Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Paadjes

9 mei 2019


Beste Jaap,

Las jij ook dat het artikel ‘Een pad maak je nooit in je eentje’ van Robert Moor? Hij heeft onderzoek gedaan naar ‘olifantenpaadjes’, maar dan niet alleen bij olifanten, maar ook bij andere dieren en bij mensen. Zijn onderzoeksvraag ontstond tijdens wandelingen. ‘Wie had dat pad gemaakt? Welk nut hebben paden? Wat drijft mensen – of olifanten, of insecten – om ze te volgen?’ 

 

Wij gebruiken olifantenpaadjes vaak in onze verhalen om zichtbaar te maken hoe energiezuinig ons handelen is en waarom dat zo waardevol is. Ook Moor maakt in het interview prachtig zichtbaar dat paden energiezuinige oplossingen zijn, maar vooral ook dat het collectieve oplossingen zijn. In je eentje kun je zo’n pad niet maken. Hij ontdekt drie principes voor een goed pad: ze zijn duurzaam, efficiënt en flexibel. Niks ingesleten en inert. Een pad past zich steeds een beetje aan aan die collectieve stappen die eroverheen gaan. Mooi, zo’n blik op het psychologische en het collectieve van die paden.

Ineens zie ik overal paden. Gisteren reed ik in alle vroegte naar Enschede, maar ik kwam toch even in de file. Omdat de files in en om Enschede niet goed ken, kon ik ze ook niet goed mijden. Op als die wegen volgens we natuurlijk gewoon paadjes. Dit paadje kende ik niet goed. Maar rond andere steden? Steden waar ik vaak kom? Ik weet precies wanneer waar welke file staat (behalve als er iets onverwachts gebeurt natuurlijk!). Files zijn eigenlijk gewoon een soort olifantenpaadjes die ons naar ons werk helpen.

Het ritme van een stad doet daar trouwens ook in mee. De vroegste files? Rond Rotterdam. Het werkritme van steden: Rotterdam is het vroegst, dan Den Haag en Amsterdam. Utrecht is de uitslaper.

Fietspaden? Letterlijk paadjes. Maar moet je eens om het stationsgebied van Utrecht (wat nu een flinke bouwkeet is) kijken hoe die paadjes zich vormen. Afsteekjes naar links en naar rechts. Voorsorteerstromen waar je in mee moet.

Maar paden zijn niet alleen fysiek zichtbaar. Ook in het planningsritme in mijn agenda herken ik ze. Ik kan al jaren voorspellen welke weken drukker en minder druk worden. De vakanties hebben daarmee te maken, maar het lijkt wel of organisaties een soort ‘heidagenritme’ hebben. Sommige weken zijn piekweken. Elk jaar weer. En elk jaar in ongeveer dezelfde weken.

De verhalen die ik vertel zijn een soort paden: met een betooglijn, een pad volgend, maar wel flexibel reagerend op wat er aan vragen komt.

Moor beschrijft hoe mierenpaadjes zo recht komen: ‘Richard Feynman, natuurkundige en Nobelprijswinnaar, heeft zelfs nog onderzocht waarom mierenpaden er altijd zo recht uitzien. Hij legde een suikerklontje in zijn huis, en markeerde met kleurpotlood het pad van een mier die een suikerkorrel van het klontje terugdroeg naar het nest. Een kronkelig pad. Een tweede mier volgde het spoor, nam ook een korrel mee, maar wilde zo snel mogelijk terug en sneed allerlei onnodige bochten af. Mier nummer drie maakte een nog iets efficiëntere terugtocht, enzovoort. Na tien mieren ontstond er een keurig rechte lijn. ‘Het heeft wel iets weg van schetsen’, zei Feynman toen. Zo kunnen paden evolueren. En wij kunnen zoveel leren van mieren. Denk aan de manier waarop we ons in grote groepen voortbewegen. Voetgangers vormen dan een soort lange slierten, net als mieren – alleen vertragen ze bij mensen om de haverklap. Pakweg elke dertig seconden stokt zo’n sliert, om dan opnieuw te vormen. Terwijl bij mieren alles doorgaat in één vloeiende stroom.’

Aha! Dankzij Moor begrijp ik nu ook beter waarom ik me zo enorm erger aan die stoere, wilde, snelle, gehaaste fietsers. Die doorbreken het paadje. Ze zigzaggen door een ritme en zorgen voor stagnatie. Voor hen gaat het sneller, maar ze kunnen alleen maar zo waaghalzerig fietsen omdat anderen dat niet doen. Voor de effectiviteit van het pad is het beter dat je je aan de regels houdt. Heb ik eindelijk weerwoord tegen ongeduldige mopperaars die vinden dat ze er weer eens niet snel genoeg langs kunnen.

Kijkend in paadjes snap je ook waarom adaptiviteit van een organisatie een collectief vraagstuk is. Paden maak je en verleg je niet alleen. Dat gebeurt tikje voor tikje en ontstaat omdat vele voeten kleine aanpassingen volgen. Daar ruig zigzaggend doorheen is niet zo ingewikkeld. Maar je verstoort alleen het ritme op het pad, niet het pad zelf.

Nu die fietsende waaghalzen daar nog van overtuigen …

Groet, Leike

 

Ode aan mijn collega

18 april 2019


Beste Leike,
 
Onlangs las ik het prachtige ‘Odes’ van David van Reybrouck. Ik weet dat jij ook een fan van hem bent, zo veelzijdig, diepgravend en tegelijk meeslepend zoals hij kan schrijven. In Odes brengt hij een serie buitengewoon bewonderende teksten. Zo fijn om eens iemand te lezen die zonder enige terughouding, met mooie beschrijvingen en argumenten zijn lofprijzingen beeldhouwt voor muziekstukken, mislukkingen, de lente, de liefde of de poetsvrouw. Ik wou dat ik dan kon.
 
Want er is een aanleiding. Brechtje Kessener en jij hebben deze week eerste exemplaren aan mede-auteurs aangeboden van ‘Meer dan de som der delen, systeemdenkers over organiseren en veranderen.’ Wat een boek!
Al jaren organiseren jullie voor Sioo ‘de systeemweek’, een week lang leren over hoe systemen werken. Of preciezer, hoe je naar systemische samenhang kunt kijken. En nog wat preciezer, hoe allerlei systeemdenkers denken. En nog wat knapper, hoe je al die systeemdenkers weer kunt clusteren in systemen van systeemdenken.
Zo kun je daar leren dat er holistische systeemdenkers zijn, denkers die de mens in of juist niet in hun systeem denken, transitiedenkers, procesdenkers, natuurwetenschappelijke systeembeschrijvers, kritische types, groepsdynamische…
Die systeemweek was van meet af aan altijd een klein feestje met enthousiaste deelnemers die dol waren op hersengymnastiek. Zo succesvol, dat het nu twee keer per jaar georganiseerd wordt. Zo succesvol dat in mei-juni zelfs een internationale systeemveertiendaagse georganiseerd wordt.
En ondertussen, terwijl wij samen bezig zijn aan een boek over Onmacht, ondertussen maken Brechtje en jij een boek waarin zo’n veertig auteurs 38 manieren van systeemdenken beschrijven en Brechtje en jij er overzichten en in- en uitleidingen bij maken. 823 bladzijden in totaal. Waarbij je zelf een hoofdstuk over Bateson schrijft, met Marijke Spanjersberg over Margareth Wheatley en met mij samen een over Sociaal construeren en een over Taleb. En ondertussen schrijven we hier en daar ook nog een artikeltje voor een tijdschrift.
Van Simon Vestdijk werd gezegd dat hij sneller schreef dan God kon lezen. Ik weet niet welke vergelijking daar nog overheen kan. En ondertussen adviseer je klanten, geef je les en organiseer je met de linkerhand de masterclasses voor de Ambachtsschool en doe je nog veel meer.
Tot zover even een paar lofprijzingen aan mijn favoriete collega. En omdat ik weet dat je daar helemaal niet tegen kan, ga nu snel door op het boek.
 
Ik ken drie prachtige metaboeken in ons vakgebied. Boeken waarin geprobeerd wordt het vakgebied samen te vatten in grotere gehelen. In metaforen, kleuren of scholen.
Voor de organisatiekunde deed Gareth Morgan dat. In ‘Images of organization’ ordent hij de hele organisatiekundige literatuur naar onderliggende veronderstellingen. Zo laat hij zien dat sommige auteurs een organisatie eigenlijk als een machine zien, anderen als een cultuur of bijvoorbeeld een psychische gevangenis. Voor de veranderkunde maakten Léon de Caluwé en Hans Vermaak zo’n overzicht. Allerlei veranderkundige theorie werd gesorteerd in vijf prachtige setjes van aannames over wat verandering is en hoe het gaat. Hun inmiddels populaire kleurentheorie beschreven ze in ‘Leren veranderen’.
Henry Mintzberg schreef ‘Strategie safari’. Hij ordent al het denken over strategie in tien scholen, tien veronderstellingen over wat strategie eigenlijk is of zou moeten zijn. Een geestverruimend boek.
Ik denk dat ‘Meer dan de som der delen’ eigenlijk ook zo’n boek is geworden. Systeemdenkers ingedeeld in tien scholen, in tien manieren van naar systemische samenhang en ontwikkeling kijken, in tien paradigma’s. Een actueel metaboek.
 
Want wat is dat systeemdenken het onderwerp van deze tijd. De boel desintegreert met centrifugaalkrachten. We hopen op een samenbrengend oranjegevoel en op nieuwe overstijgende verhalen en idealen. Psychologen en verpleegkundigen praten over verbinden, politici willen kloven dichten, tribes worden gekampvuurd, managers willen integreren, ketens worden gesmeed, netwerken gebouwd.
En het zijn nu juist de systeemdenkers die zo mooi systemisch kunnen kijken waar de samenhang ligt, waar de relaties bestaan, hoe de krachten werken. Het biedt manieren om overspannend te denken en te zien in welk groter geheel de dagelijkse dingen passen. Wat knap om daar zo’n actueel en perspectiefrijk boek over te maken!
 
Groet,  Jaap
 
 

Ontwikkelen, ontwarren en ontregelen

7 april 2019


Beste Leike,

Herken je dat? Dat je opeens in een woord hoort waar het vandaan komt en er zo een betekenislaagje bijkomt?
Ik had dat laatst bij het door ons veelgebruikte woord ‘ontwikkelen’. Zo vaak gebruikt dat het vaak sleets iets betekent als vooruitgang, groei of zoiets. Maar als je goed naar het woord kijkt is ontwikkelen ook zoiets als afwikkelen, de wikkel er vanaf halen. Zoals je een mummie ontdoet van de lappen die eromheen zitten of zoals je een sinterklaassurprise ontdoet van de hindernissen om bij de inhoud te komen.
Dat roept de vraag op waar die wikkels dan vandaan komen. Wat maakt het ingewikkeld? Kwesties die ingewikkeld zijn hebben vaak meerdere lagen, zijn eerder veelduidig dan eenduidig. Kennen vele kanten.
Dat kunnen we goed in organisaties, dingen ingewikkeld maken. Een veelheid van geschiedenissen, belangen en bedoelingen pogen onder te brengen in constructen die vervolgens een zodanig eigen leven leiden dat ze ongrijpbaar worden.
Soms maken we de zaken zo ingewikkeld dat we echt niet meer snappen hoe het zit en dan krijgen we de kinderlijke behoefte aan een gewelddadige ingreep. De knoop van ingewikkeldheid moet maar worden ‘doorgehakt’. Het voordeel aan het doorhakken van knopen is dat het symptoom voor even verdwenen is. Het lucht op en geeft weer even ruimte.
En dat is natuurlijk direct ook het nadeel; we waren niet in staat de knoop de ontwarren, we konden geen analyse maken van de belemmering. Maar we konden hem ook niet ontwikkelen: stap voor stap werken aan de ontknoping van de ingewikkeldheid.
Dat is wel het gekke van onze taal, dat er in alledaagse woordjes zoveel betekenis besloten kan liggen als je nauwkeurig luistert. Dat ontwikkelen een mooie manier is om ingewikkeldheden tot ontknoping te laten leiden en dat het ontwarren van knopen leidt tot heel andere effecten dan het doorhakken ervan. Trager, maar misschien wel duurzamer.
Ik ben de laatste tijd wat meer gespitst geworden op gewelddadige taal in ons vakgebied. Wat daarin verstopt zit. We weten natuurlijk dat veel woorden uit het strategische vocabulaire uit de oorlogsvoeringstheorie komt. Strategie, tactiek en operatie, maar ook divisies, kwartiermakers en vooruitgeschoven posten. Soms worden ingewikkelde veranderprocessen ingericht als een ‘militaire operatie’.
Een van de woorden waar ik de laatste tijd op haak is: doorbreken. Dat moet dan vooral bij gewoonten en culturen (die natuurlijk een soort collectieve gewoonten vormen). Soms vinden we dat die gewoonten of culturen niet langer gepast zijn en dat ze anders moeten, dan moeten ze worden doorbroken. En vaak is het iemand van buiten die dat moet doorbreken; hij moet ervoor zorgen dat de gewoonte stopt. Ik vraag me dan weleens af hoe dat gaat, dat zorgen dat anderen stoppen met ingesleten, vertrouwd en succesvol gedrag. Bij doorbreken zie ik allerlei duw- en trekwerk voor me, onbegrip, machteloos gedoe, ruzie.
Daarom gebruik ik zelf steeds vaker het woord ‘ontregelen’. Kunnen we proberen oude gewoonten of ineffectieve cultuurelementen te ontregelen? Verwarring toevoegen die vraagt om een nieuw antwoord? Een klein duwtje ergens geven waardoor het systeem naar een ander evenwicht gaat zoeken? Een simpele vraag stellen waardoor er een balletje gaat rollen? Ik weet het ook niet precies, maar ontregelen lijkt me een stuk respectvoller en dan doorbreken. Zo ontwikkel en ontwar je door de ontregelen.
 
Groet, Jaap

IK SCHREEF EEN ‘BESTE’ OMDAT IK EEN BEETJE BOOS BEN

24 maart 2019


Beste Jaap,
 
 
Die verkiezingsuitslag van deze week, daar vind ik wat van. Maar daar wil ik het niet over hebben. Waar mensen hun stem op baseren, daar wil ik het wel over hebben. Ik heb mensen horen zeggen dat ze op Baudet stemmen omdat hij tenminste iets voor elkaar krijgt. Ze hebben het dan echt over de man die wij Nederlanders een prima salaris betalen om een functie in de Tweede Kamer te vervullen, waar hij nooit is. Ik zie dat Groningen op Baudet stemt, terwijl hij de gaswinning gewoon wil laten doorgaan. Uit analyses blijkt dat er ook vrouwen op hem stemmen, terwijl hij ons zo typeert en kwalificeert dat je bijna zou denken dat hij ons te dom vindt om te stemmen.
Hoe kan dit?
Er zijn vast heel veel verklaringen voor: de proteststem, je eindelijk gehoord voelen in je frustratie, je niet echt verdiept hebben, de hoop dat het anders kan. Wil ik het ook niet over hebben.
Maar wel over de rol van de media. Want welke overwegingen mensen ook hebben, ze zullen die toch gebaseerd hebben op wat ze van Baudet (en de andere politici) gezien en gehoord hebben. Maar wat hebben ze eigenlijk gezien? Ze zien wat media ons voorschotelden. En dat kun je toch niet een echt beeld van Nederland en de Nederlandse politiek noemen.
 
In ons vak hebben we het steeds over de systeemwereld en de leefwereld. De leefwereld is de wereld waarin we leven, de systeemwereld bevat de mechaniekjes waarmee we de leefwereld regelen. We zien vaak dat de systeemwereld niet goed is aangesloten op die laatste waardoor organisaties wegbewegen van de bedoeling, niet meer doen waar ze voor zijn, maar doen wat in de systeemwereld gemeten moet worden. Ik denk dat die kloof tussen systeem- en leefwereld onschuldig is vergeleken met een andere kloof: die tussen de (social-)mediawereld en de leefwereld.
De kloof tussen het echte leven en wat we zien in de media is groot. De social-mediawereld zorgt niet voor samenhang, maar voor splijting.
 
Bateson zei ooit ‘information is the difference thats makes a difference’. De media weten dat heel erg goed. Nieuws is geen nieuws als het nuance laat zien, of de complexiteit, veelheid en rommeligheid van het echte leven. Om het verschil zichtbaar te maken, kiezen media vaak voor rellerige items, extreme standpunten, uitvergrotingen of spektakel. Dat zorgt voor kliks en kijkcijfers.
Maar daarmee ook voor een heel specifieke kijk op de leefwereld. Eentje die vertekent, eentje die de nuance waarin we met elkaar leven weghaalt.
 
Ik wil zo graag dat de kloof tussen social-media en leefwereld kleiner wordt. De uitslagen, niet alleen van de verkiezingen, maar ook in onze opinies, onze meningen over elkaar, worden er veel groter door dan ze in het echte leven zijn. Ik wil nuance terug, ik wil graag dat ook zichtbaar wordt hoe goed we met elkaar samenleven, hoe goed het ons gaat, hoe knap we vraagstukken oplossen, hoe op kleine schaal ingewikkelde dingen opgeloste worden en we oplossingen aan het vinden zijn voor lastige vraagstukken, hoe de politiek verschillen overbrugt door keuzes te maken. Ik wil liever welgeïnformeerd zijn dan sensationeel geïnformeerd.
 
En die uitslagen waar ik het niet over wilde hebben? Ik heb er alle vertrouwen in dat onze democratische systeemwereld prima in staat is om de extreme uitslag een beetje in evenwicht te houden. Daar is ie op gebouwd en daar ben ik dan weer heel blij mee.
 
Groet, Leike

Flitsvertrouwen

19 maart 2019


Beste Jaap,
 
 
Er is een vorm van vertrouwen dat te paard komt: ‘swift’ trust, flitsvertrouwen. Flitsvertrouwen ontstaat snel en al in een vroeg stadium van onderlinge samenwerking; in situaties waarin noch sprake is van trust, noch van confidence. Het kan ontstaan in situaties waarin er geen mogelijkheid is om te bouwen aan ‘evidence based’ vertrouwen. In tijdelijke teams bijvoorbeeld, of in onzekere situaties. Of in situaties waarin je alleen virtueel contact met elkaar hebt.
Flitsvertrouwen ontstaat omdat mensen elkaar het voordeel van de twijfel geven op basis van een inschatting van elkaars ‘waarde’ en kwaliteiten. Die inschatting maken we op basis van sociale aannames en omdat we niet altijd tijd hebben of nemen om de vertrouwensbasis goed te onderzoeken. Het mooie daarvan is dat we die aannames graag bevestigd zien, dus in de eerste instantie zoeken we naar bevestiging van die aannames en niet naar de ontkrachting ervan.
 
Met al die tijdelijke teams die onderdeel zijn van nieuwe manieren van organiseren is flitsvertrouwen superhandig. Het lijkt een heel bijzondere vorm van ‘trust’, vertrouwen in de ander. Zou het de vorm van vertrouwen kunnen zijn waarmee je gebrek aan confidence, het vertrouwen in de voorspelbaarheid van je omgeving, kunt compenseren? In situaties van verandering bijvoorbeeld, als die context in verandering is?
 
Maar flitsvertrouwen blijft geen lang leven beschoren als het niet geschraagd wordt door twee dingen: ervaring dat het vertrouwen niet tot teleurstelling leidt, en het ontstaan van groepsnormen die de bedding gaan vormen voor groepsgedrag. Met beide wordt dat vertrouwen dat er in een flits was steeds verder verstevigd en omgebouwd naar zowel het vertrouwen in de ander als vertrouwen op de context waar mensen werkzaam zijn. Zonder dat verdwijnt het ook weer snel.
 
Flitsvertrouwen lijkt dus op een vorm van vertrouwen dat te paard komt, maar ook te paard gaat. Zou dat de reden zijn dat het in tijdelijke teams toch vaak niet lukt om vertrouwen vast te houden?
 
Groet, Leike

Vertrouwen als gelaagd verschijnsel

10 maart 2019


Beste Leike,
 
Een volkswijsheid luidt dat vertrouwen te voet komt en te paard verdwijnt. Het is sneller vernietigd dan opgebouwd.
Ik vertelde onlangs weer ons onderscheid in drie lagen vertrouwen aan een groep uit een organisatie waarin het vertrouwen per sneltrein was afgevoerd.
 
De bovenste laag van vertrouwen noemen de Engelsen confidence. Het maakt dat je erop kunt vertrouwen dat je context, het systeem waarin je je bevindt voorspelbaar is. Je kunt erop vertrouwen dat het werkt zoals je verwacht. Anderen houden ook rechts in het verkeer, je bankrekening raakt niet leeg door een bankroof, het eten uit de winkel bevat geen gif. Het is een vorm van vertrouwen die we ‘for granted’ nemen. Eli Asser schreef er het prachtige lied op dat ik op het einde verkort bijvoeg.
De relatie met anderen krijgt vorm in ‘trust’. Ten aanzien van specifieke mensen durf je je afhankelijk te maken. Je vertrouwt een vriend een geheim toe omdat je ‘weet’ dat hij dat niet zal beschamen. Je laat je tandarts toe in je mond met enge apparaten omdat je erop vertrouwt dat zij vakbekwaam is. Je werkt samen met een collega aan een klus en vertrouwt erop dat zij haar onderdeel goed doet.
De derde laag is individueel. Dit gaat om het vertrouwen in jezelf. Dat je van jezelf weet dat je je hier wel uit redt. Dat je een moeizame werkconferentie wel tot een goed einde brengt of zonder beenbreuk een zwarte piste afdaalt.
 
Ook nu merkte ik dat dit onderscheid mensen veel inzicht geeft in de gelaagdheid van vertrouwen in hun eigen organisatie.  En al uitleggend en het gesprek erover voerend ontdek ik ook steeds meer hoe die lagen in organisaties samenhangen.
 
Als het systeem minder betrouwbaar wordt en je niet meer zeker weet of de wereld om je heen wel werkt zoals je dacht dat die werkte, dan moet je het hebben van vertrouwde relaties. Als het rechtssysteem niet betrouwbaar of willekeurig is, neem je het recht in eigen hand.
Ook zelfvertrouwen helpt om je minder kwetsbaar te weten in onzekere relationele of systeemcontext.  Je spierballen, intelligentie of goedgebektheid hielpen je al dikwijls uit moeilijke situaties.
Zo redeneerden we ook al dat een toenemende confidence ruimte schept om met minder te vertrouwen anderen samen te werken. Er ontstaat immers een bedding om conflicten in op te lossen. Wat op de ene laag ontbreekt moet dus gecompenseerd worden op een andere laag.
 
Maar ik zie opeens ook dat die drie lagen elkaar ook kunnen versterken. Zowel zelfvertrouwen als confidence kunnen ertoe leiden dat je een ander gemakkelijker vertrouwen kunt schenken. Je redt je er immers wel uit als het misloopt.
En zoals het met vertrouwen in de ander gaat; dit is vaak wederzijds en elkaar versterkend. Geschonken vertrouwen levert vaak teruggeschonken vertrouwen op.
Omgekeerd zijn succesvolle vertrouwensrelaties een goede impuls voor je zelfvertrouwen. Het lukt je immers (samen met anderen) goede dingen voor elkaar te krijgen.
Alleen dat confidence, dat heeft tijd nodig. Zo snel bouw je geen vertrouwde, nieuwe context waarin regels, vanzelfsprekendheden, machtsverhoudingen helder en betrouwbaar zijn.
 
Misschien gaat het spreekwoord vooral over confidence. Misschien komt dat te voet terwijl het te paard weer gaat.  Maar zou het zo kunnen zijn dat trust te paard kan komenin een context met veel confidence? Zou dat dan niet een mooie ingang zijn voor het opbouwen van vertrouwen?
 
Groet, Jaap
 
Als Je Mekaar Niet Meer Vertrouwen Kan
Auteur: Eli Asser
 
Stel voor dat ik netjes mijn plicht doe
Ik wil naar Edam, naar mijn nicht toe
Maar de treinmachinist is een vreemde sardist
En die rijdt voor de gein naar Maastricht toe
Het resultaat zou zijn, ik nooit meer met de trein, want

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Ik wil in de winkel wat kopen
Pak de lift in plaats van te lopen
Ineens staat hij stil en hoe hard ik ook gil
Pas na zes weken doen ze hem open
Ik denk wel even na voor ik daar weer binnen ga, want

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

De hardloopster, Nellie van Norden
Versloeg elke vrouw op de horde
Toen bleek ze een heer, want ze was op een keer
Als baby verwisseld geworden
Je twijfelt aan je geest, wanneer je zoiets leest

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Ik vlieg op mijn zomeradres an
Ineens komt daar de stewardess an
Stap maar uit boven zee, je mag niet verder mee
Want het reisbureau is op de fles, man
Ja zeg op die manier is vliegen geen plezier, want

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

Stel nou voor d’r breekt ergens een brand uit
En de brandweerlui steken geen hand uit
De politie komt ook, maar bij het zien van de rook
Rijdt ‘ie haastig de andere kant uit
Dan zeg ik: het word tijd voor een andere overheid want

Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Waar blijf je dan, zo is het toch, meneer
Als je mekaar niet meer vertrouwen kan
Dan blijf je nergens meer

 

Omgaan met onvoorspelde gebeurtenissen

25 februari 2019


Beste Jaap,

Ik kijk op dit moment op Netflix naar La Casa de Papel, over een overval op de rijksmunt van Spanje. Een fantastische serie over een groep mensen die besluit tot een overval waarbij ze de sympathie van het publiek willen winnen en er toch met een enorme buit vandoor willen gaan. Door geld te drukken tijdens de bezetting steel je eigenlijk van niemand… De leider van de bende heeft alles jarenlang helemaal uitgedacht, maar dan ook echt helemaal. Niks aan het toeval overgelaten, alles nauwgezet voorbereid, stapje voor stapje.

Als de overval echt plaatsvindt, gaat er natuurlijk toch vanalles fout en het toeval blijkt meer verrassingen in petto te hebben dan ze vooraf konden bedenken. Je ziet hoe de hele groep, elke individu, daar steeds weer op moet reageren. Dat doen ze soms handig, soms duikt er door de oplossing weer een nieuw probleem op.
Voor als je het wilt zien, met elke toevallige gebeurtenis krijgen de karakters meer diepte en rafelrandjes en dat maakt de serie extra mooi.

Maar dat is niet waarom ik dit aan je schrijf. Ik bingewatch deze serie in de tijd dat de kamer ontploft over foute energiecijfers en een verkeerde berekening van het Planbureau voor de Leefomgeving. Diep verontwaardigd zijn onze kamerleden omdat de energierekening hoger uitvalt dan de prognoses van het PBL. Alsof een berekening, toch een soort toekomstvoorspelling, een doelstelling is. (En dan laat ik de schuldvraag en het gedoe daarover nog even buiten beschouwing.)
En toen kwam deze week ook nog het nieuws dat het KNMI een fout heeft gemaakt met het afstellen van apparatuur voor het meten van de Groningse aardbevingen. Een kleine fout, die geen grote consequenties heeft, benadrukt het KNMI, maar heel Den Haag gaat los op dat er een fout gemaakt is. Wiebes zegt zelfs dat hij wel begrip heeft voor het wantrouwen ten opzichte van Den Haag.

En daar zit ik dan, voor de tv, met die twee volledig uiteenlopende reacties op onvoorspelde gebeurtenissen. Een serie waarin de hoofdpersonen adequater reageren op dat dingen anders uitpakken dan bedacht, dan de spelers in de Haagse soap.
Haagse smetvrees is het: de werkelijkheid is plakkeriger en gevaarlijker voor je verkiezingswinst dan je met cijfers dacht bezworen te hebben.
Misschien moeten we het wat spannender maken voor de Haagse Kaastolp, iets waardoor ze zich meer realiseren dat als voorspellingen en werkelijkheid niet synchroon lopen dat je er dan iets mee moet, in plaats van er verontwaardigd over zijn.
Maar om ze nou Joh. Enschedé te laten overvallen …

Groet, Leike

Draagvlak

8 februari 2019


Beste Leike,
 
Rond het klimaatbeleid zie je een aantal politieke partijen worstelen met de veranderkundige vraag. Hoe krijg je ingrijpende veranderingen gerealiseerd terwijl je aan de macht kunt blijven? Onverhuld spreken de regeringspartijen VVD en CDA zich uit dat ze alleen aan klimaatmaatregelen willen denken als er draagvlak voor is.

 
Weet je nog dat we in Onderweg het thema draagvlak bij verandering belichtten? We schreven er dit over:

“Draagvlak creëren is een begrip dat stamt uit de politiek. Als je draagvlak creëert zoek je naar ondersteuning voor jouw verandering. Je doet dat door te onderzoeken wie jouw verandering wil steunen, omdat hij er belang bij heeft. Je verbindt dus mensen aan jouw verandering.
… Bij draagvlak creëren zoek je de belangrijkste partijen die jouw veranderidee mogelijk helpen maken.
 
Het begrip draagvlak introduceren in de veranderinteractie is niet altijd garantie voor succes. Met het creëren en zoeken van draagvlak haak je aan op de machtsdynamiek in het sociale weefsel, en op de politieke kant van betekenisgeving. Juist de politieke connotatie van het begrip draagvlak kan politiek gedrag uitlokken. Een spel van onderhandelen, verhullen, politieke correctheid en binnenhalen van deelsuccessen voor de eigen achterban kan dan dominant worden. Daarmee loop je het risico dat niet de verandering centraal staat, maar het positioneringsspel over de verandering.“
 
Draagvlak is geen statisch gegeven. Het wordt beïnvloed door wat gezaghebbers zeggen en doen en door berichtgeving in de media.
Zeggen dat er geen draagvlak is, is daarom geen constatering, maar een -al dan niet bewuste- ondermijning van het draagvlak dat er wel is.  Je negeert bijvoorbeeld al die jongeren die deze donderdag de gemiddelde leeftijd in Den Haag enorm naar beneden brachten en al die wetenschappers en schooldirecteuren die dat ondersteunden.
En dat gebeurt tegen een achtergrond waar de grootste krant van het land roept dat er eigenlijk geen klimaatprobleem bestaat en paniek zaait over de betaalbaarheid van de klimaatmaatregelen voor gewone mensen. En het gebeurt tegen de achtergrond van komende verkiezingen voor de Eerste Kamer waardoor politici dagelijks met geknepen billen de opiniepeilingen analyseren om te kijken welke gaten in de kiezersmarkt aangeboord kunnen worden met een goedgekozen oneliner.
Door steeds te roepen dat er draagvlak nodig is, wordt de vrees uitgelokt dat er iets verschrikkelijks te gebeuren staat als we de ‘klimaatdrammers’ (aldus de fractievoorzitter van de VVD) hun gang laten gaan. Zo zien we dat de regering niet de leiding neemt, maar deze uit handen geeft aan de opiniepeilers en een ochtendblad met een eigen agenda.
 
Het lijkt zo eenvoudig. Alsnog een CO2-heffing voor de industrie invoeren maakt dat je de verandering voor burgers overzichtelijker en acceptabeler kunt maken. Niet alleen wordt de opgave voor de burgers kleiner, de last wordt ook eerlijker verveeld. En als we een ding zeker weten als het over acceptatie van ongemak gaat, is het wel dat eerlijk verdelen van de last enorm helpt.
Dat is wel goed voor het draagvlak. Roepen dat het er niet is, niet.
 
Groet, Jaap
 

Schoolcijfers

24 januari 2019


Beste Jaap,
 
Jij gebruikte ooit een prachtig voorbeeld om aan te geven hoe iets abstracts op verschillende niveaus van organiseren iets compleet anders betekent. Een rapportcijfer is voor de leraar iets anders dan voor de leerling, zijn ouders, de schooldirecteur, het bestuur van de scholengemeenschap of de inspectie. Voor de leraar en de ouders betekent de 5 van Wouter wellicht een enorme stap in zijn leren, omdat het voorheen een 3 was en Wouter heel hard heeft moeten werken voor die 5. Voor de schooldirecteur is het een indicator in het managementdashbord en een marketingtool in de werving. Voor de inspectie een indicatie van het functioneren van de school.
Het cijfer wordt steeds een abstractie van iets anders. De directe koppeling met het kind erachter verdwijnt.
 
We hebben die abstracties nodig om in grotere systemen te kunnen verwijzen naar iets concreets. Net zo goed als dat we in een land van veel mensen een kleine groep nodig hebben die ons vertegenwoordigt en die gemachtigd is om keuzes te maken en besluiten te nemen waar we met zijn miljoenen nooit uitkomen.
Die kleine groep heeft onvermijdelijk te maken met voortdurende abstracties. Het hoort bij hun taak om daar wijs mee om te gaan.
 
Des te pijnlijker als die abstracties gebruikt worden voor kiezersmarketing. Voor het vergroten van het eigen politieke marktaandeel. Retailmentaliteit in de politiek. Makkelijke meningen op ooghoogte, de moeilijkste op de laagste schappen en dat wat je kwijt moet bij de kassa voor de impulsaankopen. Marketingtechnieken gebruiken om je boodschap over tafel te krijgen. Stunten met klimaat en kinderpardon.
 
Dan moet ik altijd aan jouw voorbeeld denken. Achter die abstracties zitten immers echte kinderen die in onzekerheid leven en naar nog grotere onzekerheid verbannen worden, echte onomkeerbare klimaatschade. Een kinderpardon of een klimaatmaatregel betekent in de echte wereld iets heel anders dan potentiële verkiezingswinst. Het vraagt echte oplossingen, zoals het oppakken van dat eindeloos maar niet goed georganiseerde toelatingsproces voor asielzoekers, zodat dit soort schrijnende situaties niet meer kan. Of het maken van pijnlijke klimaatkeuzes, ook als dat betekent dat de gevestigde macht daar wat van voelt. Veranderingen die patronen doorbreken en helpen schadelijke neveneffecten te verminderen in de echte wereld, niet die onder je eigen politieke kaasstolp.
We hebben beslissingen nodig die niet makkelijk zijn maar wel moeten. We hebben geen reclame-acties nodig waarin die vraagstukken alleen maar figureren om stemmen te winnen.
 
Kan jij het ze niet een keer uitleggen met je voorbeeld? Misschien dat ze het dan begrijpen?
 
 groet, Leike

De markt als organiserend principe

13 januari 2019


Beste Leike,
 
Snap jij nou hoe dat zit met die liberalen die het marktmechanisme zo bewonderen? Die erin geloven dat de markt altijd leidt tot eerlijke verdeling, voorspoed en efficiency?
Ik snap die redenering wel, maar ik ben zo verbaasd dat degenen die er zo voor pleiten dat opeens niet doen als het om het klimaat gaat.
Zo vinden zij het niet nodig dat vliegen aan dezelfde voorwaarden voldoet als andere vormen van vervoer, namelijk door accijns en BTW over brandstof te betalen. Het gevolg is dat je voor een paar tientjes naar Barcelona vliegt en een veelvoud kwijt bent als je hetzelfde stuk met de trein wilt doen. Dat is dan toch geen eerlijke concurrentie? En bovenal, het leidt ertoe dat het halen van de normen van Parijs verder weg raakt.
Zo zijn diezelfde liberalen ook geharnaste tegenstanders van rekeningrijden. Waar alle verkeerskundigen het erover eens zijn dat er maar een manier is om de mobiliteitsbehoefte te reguleren (door het rijden op sommige plaatsen en op sommige momenten duurder te maken), bedenken de liberalen dat dat niet eerlijk zou zijn. Dan zou het te duur worden om met een auto naar je werk te gaan. Let op: dat zo’n marktmechanisme niet eerlijk zou zijn… En dus leggen we nog meer asfalt aan en vervuilen meer auto’s meer.
En zo willen die liberalen ook niet dat de industrie (de grootste vervuiler) een CO2-heffing gaat betalen. Gewoon een bedrag per ton uitgestoten CO2, de vervuiler betaalt. Ook hier zijn alle wetenschappers het erover eens dat dat een buitengewoon effectief middel is om de uitstoot terug te brengen en de kosten te leggen bij de vervuiler. Hele simpele marktwerking.
Drie voorbeelden van hoe marktwerking zou kunnen helpen om het klimaat niet nog veel verder uit de hand te laten lopen.
 
Maar voor nutsvoorzieningen, daarvoor is de markt blijkbaar een topidee.
Zo proeven we de vruchten van de marktwerking in de zorg, hebben we de Postbank overgedaan aan de ING, verkochten we de energiebedrijven aan buitenlandse marktpartijen, is de top van KPN (vroeger staatsbedrijf der PTT) inmiddels geheel gevuld door buitenlanders die alleen naar aandeelhouderswaarde kijken. En wordt het internet geheel gedomineerd door Amerikaanse bedrijven. Allemaal nutsvoorzieningen waar we als burgers eigenlijk geen dag zonder kunnen.
Ik geloof nu toch dat ik de rode draad zie. Voorzieningen voor burgers kunnen het beste naar de markt, maar voor klimaatmaatregelen zou de markt veel te effectief zijn.

Wat hoop ik toch dat de kiezersmarkt dit snel doorziet en afstraft, met 130 kilometer per uur.
 
Groet, Jaap

Organisatievragen