstreeks aan en ze zijn stiekem. De sterken daarentegen zijn krachtig gebouwd, onafhankelijk en met open blik. Liefde? Dat bestaat niet, dat maakt zwak en afhankelijk. Vriendschap eigenlijk ook niet. Je wilt bij elkaar zijn omdat je de ander bewondert omdat hij voor zijn eigen doelen gaat.

Ah, misschien is het dat! Trump gedraagt zich naar zo’n karikatuur! Hij laat zien hoe sterk en onafhankelijk hij en heel Amerika zijn. Je gedragen naar een karikatuur past misschien precies bij de omvang van zijn snappertje.

Karikaturen brengen een wereld in gevaar die divers en complex is en waarin de wereldwijde samenhang der dingen vraagt om voorzichtigheid, respect, dialoog en begrip. En meer nog, vraagt om aandacht voor wat niet sterk, niet dominant, niet groots en krachtig is. Dat is wat we moeten beschermen. Tegen Trump en het gedachtengoed van Ayn Rand dat meesluipt met de Amerikanisering van de wereld. En dat is waar die handelsbeperking toch het meest op lijkt.

 

Groet, Leike

 

 

Mozaiekjes maken

19 februari 2018


Beste Leike,

 

Mijn vriend Rob heeft een huis met een enorme tuin. Daarin staan heel veel bomen. Ook dode. Bomen die hij zelf zaagt en klieft. Met enige regelmaat haal ik een karretje met openhaardhout bij hem op. Het hout is divers: beuken, berken, acacia’s, kastanjes en af en toe wat eik. Het maaltje dat ik bij hem haal is daarom altijd wat ongesorteerd. Als ik het in het houthok leg, is het een feestelijk rommeltje. Maar ik krijg het altijd wel een soort van passend en het ziet er altijd mooi uit.

 

Toen ik een dezer dagen het houthok vulde, realiseerde ik me opeens dat ik, terwijl ik stapel, steeds bezig ben stukjes een beetje zo te plaatsen dat ik maximaal de ruimte gebruik. Als in een mozaiek.

Wij gebruiken graag het woord ‘prutsen’ als wij het hebben over de concrete arbeid die nodig is voor organiseren of veranderen. Passen en meten, vallen en opstaan. Een iteratief proces met successen en mislukkingen. Sommigen gebruiken daarvoor het woord ‘puzzelen’.  Want ook dat is proefondervindelijk kijken of iets past. Maar puzzelen is toch wat anders dan prutsen. Puzzelen is een oplosssing vinden die iemand anders al bedacht had. De puzzelmaker heeft de oplossing, hakt die in stukjes en schudt ze zo dat jij een regenachtige zondagmiddag de verveling kunt verdrijven. Ook als ze sudoku, kruiswoord of cryptogram heten. Een puzzel klopt altijd en kent maar één goede oplossing.

Zo niet met de houtblokken. Die zijn niet prefab, maar gevormd door moeder natuur en de haktechniek van mijn vriend Rob. Met een houtblokkenmozaiek is de creativiteit van de maker de maat. Een mozaiekje maken past daarom veel beter bij het proces van organiseren dan puzzelen. Ons ‘organiseren als prutsen’ is dus eigenlijk vooral mozaiekjes maken. Je hebt altijd een resultaat, meer of minder efficient en meer of minder esthetisch.

En ja, net als met organiseren blijf je soms ook nog met iets zitten dat gewoon niet past. Dat krijgt dan een andere bestemming…

 

Groet, Jaap

Leren op school?

4 februari 2018


Beste Leike,

Ik mocht een workshop over veranderen verzorgen voor een conglomeraat van middelbare scholen. In de voorbespreking bleek dat er een plan lag waarin de gewenste verandering, de wenselijke wereld omschreven werd. Goede teksten, mooie plaatjes. Het was een gedragen vergezicht, velen waren het er erg mee eens … maar de beweging naar die gewenste wereld lukte niet zo goed.

Dus spraken we af niet zozeer aandacht te besteden aan die wenselijke wereld, maar om met name de werkelijke wereld eens goed te verkennen. Als je die niet snapt, is hij ook moeilijk te veranderen. Een verandering in een bestaande organisatie is immers meer een verbouwing dan een sloop- nieuwbouwproces. Je werkt in en aan iets dat al bestaat. Als je niet weet hoe dat precies in elkaar zit, is veranderen lastig.

Ik toetste datzelfde voorgesprek ook wat indrukken die ik eerder van onderwijsorganisaties opdeed. Die beelden konden rekenen op herkenning en we spraken af ook daar wat mee te doen.

 

Mijn beelden? Ik zie in onderwijsorganisaties twee nogal basale belemmeringen voor verandering. De eerste is dat – in tegenstelling tot andere professionele beroepen – in het onderwijs mensen elkaar heel weinig in actie zien. Wetenschappers reviewen elkaars publicaties, advocaten werken vaak in teams, rechters overleggen in meervoudige kamers, jij en ik doen graag samen projecten (ook met andere collega’s), architecten zien elkaars werk, dokters consulteren elkaar en komen vakgenoten tegen in patiëntenbesprekingen of in de operatiekamer. Maar docenten schitteren vaak in afzondering, in hun klas met hun eigen leerlingen. Ze zien elkaar slechts sporadisch lesgeven.

Als je elkaar niet aan het werk ziet, is het ook lastig om over je gedrag en dat van collega’s te praten. Hoe weet je eigenlijk of je het goed doet, als je daar nooit concrete feedback op krijgt? Hoe kun je leren van anderen, als je hen niet werkend meemaakt? En zonder die mogelijkheden: hoe kun je dan met elkaar stappen zetten naar een mooie toekomst?

Mijn tweede beeld heeft te maken met het feit dat veel onderwijs in de kern nog steeds op kennisoverdracht is gebaseerd. De docent draagt iets van zijn enorme kennisvoorsprong over op de leerlingen die voor het examen willen slagen waarin die kennis getoetst wordt. Hartstikke logisch. Dat goed getrainde vermogen van docenten om kennis over te dragen, wordt ook zichtbaar buiten de klas. Overleggen bijvoorbeeld krijgen vaak het karakter van elkaar lesgeven. Heb je elkaar begrepen, is het overleg ook klaar. Maar voor verandering is dat te mager. Veranderen eindigt niet met begrip van een wenselijke wereld, maar start daarmee en heeft dan nog een lange weg van keuzes en ontwikkeling te gaan.

 

Die ochtend legde ik de schoolleiders mijn beelden voor. Er was veel instemming en herkenning. Daarna hebben we de bestaande wereld in kaart gebracht, en gekeken wat er al veranderend behouden moest blijven, omdat het zonde zou zijn succesvolle kinderen met het badwater weg te gooien. Het gaf inzicht dat het waardevol is om niet alleen over Ist en Soll te denken, maar ook over Bleibt. Dat geeft niet alleen meer focus voor de veranderaar, maar het neemt ook anderen makkelijker mee als je weet dat heel veel lekker op zijn plaats blijft.

Ik vertrok goedgemutst, ze waren een slagje verder en ze zouden die middag nog met collega’s verderwerken.

 

De kwartjes vielen bij mij pas toen ik in de auto stapte. Was het wel zo goed gegaan?

Er was veel instemming over mijn beelden en over de waarde van de werkelijke wereld, maar eigenlijk kende niemand die werkelijke wereld echt. Het waren vooral teksten als: ”Het is een veilige school en dat willen we zo houden”. Maar op de vraag hoe ze dat dan deden, een veilige school maken, vielen vooral stiltes. Rijke beschrijvingen van hoe het echt werkte op hun school, bleven uit.

Kreeg ik hier nou precies weerspiegeld wat ik al eerder zag? Dat ook deze schoolleiders geen zicht hadden op hoe het in hun school echt werkte? Dat ze daarom in algemeenheden bleven hangen? Het was alsof ze op de gang het gesprek voeren over wat achter de gesloten deur van het klaslokaal plaatsvindt…

Een van hun voornemens was om geen nieuwe scholen meer te bouwen met reeksen klaslokalen, maar juist meer leren buiten klaslokalen te laten plaatsvinden. Dit op basis van mooie pedagogische en didactische redenen. Maar het schept ook ruimte voor docenten om meer samen te werken en om elkaar aan het werk te zien. Dat geeft een voedingsbodem voor meer natuurlijke en informele feedback en professionalisering. Misschien is juist wel dat de belangrijkste voorwaarde om hun betekenisgevingsmotor goed op gang te krijgen en komt het realiseren van verandering zo makkelijker en beter tot stand.

 

Groet, Jaap

Omgekeerde wereld

24 januari 2018


Beste Jaap,

Je noemt Peter van Straten en Siegried Woldhek in reactie op mijn blog over karikaturen, maar als er twee illustratoren GEEN karikaturen tekenen, dan zijn het deze twee wel. Zij zijn in staat tot een grote mate van non-karikaturaal typeren. Heel knap, zoveel nuance in een paar pennenstreken.

Over karikaturen gesproken. Ik moet even wat aan je kwijt over de (rijks)overheid. Je weet wel, die sector die vindt dat het burgers gemakkelijker gemaakt moet worden, met minder regels en zo.

Enige tijd geleden zijn al die overheden (en andere non-profit-organisaties) overgegaan op elektronisch factureren. In principe een hartstikke handig middel om het jezelf en je debi- en crediteuren makkelijk te maken. Maar niet bij de overheid. Ze verplaatsen gewoon (de verantwoordelijkheid voor) hun administratie naar jou, terwijl zij bepalen hoe je die voert.

 

Op de eerste plaats hebben ze die electronisering gekoppeld aan leveringsvoorwaarden. Niet die van de leverancier, maar van hen. Leveringsvoorwaarden die die van de leverancier buiten werking stellen. Wil je een betalingstermijn van 14 dagen hanteren als leverancier? Jammer dan, de overheid hanteert een termijn van 30 dagen.

Op de tweede plaats ben jij verantwoordelijk geworden voor het ordernummer. Heb je zelf ordernummers, jammer dan, je moet die van hen hebben. Zonder hun ordernummer ben je onherkenbaar in de administratie en kan de factuur niet in behandeling genomen worden. Meestal krijg ik niet spontaan zo’n nummer. Dus ga ik er zelf achteraan voordat ik mijn factuur verstuur. (Verstuur je je factuur zonder ordernummer, krijg je hem na zo’n dag of dertig retour).

 

Vervolgens mag ik mijn factuur naar een speciaal voor de factuur bedoeld e-mailadres sturen. Per kerende post krijg ik dan een no-reply-antwoord waarin staat waar mijn factuur allemaal aan moet voldoen. Doet mijn factuur dat niet, dan kan deze niet in behandeling genomen worden.

Doe je toch iets verkeerd, en wil je dat herstellen, wens ik iedereen veel succes, want zo’n e-mailadres is een soort black box waar je factuur in verdwijnt. Niemand die je vervolgens helpt om bij degene te komen die die fout kan herstellen. Iets fout gedaan? Duimen maar dat het goed komt.

 

Hier ben ik allemaal al aan gewend, maar het mooiste overkwam me een paar weken geleden. Ik had keurig mijn factuur, met ordernummer, naar het betreffende e-mailadres gestuurd. Vervolgens kreeg ik na een paar weken een mailtje of ik een creditnota kon sturen. Zonder uitleg.

Dan maar bellen waarom dat moest. Nou, dat zat zo. Ik had met mijn opdrachtgever – die dus in die organisatie werkt – afgesproken dat vooraf betaald zou worden. Maar in de leveringsvoorwaarden van deze organisatie staat dat ze alleen betalen na levering van de dienst. Dus mijn factuur was te vroeg verstuurd.

Ik probeerde het nog klantvriendelijk en praktisch op te lossen: ‘Nou, prima, dan hou ik rekening met late betaling en dan betalen jullie achteraf.’ Maar zo makkelijk ging dat niet. Want zij moeten facturen binnen dertig dagen betalen en een te laat betaalde factuur staat niet goed in de prestatierapportage.

Voor mij betekent het extra administratief gedoe met creditnota’s voor iets waar ik geen fout gemaakt heb, om een quasifout van hen te voorkomen.

 

Dat is al maf, maar het werd nog ietsje erger. Ik sprak af dat ik een creditnota zou sturen als ik van hen een opdrachtbevestiging kreeg. (Ik ga daar een beetje een creditnota sturen zonder de bevestiging dat ik later alsnog betaald zou krijgen!) Een week later werd ik gebeld. Door een andere afdeling natuurlijk. Of ik die creditnota al gestuurd had?

Nee dus, want ik had die opdrachtbevestiging nog niet. Van die afspraak wist deze dame niets af. Of ik dan alsnog een keer achter degene aan wilde mailen/bellen met wie ik die afspraak gemaakt had. Ze moesten die creditnota namelijk wel snel hebben. De administratie moet namelijk voor de jaarafsluiting sluitend zijn.

 

En zo ben ik verzeild geraakt in de ingewikkelde administratie, met leveringsvoorwaarden, van een organisatie aan wie ik een dienst geleverd heb. Volgens mij heb ik nu een claim op hen. Maar ze gedragen zich alsof ze me een gunst verlenen. We willen een transformatie van de overheid, maar dit is de omgekeerde wereld.

Groet, Leike

 

Improvisatie in de modder

13 januari 2018


Beste Leike,

Karikaturen zijn inderdaad lastig. Het slaat mensen plat tot een eendimensionaal plaatje.

Hoewel…. Als je kijkt naar de strips van Peter van Straaten opent zich voor mij bijna steeds een klein dramaatje, een verhouding waar meerdere lagen in naar voren komen. Tekstjes die niet alleen naar inhoud verwijzen, maar ook naar weemoedigheid, onmacht, chagrijn, verlangen of frustratie. Of maakt Peter van Straaten geen karikaturen? Siegfried Woldhek dan? Zijn schrijvers en politici? Dat zou je toch karikaturen kunnen noemen. Iemands gezicht zo getekend dat ook zijn denken, overtuigingen of talenten zichtbaar worden. Gelaagde plaatjes.

Dat is het ingewikkelde he? Dat je aan bijna alles nuance en diepgang kunt geven.

En dat terwijl jij in je blogje aan mij nu juist het begrip karikatuur wilde gebruiken als de wijze waarop mensen elkaar eendimensionaal karakteriseren in eenduidige oneliners.

Maar ik ben het wel geweldig met je eens. Je kunt je eigenlijk niet verhouden tot een platte eendimensionale figuur. Dat slaat dood, dat wordt een ding. Daarom zie je ook dat in de betere romans karakters juist veel dimensies hebben: tegenstrijdige gevoelens, aangename en minder aangename kanten, onvervulde verlangens, verlegen overmoedigheid, trage paniek of uit angst voortkomende moed. Daarom zie je in mooie schilderijen een raadselachtige glimlach of een meisje dat een brief leest waarbij je fantaseert wat erin staat. Daarom luister ik nu al een week gefascineerd naar CD-tjes van Ernst Reijseger die met twee anderen raadselachtige muziek maakt waarin ik Afrikaanse klanken hoor, maar ook improvisatiejazz, minimal music, rauwe en iele stemmen en ander knutselwerk. Wat een lagen en wat een speelplezier hoor je daar!

En hoe leuk is het niet om samen met collega’s ook te werken aan nooit affe dingen. Je eigen professionaliteit, een klant die wat met je opschiet, een nieuw boek op stapel, een groep cursisten waar de muntjes vallen of een ontstroeft conflict. Altijd gelaagde, ingewikkelde vraagstukken, gepuzzel en gemodder, improvisatie en reflectie.

Zo ben ik ook heel benieuwd hoe het straks zal gaan met de Ambachtsschool voor Organiseren en Veranderen. De pret alleen al om met hele slimme, leuke en natuurlijk erg eigenwijze collega’s samen iets nieuws te beginnen. Het zoeken naar de vorm, het bedenken van inhoud, het prutten met een website. Benieuwd of het ons lukt ook anderen aan te spreken met het aanbod. Of anderen herkennen dat we enorm verschillend zijn en tegelijk veel delen. En of het ons lukt nu en dan samen met klanten en collega’s weer nieuwe inhoud te bakken, anderen op weg te helpen en ons veranderrepertoire verder te veranderen.

We zeggen weleens dat we graag met onze poten in de modder staan. Dat we met plezier prutsen in de onvolmaakte wereld van alledag. Dat we het menselijk tekort als vertrekpunt in denken en handelen nemen. Ook dat van onszelf.

Of maken we dan van onszelf een karikatuur?

Groet, Jaap

De karikatuurbenadering

30 december 2017


Beste Jaap,

Ik ben het helemaal met je eens, een beetje minder in de overtuigstand is relaxter en leuker. Maar dat geldt niet alleen die overtuigers. Ik word er in ieder geval zelf ook een stuk leuker van als ik niet zo’n hypertype tegenover me heb. Omdat ik het gevoel heb dat ik meer mezelf mag zijn en niet onmiddellijk – en graag ook perfect – aan andermans hijgerige, inspirerende, overtuigende verwachtingen hoef te voldoen. Ik kan me zo voorstellen dat als ik dat heb, dan heel veel andere mensen dat ook hebben.

 

Jij schreef hoe we de prutterige werkelijkheid in de overtuigstand versimpelen. Ik denk dat het eigenlijk nog wat erger is. Ik denk dat we steeds minder goed met prutterige werkelijkheden om kunnen gaan. We willen prototypische werelden die snel en makkelijk communiceerbaar zijn. We maken een karikatuur van de wereld om ons heen. Ik vraag me zelfs af of er niet sprake is van een hele benadering: de karikatuurbenadering.

 

Hoe vaak worden mensen in de media niet karikaturaal geportretteerd? Vrijwel iedereen die nieuws is (Baudet in het bijzonder, maar die is ook een karikatuur van zichzelf) moet passen in een frame en het niet te ingewikkeld maken. Is er iets aan de hand, dan moet het in een oneliner geduid kunnen worden. Betrokkenen moeten niet teveel tegengestelde eigenschappen vertonen want dan past het niet meer in het beeld dat wordt neergezet. Als je iemand nuance ziet aanbrengen, dan springen journalisten daar bovenop met kritische vragen die passen in het frame dat ze willen neerzetten. Sterker nog, het frame bepaalt vaak de vragen die de journalist stelt!

Wij bepleiten in organiseren en veranderen vaak een onderzoekende houding. In de journalistiek zie ik hem weinig.

Jouw bestuurders worden in een rare overtuigmal gezet. Ze worden marionet van een overtuiging over overtuigen. Net als publieke figuren in het nieuws marionetten worden van het frame waar ze aan moeten voldoen. Net als burgers als marionet moeten voldoen aan de participatiesamenleving, de neoliberale vrije-keuzemaatschappij of de ratrace in organisaties.

Dat heeft een risico, want met een karikatuur kan ik mij veel minder vereenzelvigen dan met medemensen. Slavernijverleden, zwarte-pietendiscussie, vreemdelingen/vluchtelingen: hoe moeten we ooit begrip voor elkaar krijgen als we alleen een karikaturaal debat voeren?

Hoe moeten we ooit een participatiesamenleving bouwen als diversiteit en verschillen te moeilijk zijn om mee te werken? Als de participatiesamenleving vooral vorm krijgt op het meest eenvoudige prototype? Dan vallen mensen uit het arbeidsproces omdat werk topsport is geworden, maar niet iedereen topsporter is. Dan is er voor veel ouderen of jeugd geen passende zorg omdat ze niet passen in de mal van het prototype participatiesamenleving dat we nastreven.

Ik begin behoorlijk genoeg te krijgen van die karikatuurbenadering. Ik werk en leef met mensen. Leuke mensen, imperfecte mensen, prutsende mensen, ingewikkelde mensen, mensen die mooie dingen willen doen en daar hun best voor doen, mensen die met elkaar hun best doen om er wat van te maken. Mensen zijn leuk. Ik wil dat de media mij die mensen laat zien. Daar wordt de wereld mooier van. Niet van die karikaturen.

Groet, Leike

Overtuigd

17 december 2017


Beste Leike,

Of ik een groep bestuurders wilde lesgeven in “Energie overdragen en profilering”.

Want dat was nodig dachten zij om hun directies en middenkader in hun eigen organisatie meer in beweging te laten komen. Er werd mij een beeld geschetst van een snel veranderende buitenwereld terwijl de professionals en hun leidinggevenden behoorlijk tevreden waren met hun operationele resultaten.

En nu zou het zo fijn zijn als ik met ‘dynamiek en enthousiasme’ hen zou kunnen leren anderen op te peppen. Jij kent dat ook hè, dat soort vragen?

Op het moment dat zo’n vraag gesteld wordt denk je in een splitsecond: ‘Dus dat is waarschijnlijk niet de oplossing. Want dat hebben ze vermoedelijk al heel erg geprobeerd.’

Je ziet het zo voor je. De bestuurder ergert zich aan de traagheid van anderen, zelf is hij in zijn denken en visie al veel verder. Hij probeert gloedvol op zijn mensen in te praten, vertoont zich op zeepkisten, maakt een dagelijkse passieblog of –vlog en probeert anderen zo hard te overtuigen dat hij zelf het meest overtuigd raakt. En de wanhoop over de traagheid van de ondoordringbare leemlaag neemt alleen maar toe.

Ik dacht: ‘Misschien is die behoefte aan meer gas geven eerder een belemmerende overtuiging dan een deel van de oplossing.’ Het leek me goed dat met ze uit te zoeken.

Dus ik een dagje met die bestuurders. In gesprek over hun eigen veranderingen en hoe lastig dat vaak gaat. Ook als je graag wilt. Met natuurlijk de vraag of zij denken dat dat bij anderen anders zou zijn. Vooral oog krijgen voor hoe ingewikkeld sturen van een verandering is en hoe makkelijk het soms gaat als je ruimte biedt, vragen stelt, verantwoordelijkheden bij anderen laat of legt. Je kon de ontspanning bijna voelen. In mijn perceptie werden ze zelfs ter plekke leukere mensen… Het was alsof ze hun overtuiging dat de energie van hen moest komen, loslieten.

 

Zeilers weten dat een overtuigd schip een schip is dat te veel zeil voert. Met een overdaad aan zeil wordt een schip kwetsbaar bij rukwinden of gaat soms zo schuin dat het snelheid kost en te grote roerdruk en energieverlies oplevert. Te veel tuig, te veel energie dus.

Dat idee dat we meer gas moeten geven, meer energie, meer motivatie, meer passie, meer overtuigde kracht en macht; dat maak ik toch wel heel vaak mee.

Is deze overtuiging niet gelijk aan die van het overtuigde schip? Kwetsbaar en met energieverlies? Jagen we elkaar niet te veel op?

Nederland heeft vrijwel de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. We werken niet zoveel betaalde uren, maar per uur doen we heel veel. Daar komen dan nog onbetaalde participatie-uren bij: mantelzorg, vrijwilligerswerk, huishouden, de participatiesamenleving. Plus al die uren die mensen maken omdat we zelf moeten kiezen voor een energieleverancier, een zorgverzekeraar, een telecomprovider, een bank.

Het is ook goed om ze in de gaten te houden, want als je nietsvermoedend bijvoorbeeld een bankrekening aanhoudt, kan het zomaar zijn dat je eigen bank andere –veel aantrekkelijker- formules aanbiedt om nieuwe klanten te lokken. Shoppen loont meer dan klantentrouw. De kans dat je verkeerd hebt gekozen kan knagen.

En zo raken we langzamerhand overspannen. Met een stijging van burn-outgevallen en een stijging van het beroep op de GGZ. Met veel gescheld en angstbijterij op social media. Met veel mensen die zich opgejaagd voelen, het tempo en de ingewikkeldheid niet meer kunnen bijbenen. Klem zitten.

Dat overtuigen van anderen, dat mag van mij wel wat minder. Kun je zelf als bestuurder ook even minder opgetuigd aan de slag.

Worden ze een stuk leuker van, die bestuurders. En effectiever.

Groet, Jaap

Organisatievragen